Waarom je gasten laten logeren in een kamer met afdankmeubels als het ook in een vrijstaand tuinpaviljoen kan? Vier tuinkamers waar we met plezier komen overnachten.
1 | Containerwoning in Japanse sfeer
Wat? Joris Van Apers realiseerde met oude bouwmaterialen een doorleefd nieuwbouwpaviljoen in zijn tuin.
Op het eerste gezicht lijkt het gastenpaviljoen in de tuin van Joris Van Apers en zijn vrouw Caroline op een eeuwenoude verbouwde stal. Toch is het een nieuwbouw, weliswaar opgetrokken met oude bouwmaterialen, de specialiteit van Van Apers. ‘Als je oude bouwmaterialen gebruikt in je architectuur, is een gebouw moeilijker te dateren. Het wordt tijdloos’, legt Van Apers uit. Hij ontwerpt en realiseert doorleefde interieurs, vertrekkend van zijn eigen voorraad oude planken, balken, antieke schouwen of tegels. Of in dit geval: een oude container, die hij bij een oudijzerhandelaar vond. ‘Ik loop er wel eens rond om recupideetjes op te doen. Die container was al sterk gehavend. Maar ik vond de vale kleuren en de krassen zo mooi. Ik zag er precies twee hartjes in’, zegt hij. De kromme containerwanden liet Van Apers platwalsen en verzagen tot keukenfronten. Van de hoekprofielen liet hij greepjes maken. ‘Ik koos de meest sprekende stukken uit voor die fronten. Net zoals je kiest welke delen je uit een plaat marmer gebruikt. Dat oud ijzer kan trouwens tegen een stootje. Het maakt de keuken informeel en artistiek. Net wat dit paviljoen wil uitstralen.’
De gastenkamer in zijn tuin is eigenlijk een atelier, waar je ook kunt slapen. ‘Mijn vrouw is herboriste en prepareert er haar planten. Mijn dochter drumt er of spreekt er af met vrienden. Maar je kunt er dus ook logeren: het bed staat op de mezzanine’, zegt hij. ‘Ikzelf gebruik het paviljoen het meest om in stilte aan een ontwerp te sleutelen. Al is het tuinatelier evengoed een ontmoetingsplek. Gasten komen gewoon meteen via onze tuin binnen, in plaats van via ons huis. Het is een vakantieplek, maar dan op dertig meter stappen.’
Restjes fineer
Aan de buitenkant is het tuinpaviljoen zeer sober. Maar binnenin trekt Van Apers de kaart van de recup met gelaagde texturen en unieke patines. ‘Alle houten vloeren zijn hergebruikt, de balken zijn negentiende-eeuws. En ook de dakpannen en bakstenen hebben al een leven gehad elders. Voor de trap gebruikte ik alleen fineer dat ik nog liggen had. Allemaal restjes door elkaar. Een goeie slager gebruikt ook alles, hij laat niets van de koe of het varken verloren gaan.’
Het opmerkelijkste architecturale element is de trap. Die zit niet verstopt achter een wand, maar is helemaal afgetimmerd als een zwevende sculptuur. ‘Ik hou er wel van om trappen zo te beklemtonen. De traptreden zelf vind ik soms te onrustig, het lijken wel tanden. Maar als je de trap verstopt achter een dichtgetimmerde, hoge reling, creëer je rust én nieuwsgierigheid. Plus: onder die trap creëer je een knusse zitgelegenheid. In de zetel lijkt het wel alsof je onder een boom zit.’
Japonisme
De belangrijkste inspiratie voor het gastenpaviljoen? Die komt uit Japan, een terugkerende fascinatie bij Van Apers. De schuifpanelen vooreerst, waardoor het ochtendlicht prachtig gefilterd wordt. De lampen in rijstpapier natuurlijk, re-edities van Isamu Noguchi. Ook de manier waarop je het gebouw betreedt, is Japans: via de stapstenen buiten beland je op een stenen plateau, dat een stukje lager ligt. ‘Daar doe je vanzelf je schoenen uit’, zegt Van Apers. ‘En zelfs die Costes-stoelen van Philippe Starck hebben een link met Japan. Ik kende ze al van in de jaren 90, maar ik zag ze recent terug op het Japanse kunsteneiland Naoshima. Ze pasten daar zo perfect, dat ik ze ook in de schuur wilde.’
| Website | vanapers.be
2 | Belgique Excentrique
Wat? De excentrieke opticien Eddy Blondé heeft een gastenverblijf met props uit Bobbejaanland.
De Antwerpse optiekzaak van Eddy Blondé was decennialang minstens even bekend om zijn eigenzinnige inrichting als om zijn brillen. Hoewel de winkel in de Nationalestraat inmiddels is overgenomen, heeft Blondé zijn passie voor over the top curiositeiten niet mee verkocht. Hij verhuisde onlangs van Berchem naar Vremde, een deelgemeente van Boechout, waar hij een onderkomen boerderij volledig renoveerde. ‘De gebouwen stonden al zes jaar leeg. De renovatie heeft uiteindelijk zes jaar geduurd. De omvang van de werken was gigantisch.’
