Of het nu zijn Le Creuset-kookpot is of zijn dierenpuzzel, de ontwerpen van Enzo Mari zijn wellicht bekender dan zijn naam. Portret van een designer-provocateur die nu een laatste keer in de spotlights staat.
De glamour, de hoge prijzen, het rocksterrenimago… Aan alle extraatjes die kunnen samengaan met het leven van een succesvolle, gelauwerde designer had Enzo Mari de pest. Deze Italiaan ontwierp omwille van het ontwerpen en daarmee basta. Anders dan zijn Italiaanse tijdgenoten Ettore Sottsass, Vico Magistretti en Achille Castiglioni doet de naam Enzo Mari vandaag amper een belletje rinkelen. Zelfs het vijf keer winnen van de Compasso d’Oro – de hoogste Italiaanse onderscheiding voor industrieel design – vereeuwigde zijn naam niet.
Toch is Mari een designlegende. Al zullen hele generaties designlovers nu pas ontdekken dat de mooi geïllustreerde boeken uit hun kindertijd, zoals ‘De appel en de mot’, hun latere kantoorbenodigdheden – onder meer een eeuwigdurende wandkalender – en de plastic stoelen in de cafetaria allemaal het werk zijn van dezelfde ontwerper.
Net zoals de betonnen wegversperringen in Milaan die de inwoners daar lieflijk ‘panettone’ noemen. Een overzichtstentoonstelling in het kunst- en designmuseum Triennale di Milano brengt meer dan 200 posters, schetsen, meubelstukken en utopische maquettes van de Milanees samen, en zorgt ervoor dat de eind vorig jaar overleden designer nog even wordt herinnerd, alvorens Mari – zoals hij dat zelf plande, waarover later meer – door de tijd wordt vergeten.
Rem Koolhaas
Dat Mari ondanks zijn lijvige oeuvre vol doordacht en mooi design tamelijk anoniem bleef, heeft meer met zijn persoonlijkheid dan met zijn creativiteit te maken. Hij was een norse man die het vooral op de heupen kreeg van de commerce in de creatieve wereld. Het leeuwendeel van het moderne design vond Mari onnodig, en zelfs pure verspilling van arbeid en materiaal. Designers die meer bekommerd waren om hun imago dan om hun werk waren volgens hem ‘publiciteitshoeren’.
Mari was een communist in hart en nieren. Maar wel een die graag met de grote designmerken samenwerkte.
En Rem Koolhaas in het bijzonder zette hij weg als een ‘pornografische etaleur’. Die onverbloemde woorden gebruikte Mari toen hij in 2006, tijdens een lezing in de Londense Serpentine Galleries, de Rotterdamse sterarchitect tussen zijn publiek ontwaarde. Tussen haakjes: eerder die dag had hij in dezelfde Serpentine – onder meer bekend wegens zijn architectuurpaviljoenen – in één adem al het design, de architectuur én de westerse maatschappij doodverklaard.
Niet verwonderlijk dus dat Mari’s reputatie vaak niet voor, maar tegen hem werkte. Waardoor hij, ondanks zijn gigantische oeuvre, een insidernaam bleef. Een waarmee designexperts elkaars kennis kunnen afmeten – al zou hij ook daaraan vast een hekel hebben gehad.
Van Hermès tot Le Creuset
Iconisch zijn Mari’s ‘16 Animali’, 16 dieren die uit één stuk hout zijn gesneden en als een puzzel in elkaar passen. Het speelgoed uit 1957 is nog altijd bij de oorspronkelijke producent Danese Milano te koop, net zoals ‘Putrella’: een eenvoudige, op een metalen steunbalk geïnspireerde schaal uit 1958. Voor Driade zou hij stoelen ontwerpen, net als voor Thonet en Magis.
Voor Le Creuset gaf hij de traditionele gietijzeren pot in 1970 een swingende update met ‘La Mama’, later volgden nog potten, pannen en andere keukenbenodigdheden voor Alessi. Zelfs voor het Japanse Muji tekende hij tafels. En de ‘Métiers’-stoel die hij in 2010 voor Hermès ontwierp, is nog altijd in productie.
Ook asbakken, pennenhouders en envelopopeners ontwerpen vond Mari niet te min. Dat hij een meester was in het upgraden van gewone producten, waardoor iedereen zich schoonheid kon permitteren, was een bewuste keuze. Hij kende het leven in armoede – en wat daarin verlichting kon brengen – maar al te goed. Mari’s vader, die zelf als 15-jarige weesjongen te voet uit Apulië naar Milaan was getrokken, stierf vroeg. Voor Enzo, geboren in 1932, zat er als oudste zoon niets anders op dan de school als tiener te verlaten.
Hans Ulrich Obrist
‘Ik wou wel verder studeren, maar moest geld verdienen, en had tot wel dertig verschillende baantjes’, zegt hij in een van de vele gesprekken met curator Hans Ulrich Obrist die werden opgenomen in de catalogus van de expo: ‘Ik droomde van een job met een vast, regelmatig inkomen. Voor mij was dat bijna iets aristocratisch. Alleen moest ik een beroep leren voor ik zo’n job kon vinden.’
Dat hij alsnog kon studeren, heeft hij te danken aan de Accademia di Brera. Die kunstenschool lag om de hoek van zijn huis, en je kon er je inschrijven zonder diplomavereiste. Van de richting schilderkunst naar beeldhouwen zou Mari uiteindelijk bij podiumdesign belanden, doorgestuurd door zijn proffen die hij steevast met te veel vragen bestookte.
