Brusselaar Olivier Dwek ademt kunst, of hij nu zijn petje van architect, decorateur, kunstadviseur of curator opzet. Zijn eerste monografie, bij het prestigieuze Rizzoli New York, is zonet verschenen.
Noem het gerust een statement. Meestal tonen architecten in hun eerste internationale monografie zoveel mogelijk projecten. Puur om te bewijzen hoe breed de schaal van de opdrachten is die ze aankunnen. De Brusselse architect Olivier Dwek zag dat anders. Ook al kreeg hij zijn belangrijke monografie gepubliceerd bij de vermaarde New Yorkse uitgeverij Rizzoli, toch zette hij er maar negen realisaties in. Waardoor je je meteen afvraagt: heeft Dwek na 15 jaar maar zo weinig materiaal te tonen?
‘Ik had evengoed 20 projecten kunnen selecteren. Maar dan was mijn boodschap niet zo sterk. Voor dit boek heb ik mijn portfolio heel scherp gecureerd. Ik toon alleen de projecten waarin ik het verst ben kunnen gaan’, zegt hij.
Kijk naar Victor Horta
In Dweks taal betekent dat: projecten waar hij zijn zeg had over de architectuur, het interieur, het meubilair én de kunst- of designcollectie. Die grand écart van bevoegdheden maakt hem moeilijk te klasseren. Moeten we hem eigenlijk architect, decorateur, kunstadviseur, smaakmaker of curator van collecties noemen?
‘Ik voel me in de eerste plaats architect. Maar ik speel mee in drie à vier disciplines tegelijk, omdat ik vind dat die allemaal gelinkt zijn’, zegt hij. ‘Noem me alstublieft geen artistiek dictator, want dat ben ik niet. Elk project blijft een quatre-mains met de klant. Maar voor mij is het wel evident dat ik ook het interieur aanpak. Kijk naar Victor Horta. De Brusselse art-nouveau-architect ontwierp zowel de façade, het meubilair, het zwierige smeedwerk als de kleinste interieurdetails, zoals de deurkrukken of de deurbel. In het Barcelonapaviljoen van Ludwig Mies van der Rohe is er geen verschil tussen binnen of buiten: alles loopt naadloos in elkaar over. Je kunt je toch niet inbeelden dat daar een andere interieurarchitect aan te pas zou komen?’
‘Het enige verschil tussen architectuur, interieurarchitectuur en design is de schaal. Architectuur met een grote A gaat altijd over de wisselwerking tussen binnen en buiten. Het is een dwaling om architectuur en interieur los te koppelen van elkaar, want die twee moeten perfect op elkaar zijn afgestemd. Je wil toch ook niet dat één portretkunstenaar je gezicht schildert en een andere de rest van je lichaam?’
Te krappe Rothko
Dat hij portretkunst aanhaalt, is geen toeval. Dwek is al sinds zijn tienerjaren een enorm kunstliefhebber én voortreffelijk modeltekenaar. ‘Ik verslond biografieën van alle impressionisten en postimpressionisten die ik kon vinden. En op mijn achttiende kon ik even gedetailleerd portretten schetsen als Robert Longo. Ik had evengoed kunstenaar kunnen worden. Maar mijn ouders zagen een opleiding kunst of kunstgeschiedenis niet zitten, dus werd het architectuur.’
Zijn liefde voor kunst is echter nooit weggegaan. ‘Sinds ik in 2000 mijn eigen bureau oprichtte, is ze alleen maar heviger geworden’, zegt Dwek. ‘Mijn klanten die ook met kunst bezig zijn, voelen dat. Ik ben zelf al jaren een gepassioneerd verzamelaar. Dus ik weet heel goed wat een kunstwerk architecturaal nodig heeft om tot zijn recht te komen. Architectuur is er om kunst te ensceneren, valoriseren, belichten en uit te balanceren in de ruimte.
Mijn theorie is: een goed kunstwerk straalt af op de ruimte. En architectuur interageert onzichtbaar veel meer met kunst dan je zou denken. Hang een Rothko te hoog aan een te krappe muur waar je te weinig recul hebt, en hij verliest al zijn kracht.’
