Een droomwereld vol ongetemde dieren, uitbundige vegetatie en krachtige vrouwen. Zo laat het werk van kunstenares Sanam Khatibi zich nog het best samenvatten. Geen toeval dus dat haar atelierwoning in Sint-Pieters-Woluwe wat weg heeft van datzelfde ‘Paradise Lost’.
Paradijs
‘Het gebeurde toevallig’, zegt ze. ‘En zeer snel. Ik was op zoek naar een nieuwe studio. Toen een vriend me dit huis tipte, bezocht ik het meteen. Vooral de prachtig aangelegde tuin met blauweregen, vijgenbomen en kerselaars trok me aan.’ En uiteraard ook het grote atelier met zijn glazen dak van Emile Fabry (1865-1966), de symbolistische schilder die hier jarenlang had gewoond en gewerkt. ‘Al kende ik de naam Fabry eerlijk gezegd niet’, blikt Khatibi terug. ‘Ik vond zijn grote schilderijen van vrouwen wel prachtig. Aanvankelijk besefte ik nog niet dat dit huis in Sint-Pieters-Woluwe erfgoed was, maar ik zag er wel meteen het potentieel van in. Het enige minpunt zou ik pas later ontdekken. Mijn grootste schilderijen raakten simpelweg niet door de deur van het atelier. Ik schilder nu dus in de woonkamer.’
Behalve de schilderijen in wording trekken vooral snuisterijen, antieke voorwerpen, een massa planten en het typische kleurenpalet dat ook in Khatibi’s schilderijen zit – groen en zwart – de aandacht. Dat er naast de grote ruimten met overvloedig licht in de kelder ook nog een oven stond om keramiek in te bakken was een voltreffer. ‘Dat vond ik een van de grootste troeven van het huis’, zegt Khatibi. ‘Ik maak immers zelf keramiek.’
Tuin van Eden
Zes maanden: dat was de – krappe – tijdspanne die Khatibi vooropstelde om het huis op te knappen en opnieuw in te richten. ‘Mijn vorige atelier was te klein geworden voor wat ik doe’, zegt ze. ‘Belangrijk vond ik dat de aanpassingswerken trouw bleven aan het huis en zijn geschiedenis. Wel gaf ik de muren een nieuwe tint: groenig beige, een kleur die ik altijd al in mijn ateliers had. Tegelijk heb ik dus de functies van atelier en woonruimte moeten omwisselen omdat ik mijn grote schilderijen niet naar boven krijg. Vanuit mijn gelijkvloerse atelier zie ik nu trouwens de tuin: de natuur observeren terwijl ik werk, is essentieel voor mij.’
De relatie met de natuur, dierlijkheid en oerimpulsen zijn inderdaad een fundamentele pijler in het werk van Khatibi. ‘Ik heb een passie voor wildlife en de natuur’, zegt ze. ‘Die komen dan ook vaak terug in mijn schilderijen. Alles komt samen: vegetatie en wildernis. Mijn vroegere atelier lag helemaal aan het einde van de tuin. Ik vond het zalig om erdoor te lopen naar mijn atelier. Dan hoorde ik de vogels en kreeg bijna het gevoel dat ik in een bos zat. Dat is misschien het enige wat ik hier mis: ik loop er niet langer door.’
Khatibi wist al van jongs af aan dat ze wilde schilderen. ‘Al studeerde ik wel politieke wetenschappen, wat natuurlijk iets helemaal anders is.’ Tijdens haar studies reisde ze veel, vooral naar India en Egypte. Reizen die haar verbeelding prikkelden. ‘Tegelijk was er mijn passie voor wilde dieren, die me naar Afrika voerde. Daar werkte ik op een boerderij waar ik semiwilde dieren verzorgde die later weer vrijgelaten werden in de natuur. Tot het allemaal samenkwam: schilderen en de natuur werden mijn werk, mijn passie.’
Als autodidact had Khatibi altijd al geschilderd. In 2014 presenteerde ze ‘Séduire ou crever de faim’, haar eerste soloshow in de non-profitkunstruimte Island in Brussel van haar vrienden Brice Guilbert en Sébastien Bonin, die haar overtuigden om met haar werk naar buiten te komen. Simon Delobel van galerie Trampoline in Antwerpen en de Brusselse galeriehouder Rodolphe Janssen merkten haar daar meteen op. Gevolg: een jaar later kreeg ze een expo bij Trampoline; en Rodolphe Janssen vertegenwoordigt haar intussen zes jaar.
Voor haar expo in São Paulo deze zomer is Khatibi nog een groot aantal schilderijen aan het afwerken. Ze lijken het midden te houden tussen realiteit en verbeelding, met neutrale personages midden in een weelderige vegetatie die bijna vleselijk is. ‘Voor mij zijn landschappen even belangrijk en levend als mensen. Het is vaak een landschap dat in me opkomt, en van daaruit begint alles. Elk werkstuk komt live bij me binnen, ik bereid niets voor. Het is mijn intieme universum.’