Marcel Duchamp
Dat in vraag stellen van alles om zich heen werd de rode draad door zijn leven. In 1956, het jaar dat hij 24 werd, studeerde Mari af aan de academie. Vanaf dan zou zijn werk alle richtingen uitgaan. Hij illustreerde kinderboeken en schilderde. Later ontwikkelde hij ook producten voor Italiaanse interieurproducenten als Danese Milano, Artemide en Driade.
Hij gaf les. En hij bedacht scenografieën: een van zijn laatste projecten voor hij het wat kalmer aan besloot te doen, was een scenografie voor de Fondation Cartier. De meer dan 2000 producten die hij doorheen zijn carrière ontwikkelde, getuigen allemaal van hetzelfde: dat Mari zowel een doener als een denker was.
In 1974 verspreidde hij zijn meest revolutionaire project. ‘Autoprogettazione’ is volgens curator Obrist voor het design wat het urinoir van Marcel Duchamp voor de kunst was. Het was een boekje dat Mari had ontworpen en gratis uitdeelde met een handleiding om je stoelen, tafels, wandrekken en zelfs bed zelf in elkaar te timmeren met niet meer dan wat hout, een hamer en enkele nagels.
Revolutionair hieraan was niet dat het om een zelfbouwpakket ging – dat had Ikea eerder al uitgevonden – wél dat Mari in deze 19 ontwerpen de essentie van design blootlegde. ‘Autoprogettazione’ was een manifest: design was niet gewoon iets moois om in huis te hebben, de essentie was dat je met handenarbeid en gereedschap iets kon maken dat nog nuttig was ook. Bovendien zou het ‘zelf maken’ je achteraf gelukkiger maken.
Opmerkelijk: in 2010 bracht de Finse meubelproducent Artek een van die 19 ontwerpen ‘in productie’: ‘Sedia 1’, een brute stoel met de allure van een appelkrat. De Artek/Mari-kit bestond uit een doos met nagels, houten planken en een blauwdruk zoals Mari die in 1974 had bedacht.
Olivetti en Driade
Opgegroeid in het Italië van de jaren 1950 en 1960 bleef Mari heel zijn leven een fervente communist en idealist. Zijn obsessie met het arbeidsproces achter producten gaat daarmee hand in hand, en was een strijd tegen ‘de vervreemding van arbeid’ die het kapitalisme volgens de marxisten had veroorzaakt. Concreet: alleen arbeiders die iets betekenisvols produceerden, konden volgens hem gelukkig zijn.
Die strenge politieke overtuiging is maar een van de vele tegenstrijdigheden in zijn leven. Mari was een norse man die vrolijk kinderspeelgoed kon maken. En was een communist die graag met grote producenten samenwerkte. ‘Vaak spreken we over grote geëngageerde designers, maar die waren niets geweest zonder grote industriëlen als Olivetti, Driade, Artemide, Danese en andere, die hun carte blanche gaven en toelieten dat ze trouw aan hun overtuigingen bleven’, nuanceert Obrist die schijnbare tegenstrijdigheid.
Stefano Boeri
De expo in Milaan is een beetje een insidergebeuren. De voorzitter van de Triennale di Milano is architect Stefano Boeri. Als toenmalig hoofdredacteur van het toonaangevende architectuur- en kunstblad Domus nodigde Boeri in de jaren 2000 thuis graag de ‘who’s who’ van de designwereld uit.
Op een keer was niet alleen Mari aanwezig, maar ook Obrist – vandaag artistiek directeur van de Serpentine Galleries, toen nog een jonge Zwitserse curator. Als materie aangetrokken tot een zwart gat viel Obrist voor de theorieën en verhalen van de norse Italiaan Mari. Het begin van een jarenlange vriendschap. Obrist was volgens Boeri dan ook de uitgelezen curator voor deze expo.
Mari heeft het eindresultaat echter nooit kunnen bewonderen. Twee dagen na de opening van de tentoonstelling, op 19 oktober 2020, verloor de 88-jarige ontwerper de strijd tegen corona. Zijn vrouw, de feministische kunstcritica Lea Vergine, overleed een dag later.
Mari schonk een deel van zijn archief onder de strikte voorwaarde dat het na deze expo veertig jaar achter slot en grendel zou verdwijnen.
Digitale expo
Op een bizarre manier lijkt de aanhouder zo te winnen. Tijdens zijn leven wilde Mari nooit een sterdesigner zijn, en ook na zijn dood was hij dat niet van plan. Een kleine maand na de opening van de expo moest die door covid alweer de deuren sluiten. En hoewel de Triennale voorlopig weer open is (voor ons dankzij Google Arts & Culture ook digitaal), kunnen geïnteresseerden zich maar beter haasten: Mari schonk een deel van zijn archief aan het museum onder de strikte voorwaarde dat het na deze expo veertig jaar achter slot en grendel zou verdwijnen.
Hij was er ‘als een optimistisch kind’ immers van overtuigd dat het zo lang zal duren voor er een generatie opstaat ‘die niet zo verwend is als de onze en op een geïnformeerde manier mijn archief kan gebruiken en weer diepere betekenis kan geven.’ Afspraak dus in 2061.