Boris Vervoordt en Michael Gardner verhuisden van een 400 jaar oud appartement in Antwerpen naar een nieuwbouwpenthouse in Wijnegem. Wij mochten binnenkijken.
‘In 1999 stond ik exact op deze plek met een goeie vriend. Toen al zei ik: ooit wil ik hier komen wonen’, zegt Boris Vervoordt. Op zijn vijftigste, precies 25 jaar nadat de Kanaalsite in Wijnegem werd opengesteld voor het publiek, woont hij effectief in het penthouse. Sinds een jaar leeft hij samen met zijn echtgenoot, schrijver Michael Gardner, tien hoog in de verbouwde graansilo’s van de voormalige mouterij aan het Albertkanaal. ‘Het idee om te leven en te werken op een industriële site, waar je bent omgeven door kunst, cultuur en natuur, prikkelde me toen al. En ik moet zeggen: ik voel me hier goed’, zegt Vervoordt.
Als we in zijn penthouse rondwandelen, kunnen we ons daar gemakkelijk iets bij voorstellen. De vergezichten zijn overweldigend. Terwijl we zowel de kathedraal van Antwerpen als de haven van Rotterdam kunnen zien, voltrekt zich tien verdiepingen onder onze neus een fascinerende choreografie van vrachtschepen op het Albertkanaal. ‘Het is zeer rustgevend. En tegelijk stopt het nooit’, zegt Vervoordt. ‘‘s Morgens om 5 uur zie je ze al opdoemen in de mist. En bij zonsondergang glijden ze nog altijd door het landschap.’
Verlatingsangst
De continue passage van de boten op het Albertkanaal is wat Vervoordt en Gardner vroeger hadden met toeristen in de historische Vlaeykensgang: het pittoreske zestiende-eeuwse steegje dat vader Axel Vervoordt in 1968 opkocht en restaureerde tot huurwoningen, lofts en horecagelegenheden. Axel en May Vervoordt woonden er zelf tot 1986, voor ze naar het kasteel van ‘s-Gravenwezel verhuisden. Boris Vervoordt nam in 1997 zijn intrek in een duplexappartement, tegenover de latere galerieruimte op de gelijkvloerse verdieping.
Begrijpelijk dat het weinig evident is om te verhuizen uit een straatje dat zo verankerd is met de geschiedenis van de Vervoordts, die actief zijn in de kunsthandel, de architectuur en het interieurdesign. ‘Het is de plek waar ik al het langst heb gewoond in mijn leven, 27 jaar om precies te zijn. Ik had echt verlatingsangst. Het hielp niet dat Michael nogal vroeg was beginnen in te pakken. De laatste weken, toen onze inboedel in verhuisdozen zat, kon ik er echt niet van slapen’, zegt Vervoordt. ‘Het was zo erg dat ik polste bij vrienden om een maand in hun guesthouse op de Kanaalsite te verblijven, in afwachting van onze effectieve verhuizing. Het liet me toe om te wennen aan de plek en aan het idee om er te wonen. Pas de dag dat Michael en ik onze ronde bibliotheek inrichtten met onze boeken en souvenirs had ik het gevoel: hier zal ik kunnen aarden. Sinds die nacht slaap ik weer goed.’
Eerste bewoner
Van een Antwerps appartement met vierhonderd jaar geschiedenis naar een casco penthouse in Wijnegem: ook al zijn veel meubelen, kunstwerken en persoonlijke objecten mee verhuisd, toch blijft de overgang bruusk. ‘Het had ook geen zin om de schilderachtige sfeer van de Vlaeykensgang hier te willen imiteren’, zegt Vervoordt. ‘We schrijven hier een nieuw verhaal, maar met veel dezelfde ingrediënten.’
Samen met zijn echtgenoot is Vervoordt de eerste bewoner van het penthouse in Silo 10. Het appartement van bijna vijfhonderd vierkante meter is een van de grootste woonunits op de hele site. De belvedère maakt – letterlijk – de connectie tussen de oude betonnen graansilo’s en de nieuwe woontoren, beide verbouwd door Stéphane Beel tussen 2012 en 2015. Vandaar dat het appartement een aaneenschakeling is van ronde en haakse ruimtes, verbonden door smalle passerellen. En vandaar ook dat het in twee vleugels is opgedeeld: een privédeel en een publiek deel, waar genodigden welkom zijn voor diners, vergaderingen, discrete gesprekken of vernissages.