Khatibi omschrijft zichzelf als ‘woest en territoriaal’. Ze weigert bijna systematisch interviews. ‘Ik heb namelijk een identiteitsprobleem. Ik ben van Iraanse afkomst, maar groeide op in een internationale sfeer. Ik haat het om in een hokje gestopt te worden en te moeten horen dat ik feministe ben of zo. Ik heb een hekel aan moraal, hokjes en etiketten. Leeftijd, nationaliteit, geslacht, sociale status: dat definieert de mens niet. Helaas leven we in een maatschappij waarin we alles in categorieën onderbrengen. Daar vecht ik tegen, al van toen ik een klein meisje was. Ik pas in geen enkele categorie en dat is wat me sterk maakt, in alle aspecten van mijn leven. Ik denk dat dat de toekomst is: ophouden met alles in een categorie te stoppen.’
De thema’s die Khatibi aansnijdt, gaan over onze dualiteiten en dubbelzinnigheden: overheersing-onderworpenheid, goed-kwaad, oud-nieuw: ‘Al die elementen die we in onszelf dragen en die niet zwart of wit zijn. Het is die grijze zone die me interesseert, die primaire en impulsieve staat die ik blootleg. Ik stel soms geweld voor, maar altijd op een zachte manier. Ik schilder mannen en vrouwen in hun primitieve staat, niet seksueel. Wat mij interesseert, is de dunne lijn tussen onze angsten en verlangens. Omdat ik heb ingezien dat de dingen waartoe we ons aangetrokken voelen ons vaak ook bang maken. Ik verbeeld graag onze reactie op gevaarlijke of angstaanjagende situaties. Dat is het onderliggende en belangrijkste onderwerp van mijn werk: wat ons bang maakt en wat ons doet reageren als dieren. Mijn werk raakt aan wat vandaag in de maatschappij gebeurt: chaos, apocalyps, de natuur die wordt bedreigd... Het verbaast me niet wat er vandaag allemaal gebeurt.’
‘Murders of the Green River’
Khatibi’s nieuwe woon- en werkplek werd in 1902 getekend door architect Emile Lambot (1869-1940): het huis is een mix van art nouveau, historicisme, soberheid en rationalisme. Typisch voor die periode zijn de exotische elementen. De imposante voordeur wordt omlijst door twee sculpturen in bas-reliëf van beeldhouwer Pierre Braecke: twee knielende, naakte vrouwen. Het past perfect bij het werk van Khatibi, die vrouwen afbeeldt zoals niemand anders dat kan.
We gaan naar boven, naar wat vroeger het atelier was. De ruimte baadt in het licht dat binnenvalt via het imposante glazen dak. Fabry bracht er zijn grote doeken opgerold naartoe om ze dan op te spannen. ‘Zo werken we nu niet meer’, zegt Khatibi. ‘De doeken worden nu in een frame gemonteerd, waardoor veel van mijn schilderijen helaas te groot zijn om hier binnengebracht te worden.’
De vloeren en het houtwerk zijn nog altijd origineel en zijn stille getuigen van de rijke geschiedenis van het huis. Het lijkt alsof alles intact is gebleven, al merk je hoe overweldigend het universum van Khatibi hier is. Aan de muur hangt een wandtapijt dat een van haar schilderijen voorstelt. ‘Ik heb altijd wandtapijten gemaakt, beïnvloed als ik ben door Vlaamse wandtapijten en die van Bayeux. Mijn moeder verzamelde die. Mijn wandtapijten zijn pièces uniques die ik laat maken door ambachtslui. Deze is gemaakt op basis van mijn olie-op-houtreeks ‘Murders of the Green River’. Hoewel ik mezelf beschouw als schilder, bekijk ik het graag breder: schilderijen, wandtapijten, borduurwerk, ik hou van de mix.’
De Deense keramieken salontafel uit de jaren 1970 was van haar moeder. ‘Als kind nam ze me mee naar antiekwinkels en vlooienmarkten, ze leerde me zoeken naar interessante spullen. Mijn moeder gaf me die passie. Al lijkt het bij mij op een obsessie: ik verzamel voorwerpen uit alle periodes, precolumbiaans, Egyptisch, Japans of Chinees... Dat is de taal die ik creëer in mijn schilderijen.’
‘Schilderen, dat is mijn ideale leven. Al mijn energie gaat in mijn werk, en ik geef mijn leven voor ieder schilderij. Zonder was ik al duizend keer gestorven. Het is een keuze die ik heel snel heb gemaakt: schilderen of sterven. Of ik niet een van de vrouwen op mijn schilderijen ben? Jawel, ik ben ze allemaal.’