Op instorten
‘Het was altijd mijn idee om in één grote ruimte te wonen, omringd door mijn rekwisieten’, vertelt Blondé. ‘Toen ik nog in Berchem woonde, huurde ik een garage voor al mijn props. Die werd uiteraard te klein. Ik wilde ruimte en lucht. En dat vond ik allemaal in Vremde, op een halfuur van Antwerpen. De plek is zelfs ruim genoeg om evenementen of exposities te organiseren.’
Op het domein stonden niet alleen een boerderij, een stal en een schuur, maar ook een minihuisje. Ook dat nam Blondé mee in zijn renovatieronde, ook al stond het gebouw nagenoeg op instorten. ‘Ik had het net zo goed kunnen afbreken, in zo’n slechte staat was het. Maar het huisje was te schattig om te slopen. En als ik het had afgebroken, had ik nooit meer iets mogen bouwen op die plek. Dus heb ik het volledig gestript en opnieuw opgebouwd.’
Thuis op reis
Dat huisje is nu Blondés gastenverblijf. Het zogenaamde ‘bakkershuisje’ is ingericht in zijn kenmerkende maximalistische stijl. Pure fun is het om er een nacht te gast te zijn. Op het terras hangt een enorme zon uit Bobbejaanland, met daarnaast een cactus uit het cowboydorp van het pretpark. En binnen struikel je over de geestige vondsten. Een Hollandse stokkenkast, een fiftieseetkamer, een retro keukentje, bonte Duitse keramiek en foto’s van Frieke Janssens: een lijn moet je niet zoeken in het interieur. Behalve dan Blondés eigen eclectische smaak. ‘Design uit de jaren 50, 60 en 70 straalt voor mij veel meer plezier, fantasie en vrijheid uit dan wat we nu vinden’, zegt hij. ‘Interieurtrends volg ik niet, ik doe gewoon mijn zin en volg mijn intuïtie. Als ik naar iedereen had geluisterd met een zogenaamd betere smaak, was ik al lang dood.’
‘De kunst is om thuis te leven alsof je op reis bent’: Eddy Blondé haalde zijn levensmotto bij de Nederlandse schrijver Godfried Bomans. ‘Die wijsheid is me altijd bijgebleven. Ik woon op mijn eigen vakantiedomein. Ik hoef geen duizend kilometer te rijden om het gevoel van een vakantiehuisje te evenaren. Zo’n ‘changement de décor’ heb ik niet nodig. Ik koop liever een pot verf dan een vliegtuigticket.’
Blondé laat het niet bij woorden: hij gaat ook effectief op vakantie op zijn domein. In de winter, wanneer het te duur wordt om zijn boerderij te verwarmen, verhuist hij een paar maanden naar zijn ‘bakkershuisje’.
Op wieltjes
Blondé zegt dat hij zijn verzamelwoede niet van thuis heeft meegekregen. ‘Mijn broers en zussen verklaarden me gek. Mijn vader zei: “Eddy zal nooit een midlifecrisis krijgen, want hij is nooit uit de puberteit gekomen.” Heel mijn leven heb ik etalages, displays en interieurs gemaakt, puur op gevoel. Ik koop gewoon wat ik mooi vind en denk ooit te kunnen gebruiken. Ook al is het pure kitsch of iets wat niemand anders wil. Glazen vissen, bijvoorbeeld. Of demokaasbollen, niet één, maar dertig stuks. Mijn gouden regel: iets lelijks in massa wordt vanzelf mooi. Net zoals etalages bouw ik thuis ook graag settings. Daarom zet ik ook zoveel mogelijk meubels op wielen. Zo kan ik zelfs de zwaarste stukken gemakkelijk verplaatsen. Ik zal het spelen nooit verleren.’
| Website | ydde.be
3 | T(uin)huis
Wat? Architect Menno Vanderghote woont tijdelijk in zijn zelfbouwpaviljoen, dat later guesthouse, atelier of kangoeroewoning kan worden.
Bij de Gentse architect Menno Vanderghote is het woord ‘tuinhuis’ letterlijk te nemen: met zijn tachtig vierkante meter is de structuur achter in zijn tuin effectief bewoonbaar. ‘We zijn onze woning aan de voorkant van het perceel aan het renoveren. Dus wonen we met ons gezin tijdelijk in het paviljoen in de tuin. Ik heb het grotendeels zelf gebouwd, na mijn uren. De bekisting van de betonnen draagstructuur alleen al kostte me een maand.’
Dat zichtbeton is bijzonder. De kolom lijkt wel een boomstam die met zijn ‘takken’ de roostering van oregonbalken draagt. Net omdat de draagkolom niet pal in het midden staat, voelt de leefruimte – of atelierruimte zo je wil – veel ruimer aan. ‘De grote raampartij trekt de tuin en het aanpalende park naar binnen. In de woning die we aan het verbouwen zijn, zullen de ramen een kopie zijn van die in het tuinhuis. Ze zijn een echo van elkaar.’