‘Zo’n penthouse is de meest prominente plek van een gebouw, maar tegelijk ook het meest discrete. Michael en ik wilden echt een plek waar we ons alleen kunnen terugtrekken’, zegt Vervoordt. ‘Michael was trouwens zeer nauw betrokken bij het ontwerpproces. Ik ben een twijfelaar. Voor mezelf kan ik moeilijk beslissingen nemen. Het was de allereerste keer dat ik iets from scratch moest inrichten. In de Vlaeykensgang had ik altijd de loftindeling gerespecteerd die mijn vader in de jaren 70 had gekozen.’
Grootste bol
Net als in de religieuze architectuur van benedictijnenmonnik en architect Dom Hans van der Laan stap je in het penthouse van de duisternis naar het licht. Een sacrale ervaring, die bij Vervoordt al begint in de hall. Die donkergrijze entree – met kunst van Markus Brunetti en Angel Vergara aan de muren – doet je ogen kalibreren en je tred vertragen. Rechts wordt je blik als vanzelf geleid naar de eerste ronde siloruimte, waar een smalle koepel een dramatische lichtbundel richt op een enorme keramieken bol. ‘Het is de grootste bol die kunstenaar Bosco Sodi ooit maakte. Goed voor zevenhonderd kilo’, vertelt Vervoordt. ‘De aardse sculptuur kon niet in de lift, dus is hij met een reusachtige kraan in de binnentuin getild. Hij kon maar nipt passeren door het deurgat.’
Via het ronde sas beland je in het privésalon, de eethoek en de aansluitende ronde bibliotheek, ‘de werkplek van Michael én de plaats voor knusse diners met maximaal acht mensen’, aldus Vervoordt.
De privévleugel van het appartement voelt aan als een echt huis, niet als een XL-hotelsuite. Hoewel Boris Vervoordt ontzettend veel reist en de facto uit zijn koffer leeft, staan er toch souvenirs, hangen er privéfoto’s en slingeren er magazines rond. Er is zelfs plaats voor een standaard kattenmand. ‘Ik kan van mijn appartement naar mijn team in minder dan een minuut. En klanten of kunstenaars kunnen we boven verwelkomen, als we dat willen. Dat is hier het grote voordeel’, zegt hij. ‘Nu ik het bedrijf leid, vind ik het gepast om te verhuizen naar de plek waar we ook werken. Dat past ook bij de filosofie van Axel Vervoordt: onze relatie met onze klanten is zo persoonlijk dat leven en werken helemaal overlappen.’
Geen kasteelheer
In dat opzicht was het misschien logischer geweest dat Boris Vervoordt was verhuisd naar het kasteel van ‘s-Gravenwezel. ‘Mijn ouders hebben me dat ook effectief voorgesteld’, zegt hij verrassend. ‘Maar ik zag dat niet zitten. Ze zijn nog veel te gezond en actief. Dat kasteel is zo’n belangrijk stuk van hun levensverhaal. En ik had het gevoel dat ik hen daar zou wegduwen. Waar moeten mijn vader en moeder dan naartoe? Naar de bijgebouwen van het kasteel? Zij kunnen er nog jaren volop van hun passies genieten, bijvoorbeeld tuinieren. Ik hou ook van de natuur, maar ik hoef daarom zelf geen parktuin te hebben. Net zoals zij in het kasteel zo vaak klanten hebben verwelkomd, voelt het voor mij ook juist om nu boven het bedrijf te wonen.’
Toen Boris Vervoordt nog in het kasteel woonde, gebeurde het wel vaker dat hij na school thuiskwam en zag dat de tafel of de stoelen waren verkocht. ‘Ons interieur, inclusief de kunstwerken, evolueerde continu. En dat zal hier in Wijnegem niet anders zijn, vrees ik’, lacht Vervoordt. ‘Veel werken of objecten die je hier ziet, mogen wat mij betreft vertrekken. Maar er zijn ook enkele stukken die zeker niet te koop zijn, omdat ik er zo aan gehecht ben. Zoals de boerentafel uit de Pyreneeën, die ik al heb sinds mijn zestiende. Ik restaureerde het meubel zelf. Het geeft me een goed gevoel dat ik wakker word met een stuk dat ik al zo lang koester. Ik vond het belangrijk om qua interieur geen tabula rasa te maken met de Vlaeykensgang. Anders had ik me hier nooit thuis gevoeld.’
Lorraine-wit
Nog zo’n oude bekende uit de Vlaeykensgang is Jack Piersons zelfportret: een foto van een halfnaakte martelaar vol schrammen. Toen hing die pontificaal boven de ossenbloedrode schouw, nu een pak discreter in de dressing, bekleed met verweerde kurktegels van Studio Corkinho. Een ander ‘erfstuk’ is de enorme driedelige Jules Wabbes-tafel, waaraan in de Vlaeykensgang talloze diners plaatsvonden. En die functie heeft ze opnieuw, weliswaar in een veel minimalistischer setting.
