Kunsthandelaars Guy en Linda Pieters wachtten twintig jaar om hun Knokse droomwoning, La Belle Equipe, te kunnen kopen. Kijk binnen in hun villa vol kunst.
We zijn nog maar twee stappen ver in zijn Knokse privéwoning, of Guy Pieters lost al het grote nieuws: hij verhuist naar de Natiënlaan. ‘Ik ben er superenthousiast over, merk je het?’ Wie Knokke binnenrijdt langs die toegangsweg, moet aan de rechterkant eens letten op zijn bouwwerf. Vlak naast De Puydt Haarden is de kunsthandelaar een XXL gebouw van duizend vierkante meter aan het optrekken. Hier komen zijn galerie, maar ook zijn kantoren, een opslagplaats en een evenementenruimte. ‘Ik ben zeventig. Je moet goed zot zijn om op die leeftijd zo’n avontuur te beginnen. Maar ik heb nog de ambitie om te springen. Wat moet ik anders doen? Mijn cliënteel zien verouderen samen met mij? Een stap opzijzetten en met pensioen gaan? Dan zet ik liever een stap richting de nieuwe generatie. Ik wil de handdoek nog niet in de ring gooien. Bij leven en welzijn zeg ik er tegenwoordig bij, want overmorgen kan het afgelopen zijn.’
Steve Jobs achterna
Pieters verhuist zijn kantoren én zijn stock van Sint-Martens-Latem naar de minimalistische nieuwbouw. Het ontwerp kwam van zijn overbuurman, Piet Bailyu, de bekende Knokse architect die onder meer ook de hoofdzetel van RR Interieur – eveneens aan de Natiënlaan – tekende. ‘Het interieur zal worden ontworpen door Crash Studio. Pas over anderhalf jaar zal alles af zijn’, zegt Pieters. Er zijn exporuimtes voorzien van vijf meter hoog. Maar ook een ondergrondse depotruimte, die zuurstofarm is, zodat er geen brand kan uitbreken. Plus een ‘viewing room’, waar Pieters specifieke werken kan tonen aan individuele klanten.
‘In het nieuwe gebouw draait het helemaal niet meer om kunst alleen. Er komt ook een verschuifbaar ledscherm van zes bij acht meter, geïnspireerd op het paviljoen van Saoedi-Arabië op de jongste wereldtentoonstelling in Dubai. In die ledruimte willen we geregeld topsprekers uitnodigen, uit allerlei domeinen: van artificiële intelligentie over robotica tot hightech hartchirurgie. Zo’n lezing moet dynamisch gebracht worden, zoals Steve Jobs indertijd zijn iPads of iPhones voorstelde. Die specialisten komen spreken over interessante thema’s. Niet per se over kunst. Gewoon iets nieuws wat mijn klanten én een nieuw publiek kan boeien.’
‘Ik geloof niet meer in de klassieke formule van de kunstgalerie’, zegt Pieters verrassend. ‘Ik wil voorlopen en kunst tonen in een vernieuwend kader. Ik heb het zelf ondervonden: vernissages van klassieke galerietentoonstellingen lokken niet veel publiek meer. Vroeger kwam er tweeduizend man af op de opening van een Christo-show. We lieten de champagneflessen per driehonderd aanrukken. Nu mogen we van geluk spreken als er honderd man is. We moeten vernieuwend uit de hoek komen om het publiek weer binnen te halen.’
Uitputtende afterworks
De nieuwbouw van Pieters past in zijn integrale Knokke-move. Hij heeft hier niet alleen drie galeries (twee op de Zeedijk, die in de zomer van 2024 worden samengevoegd, en één op het Albertplein), hij woont nu ook permanent aan zee. ‘Ons huis in Sint-Martens-Latem is verkocht. Dertig jaar hebben we daar gewoond. Maar ik moet zeggen: ik mis het niet’, zegt de kunsthandelaar. ‘In Knokke hebben we al een buitenverblijf sinds januari 1983. Maar nu we inwoners zijn en geen tweedeverblijvers is ons sociaal leven plots veel drukker. De middenstand hangt hier goed samen. De afterworkdrinks zijn uitputtend. We voelen ons hier meer op ons gemak dan in Latem, ook al werken we nog hard. We fietsen ook veel meer. Op de modderige wegeltjes in Latem moest je dat niet proberen. Precies Parijs-Roubaix.’
