Hij vond dat hij aan verdiende rust toe was. Maar twintig jaar na zijn laatste defilé lanceert de Japans-Parijse modelegende Kenzo Takada een eigen decolijn.
Tachtig worden als Kenzo Takada: geef ons die polis, en we tekenen onmiddellijk. Wie zijn CV niet kent, zou de Frans-Japanse modeontwerper zestig schatten. Niet gelogen: in zijn gezicht zijn amper rimpels te bespeuren. En die ene grijze lok in zijn kuif ligt zo perfect dat het een hip kappersideetje kon zijn. Maar zelfs een legende met tomeloze energie als hij kan weleens geveld zijn.
‘De Japanse televisie volgt me al bijna een jaar voor een film die eind dit jaar te zien zal zijn. Afgelopen week hebben we in de koude wind gefilmd op belangrijke plaatsen in Parijs. Op een brug heb ik een verkoudheid opgelopen’, zegt hij. Hij neemt suf plaats in zijn zetel, uiteraard een van zijn eerste collectie voor K-3, het interieurlabel dat hij zopas op de beurs Maison & Objet in Parijs lanceerde.
Een ivoorkleurige sofa, kussens met bloemenprint, sobere vazen met één bloesemtak, een kimono-paravent in zijdepapier: het appartement staat vol met stukken uit de eerste collectie. ‘Waarom ik dit project nog aanvang op mijn leeftijd? Ik heb een doel nodig in mijn leven’, zegt hij.
Samenwerking met Roche Bobois
We ontmoeten hem in een prachtig flatgebouw op Rive Gauche, waar het creatieve team van zijn nieuwe meubellijn hoofdkwartier houdt. Kenzo zelf woont op de zesde etage. ‘Hij heeft maar de lift te nemen en hij is bij ons. En de eerste Parijse boetiek met Kenzo’s meubelcollectie is ook maar op tien minuten stappen. Alles is bij de hand’, zegt Jonathan Bouchet Manheim, die mee het meubelmerk from scratch uitbouwt.
‘Sinds hij uit zijn modelijn stapte, deed Kenzo best wat collabs met designmerken - Baccarat of Roche Bobois, om maar een paar namen te noemen. Op de duur dachten we: waarom geven we onze ideeën eigenlijk allemaal weg aan anderen? We kunnen toch zelf ook een merk op poten zetten?
Drie jaar zijn we dat aan het voorbereiden. Ik moet zeggen: er komt enorm veel bij kijken. En nu raakt alles in een stroomversnelling sinds Maison & Objet. Er is een showroom in Parijs geopend, Milaan volgt tijdens de meubelbeurs in april.’
Kenzo’s move richting interieurdeco doet ons spontaan denken aan Ann Demeulemeesters pensioenproject: een keramiekcollectie voor Serax, eveneens te zien op Maison & Objet. Als we ernaar polsen, blijkt Kenzo Demeulemeester niet te kennen. En over haar tafellijn had hij zelfs nog nooit gehoord.
Met Jean Paul Gaultier (67) had hij wél een band. Tijdens zijn afscheidsdefilé in Parijs, op 23 januari jongstleden, zat Kenzo in het publiek. Een dikke twintig jaar geleden, in oktober 1999, hield Kenzo zijn laatste defilé. En Gaultier stond toen ook op de ‘guest list’. Takada herinnert zich de show nog goed, in de concertzaal Le Zénith.
‘Ik kan met pensioen, dacht ik nadien. Eindelijk niet meer dat heftige tempo van collecties tekenen. Eindelijk veel reizen en rusten. Maar zodra het zover was, besefte ik: ik wil iets doen. Ik heb een creatief doel nodig in mijn leven.’ Eerlijk? Wij hadden gegokt dat hij hotelier zou worden, net als zijn ouders. Maar hij begon piano te spelen. En hij hervatte het schilderen.
‘Ik heb geleerd met olieverf te werken, maar dat droogt veel te traag. Geef mij maar acryl. Daar heb je minder geduld voor nodig’, zegt hij. In een galerie naar buiten komen met zijn schilderijen? ‘Daar is de tijd nog niet rijp voor’, vindt hij. Maar als we in het appartement rondkijken, krijgen we toch al een voorsmaakje van zijn oeuvre te zien: een portrettenreeks van acteurs uit het Japanse no-theater, die hun maskers in de hand houden.
Van Britney tot Lynch
Na Takada’s adieu uit de modewereld bleef de merknaam Kenzo wel bestaan. De luxegroep LVMH, die het merk al in 1993 opkocht, zette sinds 1999 heel wat creatieve directeurs aan het werk, die het label andere richtingen uit stuurden. Er kwamen collabs met H&M, David Lynch en Britney Spears, er was de wereldwijde hype rond de tijgertrui. Resultaat: Kenzo vond een nieuw publiek en werd weer relevant. ‘Ik zag dat eerst niet graag gebeuren. Die collecties waren niet van mij, maar mijn naam stond er wel nog op’, zegt hij.
Humberto Leon en Carol Lim, het duo achter Opening Ceremony dat de jongste jaren Kenzo creatief leidde, is onlangs vervangen door Felipe Oliveira Baptista. En die presenteert eind februari zijn eerste mannen- en vrouwenmodeshow.