Opvallend in de ‘publieke’ vleugel waar die Wabbes-tafel staat, is de ‘off white’-tint op de muren. Het onbestemde krijtwit blijkt een eerbetoon aan de Amerikaanse interieurarchitecte Lorraine Letendre (1949-2022). ‘Zij was een mentor voor mij. Ze was niet alleen de eerste bezoeker toen we de Kanaalsite openden in 1999. Ze is ook de vrouw die er vijftien jaar geleden op toegezien heeft dat Michael en ik tóch een koppel zijn geworden’, zegt Vervoordt. ‘Met Lorraine hebben we samen schitterende privéprojecten gerealiseerd, onder meer voor Calvin Klein. Lorraine stierf helaas twee jaar geleden, net op het moment dat we ons appartement aan het ontwerpen waren. Omdat ze zielsveel hield van afwezige kleuren hebben we het krijtwit op de muren van het appartement ‘Lorraine’ genoemd. Als hommage.’
Canal Grande
De woning heeft wel meer Amerikaanse trekjes. Logisch, gezien Gardner opgroeide in grootsteden als Chicago, San Francisco en Los Angeles. ‘Ik vond het belangrijk dat hij zich hier ook thuis voelde’, zegt Vervoordt. ‘Maar de belangrijkste inspiratiebron voor dit interieur blijft toch Venetië.’
Het penthouse aan het Albertkanaal vergelijken met Axel Vervoordts palazzo-appartement aan het Canal Grande is een Rialtobrug te ver. En de parallel leggen tussen de vrachtschepen en de Venetiaanse gondels is al helemaal absurd. Maar de texturen op de muren zijn wél een verwijzing naar Venetiaans stucwerk. En het feit dat Vervoordt een raam liet dichtmaken in zijn thuiskantoor heeft ook alles te maken met Venetië. ‘Daar hebben kamers geen drie, maar twee ramen: een met zicht op de Campo, en een met zicht op het water’, zegt Vervoordt. ‘We lieten ons hier vooral inspireren door de Venetiaanse architectuur van Carlo Scarpa. Meer bepaald zijn kleuren en materiaalcombinaties. De zwarte silica vloeren – een vereenvoudiging van terrazzo – gealterneerd met brute stukken steen: dat geeft mij hier een Venetiaans gevoel.’
Venetiaans blond
Het uitgangspunt voor zijn ommuurde tuin was aanvankelijk óók Venetiaans. ‘Ik wilde eerst een ‘altana’: zo’n platform dat traditioneel op een palazzo werd gebouwd. Via een raam op de bovenverdieping kon je dat dakterrasje bereiken. Vrouwen gingen er indertijd naartoe om hun haren te laten bleken in de zon, vandaar de term ‘Venetiaans blond’. Ik bouwde een stelling om zo’n altana te simuleren. Maar het uitzicht viel me tegen.’
Toen hij landschapsarchitect Erik Dhont over zijn altana-idee aansprak, had die zo zijn bedenkingen. Dhont is een intimus van de Vervoordts. In het duplexappartement in de Vlaeykensgang had hij aan de slaapkamerkant een ‘conceptuele daktuin’ ontworpen. Opgevat als ‘lapidarium’ was de houten buitenbibliotheek bestemd voor gevonden stenen, waarop mossen konden groeien.
‘Toen ik maanden later op de daktuin van Luis Barragán in Mexico City stond, besefte ik plots wat ik moest doen. Barragáns privéhuis ligt op een heuvel met een fantastisch panorama. Maar die daktuin is helemaal ingesloten. Het enige wat je er ziet, is de hemel. Dus ontwierp Erik Dhont voor ons een ommuurde tuin, zonder enig vergezicht. In heel ons appartement hebben we ongelooflijke panorama’s. Maar op ons tuinterras zien we niks, behalve de hemel. Dat contrast is heel sterk. De mossen, varens en de Japanse esdoorn moeten wel nog wat groeien. Maar het werk van Per Kirkeby staat er al goed. Het lijkt wel alsof het werk voor die plek gemaakt is, maar dat is natuurlijk niet zo.’
Misschien geldt dat wel voor het hele penthouse. Het lijkt alsof Vervoordt en Gardner ervoor bestemd zijn. De basis zit goed, ze kunnen hier wortel schieten. Maar laat het nu nog maar wat groeien.