Guy en Linda Pieters zijn niet alleen een mooi team, ze wonen nu ook in Villa ‘La Belle Equipe’. ‘Twintig jaar lang hadden we een huis hier schuin tegenover. Maar we droomden er altijd van om in ‘La Belle Equipe’ te wonen. In 1988 hadden we de kans om de klassieke Knokse villa te kopen, maar toen hadden we de middelen niet. Vijf jaar geleden zag ik toevallig in de krant dat het huis weer te koop kwam. Deze keer lieten we de kans niet passeren. We kochten het in een wilde bui. En we betaalden eigenlijk te veel.’
Buiten de comfortzone
De woning ‘La Belle Equipe’ is ontworpen door de Nederlandse architect Jean de Wit van der Hoop (1880-1936). Hij realiseerde in de vroege twintigste eeuw een tiental beeldbepalende woningen in Knokke, waaronder een waar graaf Maurice Lippens woont. Je kunt moeilijk naast de villa kijken: er staan monumentale hedendaagse beelden in de voortuin. Geregeld zie je er toeristen foto’s maken bij de cortenstalen bogen van Bernar Venet. Of bij de gigantische ‘Calix’-drinkbeker van Kris Martin. Al is dat beeld intussen tijdelijk gewisseld met een ‘Venus’ van Jim Dine: de bronzen sculptuur waarvan ook een exemplaar op 6th Avenue in Manhattan, New York, staat.
Linda en Guy Pieters renoveerden hun woning met Stephane Boens, de Latemse architect met wie ze ook al in Sint-Martens-Latem en Saint-Tropez samenwerkten. ‘Maar deze keer was de opdracht echt buiten zijn comfortzone’, zegt Pieters. ‘We wilden niet zijn klassieke stijl, maar meer een mid-century sfeer.’ Voor het interieur werkten ze dan weer níét met Boens. Ze schakelden zowel Rik Ruebens (RR Interieur) als interieurarchitecte Brigitte Garnier in.
De kunst aan de muren kozen Linda en Guy Pieters uiteraard zelf. ‘Het is puur onze privécollectie. Niets is te koop. Het zijn daarom niet de waardevolste werken, wel souvenirs van ons parcours in de kunst, de voorbije vijftig jaar’, zegt Pieters. ‘Kijk naar die ingekaderde brief daar. Jean Tinguely stuurde me die vanop zijn sterfbed in 1991. In de brief bedankte hij ons voor het opsturen van de catalogus van onze eerste ‘Niki de Saint Phalle’-expo. Jean en Niki waren al lang uit elkaar, maar ze bleven nauw in contact staan. Toen hij na een hartinfarct in een coma belandde, belde Niki ons met de vraag of we meteen de catalogus van haar expo konden sturen, voor het geval dat Jean nog wakker zou worden. Toen hij effectief even uit zijn coma ontwaakte, heeft hij blijkbaar meteen papier, pluimpjes en vlagjes laten aanrukken om er een werk mee te maken. Twee dagen later belde Niki mij; Jean was overleden. Nog eens twee dagen later vond ik in mijn brievenbus in Latem een bruine enveloppe met dit werkje in. Ik zou hier perfect een belangrijkere sculptuur van Jean Tinguely kunnen plaatsen. Maar die brief gaat veel dieper, hij is een aandenken aan onze band.’
Puriteinse reactie
Pal tegenover Tinguely’s allerlaatste werk hangt een ‘Great American Nude’ van de Amerikaanse popartkunstenaar Tom Wesselman (1931-2004). Een heel aantrekkelijk schilderijtje, en niet alleen omdat het model topless is.