Het defilé is al een maand uitgesteld, maar er wordt van Baptista veel verwacht: in zijn periode bij Lacoste (2010-2018) schoten de winstcijfers serieus de lucht in. ‘Ik ben benieuwd. Ik ga zeker naar het defilé kijken’, zegt de Japanner, wiens agenda duidelijk nog steeds volgepland is.
Kenzo’s appartement ligt in dezelfde buurt van het voormalige atelier van architect-designer Le Corbusier. Door het raam ziet hij de department store Le Bon Marché liggen, rechts het hotel Lutetia. Om de hoek, in de rue Bonaparte, woonde vroeger Yves Saint Laurent: de modeontwerper met wie hij vaak uitging. Hij was het die Kenzo onrechtstreeks van Japan naar Parijs lokte.
Dat ging ongeveer zo: Kenzo is de vijfde van zeven kinderen. Zijn zussen lazen modebladen, en daarin leerde hij de Europese mode kennen. Vooral de YSL-collecties voor Dior uit 1958-1960 deden hem dromen van een carrière in de mode. Tegen de zin van zijn vader volgde hij een modeopleiding aan het Bunka Fashion College in Tokio - hij was er de eerste man die toegelaten werd.
Zijn ouders sponsorden eerst niet, dus om zijn studies te betalen kluste hij bij als huisschilder en tofuverkoper. Mevrouw Koike, een van zijn modedocenten, raadde hem aan naar Europa te trekken. Met het geld van een Japanse modeaward die hij won, kon hij zich eind 1964 een enkeltje veroorloven. Kenzo was toen 25.
Via tussenstops in Singapore, Hongkong, Mumbai, Colombo, Alexandrië en Marseille arriveerde hij in januari 1965 uiteindelijk in de Gare de Lyon in Parijs. De lichtstad die hij in zijn fantasie had, bleek een grijze metropool. Waar was de glam van het Parijs dat hij kende uit de magazines?
Doorbraak in Parijs
Hoe talentvol ook, in Parijs zat niemand op hem te wachten. Meer nog: er werkten toen nog geen Japanners in de Franse mode. Kenzo wende maar moeilijk en sprak de taal niet, maar hij probeerde toch om zijn modeschetsen te verkopen aan couturehuizen. Beetje bij beetje begon dat te lukken. In 1970 ontmoette hij op een rommelmarkt toevallig een vrouw, die in hem geloofde en hem goedkoop een pandje in de winkelpassage Galerie Vivienne wou verhuren.
Daar opende hij een eerste boetiekje, ‘Jungle Jap’ genaamd. Omdat zijn East-meets-West-stijl en dito winkel zo radicaal anders waren, pikten de modebladen hem snel op. Geld was er nauwelijks: dus schilderde de Japanner zijn winkel zelf. En zijn team naaide alle stuks eigenhandig met Parijse en Japanse stoffen.
Ondanks de improvisatie was Kenzo zijn tijd ver voor: hij dacht al heel snel na over zijn merkidentiteit en deed begin jaren 70 al aan ‘see now, buy now’: kort na het defilé waren de stukken al beschikbaar in zijn boetiek. Via het modeblad Elle raakte hij binnen bij de luxewarenhuizen Printemps en Galeries Lafayette.
In 1971 kon hij zijn vrouwencollectie al internationaal showen in Japan en New York. Er kwam geld vrij voor een grotere boetiek aan de Place des Victoires in Parijs, waar later ook Thierry Mugler en Yohji Yamamoto winkels openden.
Japanse stijl
Na protest veranderde hij in 1972 zijn merknaam van Jungle Jap in Kenzo. Een goeie zet, want het succes groeide en in de jaren 80 kwamen er ook een mannen-, kinder-, budget-, home- en parfumlijn bij.
Sinds de overname door de luxegroep LVMH verloor Takada beetje bij beetje grip op het merk, dat zijn identiteit wat was verloren. En toen hij definitief afzwaaide in 1999 was de tijd rijp om het label heruit te vinden, inclusief de parfumlijn. Kenzo zelf kwam tien jaar later nog volop in het nieuws toen hij zijn immense Parijse huis in Japanse stijl verkocht, inclusief de 1200 stuks tellende inboedel.
Nog eens tien jaar later draait de pr-molen weer volop. Kenzo is weer all over the place. ‘Of je nu meubels ontwerpt of kleren, eigenlijk komt het allemaal uit een en dezelfde creatieve energie. Er zijn ook grote parallellen tussen de twee, of we het nu hebben over het stoffengebruik of de culturele verwijzingen in de collectie.’
Over één iets is hij wél helemaal zeker: een terugkeer naar de mode komt er níét. ‘Mijn interieurcollecties zijn jaarlijks. Dat is al snel genoeg. Ik ben blij dat ik niet meer in het modecircuit moet meedraaien vandaag. Sinds ik gestopt ben, is de mode zo ingrijpend veranderd dat ik het niet leuk meer zou vinden.’
Showroom K-3, boulevard Saint-Germain 242 in 75007 Parijs.