'Aan het Guggenheim in Bilbao voel je dat Frank Gehry niks van kunst snapt. 'Olivier Dwek
Voor Olivier Dwek is de Zwitserse Fondation Beyeler een schoolvoorbeeld van hoe architectuur kunst kan optillen. ‘Renzo Piano heeft het helemaal begrepen: hij gebruikt zenitaal zonlicht om de zalen te verlichten via regulerende lamellen en lampen aan het plafond. Passeert er een wolk, dan compenseert de verlichting die schaduw. Is er plots felle zon, dan dimt het licht automatisch. Als toeschouwer overvalt je een gevoel van sereniteit, omdat het licht er zo continu is. Aan het Guggenheim in Bilbao voel je dat Frank Gehry niks van kunst snapt. Hij bouwde zijn eigen sculptuur en die verplettert de kunst compleet. Alleen Richard Serra’s cortenstalen platen komen in zo’n gebouw nog tot hun recht.’
Of Dwek nooit zelf droomt van een gebouw om zijn privécollectie in te tonen? ‘Ik woon liever tussen mijn werken. Mij met kunstwerken kunnen omringen is mijn grote geluk: ze dagen me dagelijks uit: visueel, filosofisch en intellectueel.’
Van Louis Vuitton naar Zante
Ook al mocht Dwek op zijn 28ste al de Brusselse Louis Vuitton-boetiek verbouwen, toch staan in deze monografie geen winkels, kantoren of commerciële realisaties. Wat wel opvalt: drie van de negen geselecteerde projecten zijn gebouwen voor privékunststichtingen of -kunstverzamelingen. Als je daarvoor 57 van de 216 pagina’s reserveert in je monografie, dan kun je toch van een specialisatie spreken?
‘Ik hou niet van het woord specialist, want ik ben geen arts of chirurg. Maar misschien wel een chirurg van ruimte en licht’, zegt Dwek. ‘Momenteel werken we in hartje Parijs aan een gebouw voor een kunststichting van een bekend verzamelaar. Als ik zo’n foundation ontwerp, gum ik mezelf niet weg. Maar de architectuur moet wel ten dienste blijven staan van de verzameling.’
Interieur en architectuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je wil toch ook niet dat één portretkunstenaar je gezicht schildert en een andere de rest van je lichaam?Olivier Dwek
In die optiek is het logisch dat Dwek zich in zijn werk meer laat inspireren door kunstenaars dan door andere architecten. ‘Als kunst of architectuur louter om esthetiek draait, is het een doodgeboren kind’, zegt Dwek. ‘Was Picasso’s ‘Les Demoiselles d’Avignon’ alleen maar mooi, dan was het nooit een icoon van de MoMA-collectie geworden. Vandaar dat ik in mijn architectuur alle gratuite gestes resoluut schrap.'
'Ik vertrek, zoals een kunstenaar, altijd van een wit blad, waarop ik zo minimaal mogelijk ruimtes creëer met natuurlijk licht. Soms is mijn architectuur niet meer dan een kadrering van een uitzicht, zoals mijn ‘Silver House’ op het Griekse eiland Zante. Dat panorama is daar het ultieme kunstwerk. De oude Grieken keken er 2000 jaar geleden ook al naar, waarom zou ik daar mijn stempel op drukken?’
Ambitie
In zijn monografie neemt Dwek de kijker mee naar somptueuze projecten in Griekenland, Parijs, Knokke en Brussel. De internationale ambitie spat van het boek, vandaar ook de keuze voor Rizzoli New York als uitgeverij. ‘Arne Jacobsen tekende prachtige gebouwen in zijn thuisland Denemarken. Maar hij werd pas wereldberoemd toen hij zijn meubels wereldwijd begon te verkopen’, weet Dwek. ‘Als je uit een klein landje komt, moet je talent exporteren.’ Net daarom is dit boek een belangrijke stap. Wedden dat er een meubellijn volgt?