‘Het werk zit al dertig jaar in onze collectie. Ik weet dat ik het met veel winst zou kunnen verkopen. Maar ik wil niet. Het vertelt ons verhaal met Tom. Jarenlang kochten wij zo’n honderd werken per jaar in zijn atelier in New York. In het puriteinse Amerika vond men zijn werk in de jaren 90 wat te pin-upperig, maar via Duitse, Franse en Italiaanse partnergaleries verkochten wij zijn werk wel goed in Europa. Kort voor zijn dood selecteerden we weer een honderdtal werken in zijn atelier. Maar bij het afrekenen bleek hij zijn prijzen verdubbeld te hebben. We hadden niet genoeg geld bij, dus namen we maar de helft van de werken mee. Zes weken later was hij dood. Intussen zijn de prijzen voor topwerken van vijftienduizend dollar naar een miljoen dollar gestegen. Had ik dat geweten, had ik wel een manier gevonden om ze alle honderd mee te nemen.’
Eveneens op een strategische plek in huis: Christo’s ontwerptekening voor de ‘Mastaba’, zijn onuitgevoerd project in Abu Dhabi, waar hij een afgeknotte piramide wilde bouwen met olievaten. ‘Het was al sinds 1977 de droom van Christo om dat werk te realiseren. Samen met zijn neef Vladimir zijn we dat postuum aan het regelen. De sjeik heeft alleszins al vijf werken gekocht uit de ‘Mastaba’-reeks. Zoals het er naar uitziet, zal de permanente sculptuur op het museumeiland komen. De onderhandelingen lopen nog.’
Jan De Cock
Rechts van het bureau kijken we recht de eetkamer in. De zwarte eettafel van Arno Declercq valt op, naast het koffieservies van Arman. ‘De kunstenaar maakte voor ons ook een ‘accumulation’ met pins van Gilles, onze zoon die in 2000 op zijn achttiende overleed na een auto-ongeval’, zegt Linda Pieters. ‘In de woonkamer hebben we nóg een werk dat naar hem verwijst: een bronzen kip van César, die ‘Les patins de Gilles’ heet.’
In de leefruimte herkennen we werk van Jacques Villeglé, Valerio Adami en Keith Haring. Maar één bronzen sculptuur kunnen we niet thuisbrengen in Pieters’ gekende artiestengamma. Het blijkt een werk van Jan De Cock te zijn. Ofwel ‘meester-beeldhouwer Jan Frederik De Cock’, zoals hij zichzelf tegenwoordig graag laat noemen. ‘Eigenlijk wilde ik Jans nieuwe werken pas tonen bij de opening van mijn nieuwe gebouw. Maar hij is niet te houden’, lacht Pieters. Jan is een en al energie. Af en toe krijg ik koppijn van hem. Maar bon, ik heb al artiesten ontmoet die saaier zijn dan hij.’
Afrikaanse collectie
Toen Linda en Guy Pieters niet thuis waren, kwam De Cock ongevraagd een van zijn nieuwe maskers installeren tussen hun privécollectie Afrikaanse kunst. Het leverde een onverwachte dialoog op met hun Baule-, Songye- en Dan-maskers uit Congo en Ivoorkunst. ‘Weet je wie ons inspireerde om Afrikaanse kunst te kopen? De Franse kunstenaar Arman. Hij had een prachtige verzameling, maar ook een gat in zijn hand. Dat leidde vaak tot financiële problemen.’ Financieel wordt de nieuwbouw van Pieters in Knokke een berekende gok. Zijn Fondation in Saint-Tropez was dat minder. ‘Je wil niet weten hoeveel ik jaarlijks moet bijleggen om die Fondation draaiende te houden’, zegt hij. ‘Of zoals het gezegde luidt: wat je verdient met een kunstgalerie kun je weer uitgeven aan je stichting.’
| In Knokke zijn er deze zomer solo’s van Manolo Valdés, Christo én Jan De Cock.
| In Saint-Tropez vindt van 1 juli tot midden september een expo plaats van Julian Schnabel.
| Website | guypietersgallery.com / fondationlgp.com