Je ouderlijke huis is als een midlifecrisis: vroeg of laat wordt iedereen ermee geconfronteerd. En dan moet je plots beslissen wat je ermee aanvangt. Wat doe je, als het leeg komt te staan: over je hart strijken en je jeugd verkopen aan de hoogste bieder? Of toch maar je broers of zussen uitkopen om er zelf in te trekken? Koen Hollanders en Kathleen Baert, zaakvoerders van een bouwtechnisch expertisebureau, kozen voor optie twee. Maar dan begon de grootste uitdaging pas. Want hoe geef je nostalgie een nieuw gezicht? Hoe hard druk je je stempel op je verleden?
Je ouderlijke huis lijkt wel een Vlaamse versie van Frank Lloyd Wrights zogenaamde ‘Usonian Houses’: organische bungalows, gebouwd in natuurlijke materialen zoals hout en steen, met een opvallende dakstructuur. Waarom kozen je ouders voor dit soort architectuur?
‘Mijn ouders woonden lang in het toenmalige Zaïre (nu Congo), waar ik ook geboren ben. In 1976, toen ik vier jaar was, kwamen ze terug naar België, omdat hun nieuwbouw in ’s-Gravenwezel net opgeleverd was. Hun architect was een vriend aan huis, professor Jef Van den Broeck (1940-2019), die vooral carrière maakte als docent en stedenbouwkundige. Hij woog decennialang op het ruimtelijke-ordeningsbeleid in Vlaanderen. Vooral het gezicht van Antwerpen veranderde hij voorgoed, want hij stak zijn schouders onder stadsvernieuwingsprojecten zoals Het Eilandje, Nieuw-Zuid en de heraanleg van de Scheldekaaien. Jef heeft maar één huis ontworpen in zijn carrière: dat van mijn ouders. Het interieur stond vroeger veel voller met souvenirs uit hun Afrikaanse periode. Ik ben daar selectief doorgegaan, maar er is nog wel wat over, als herinnering.’
Hoe ver kun je gaan in de renovatie, als je je roots én de smaak van je ouders wil respecteren?
‘Toen mijn ouders overleden zijn, verhuisden we met ons gezin weer naar hier. Dat was helemaal niet het plan, want we woonden eigenlijk in een heel leuk huis. Maar hier kleefden 45 jaar herinneringen aan de muren. Het huis liet me niet los. Al had het wel een update nodig. Met zijn brute bakstenen en verhoogde zitruimtes in beton toont het zeker en vast nog zijn tijd. Die karakteristieke elementen wilden we absoluut behouden. Maar we wilden er ook wel een huis voor ons gezin van maken. Dus het mocht niet ouderwets ogen.’