Zelfbouw
Je zou het (tuin)huis in principe een ‘noodwoning’ kunnen noemen, al houdt de architect niet van die term. Maar het compacte paviljoen is wel degelijk ontworpen om na de verhuizing van het gezin te blijven staan. ‘Het gebouw is zoveel meer dan een caravan op de oprit. Het is multi-inzetbaar, dus duurzaam in de tijd. Het kan later dienen als guesthouse voor onze logees. Of we kunnen het verhuren op Airbnb. Maar het kan ook als atelier worden gebruikt. Ik heb namelijk een uit de hand gelopen hobby: meubels maken. Ik weet natuurlijk niet hoelang ik die passie zal volhouden. Dus het atelier is zo ontworpen dat het ook gemakkelijk voor iets anders kan dienen.’
Vandaar het open plan en de robuuste materialen. ‘We gebruikten vooral ruwbouwmaterialen, die meteen ook de afwerking zijn. De vloer bestaat uit eenvoudige betondallen, de muren zijn opgetrokken in baksteen, die we deels kaleiden in het wit. Het is een van de principes van ons bureau: we verbruiken zo weinig mogelijk materialen. De materialen die we bezigen, zijn zo simpel mogelijk, en we hebben het aantal afwerkingslagen flink beperkt. Dat drukte de bouwkosten aanzienlijk. Maar de grootste besparing? Die zat erin dat ik alles zelf heb gebouwd.’
Kangoeroewoning
Menno Vanderghote werkte bij de – recent bekroonde – Gentse architecte Marie-José Van Hee vóór hij in 2014 het Gentse atelier Janda Vanderghote oprichtte samen met Indra Janda. Ook zijn vennoot realiseerde trouwens al een multifunctioneel tuinpaviljoen in haar eigen tuin. ‘Momenteel wonen we met vier in ons tuinhuis. Het slaapgedeelte zit verstopt achter de gordijnen. De kinderen slapen in de houten box, wij erbovenop’, zegt Vanderghote. ‘Mijn dochter schildert graag, dus ze wil het paviljoen later gebruiken als atelier. Mijn zoon speelt graag met Lego, dus hij droomt van een Lego-kamer.’
De toekomst van het paviljoen ligt helemaal open. Studentenhuisvesting is een mogelijkheid, maar ook een muziekstudio, tuinkamer of kangoeroewoning behoren tot de opties. ‘Dat laatste is nog niet aan de orde, maar mijn schoonfamilie sprak er ons al over aan’, aldus Vanderghote. ‘Het tuinhuis was nooit bedoeld als vakantiewoning in onze eigen tuin. Maar nu we er wonen, genieten we er volop van, vooral als verkoelende schaduwplek in de zomer. We hebben zelfs even getwijfeld of we het hoofdhuis nog wel zouden verbouwen.’
| Website | atelierjandavanderghote.be
4 | Te gast aan de vijver
Wat? In plaats van het huis van zijn buurman af te breken, renoveerde ondernemer Peter Scheyltjens het tot gastenverblijf met pooltafel én vijver.
Peter Scheyltjens richtte samen met zijn vrouw Kristel Patteet Advipro op, een bedrijf dat projecten en processen ondersteunt in de farmaceutische en biotechnologische industrie. Toen het koppel in 2020 de kans kreeg om het jarenzestighuis van hun buurman te kopen, twijfelden ze niet. Het oorspronkelijke plan? Het gedateerde pand afbreken en de tuinen samenvoegen. Maar het vrijstaande huisje in Schilde verdiende bij nader inzien toch beter dan de sloophamer. ‘De patiowoning was iets te klein als gezinswoning, maar had wel twee slaapkamers en een badkamer. Dus gebruikten we het eerst als guesthouse voor mensen die wilden blijven overnachten, bijvoorbeeld na een feestje.’
Ochtendkoffie
Sinds de grondige renovatie door interieurarchitect Arjaan De Feyter gebruikt de familie Scheyltjens het paviljoen veel intensiever dan gedacht. ‘Als we familie of vrienden ontvangen, gebeurt dat altijd daar. Het is zalig om aan de bar te hangen of te poolen. Onze dochters bezigen het paviljoen soms om te studeren of te feesten. En voor ons is het overdag het thuiskantoor van onze twee vennootschappen. Met zicht op de vijver is het er zeer rustig werken’, vertelt Scheyltjens. ‘Sowieso komen mijn vrouw en ik hier elke morgen een kop koffie drinken. De vissen in de vijver weten dat intussen. Als ze ons horen afkomen, liggen ze klaar om eten te krijgen.’
Het tuinpaviljoen is veel eleganter en minder kitscherig dan de doorsnee mancave, iets waar De Feyter nauwlettend op toezag. ‘De plek moest rust en sereniteit uitstralen, maar het mocht er ook weleens luid aan toe gaan. Dat maakte de opdracht zo bijzonder’, zegt hij. ‘Aan de authentieke sfeer van het huisje wilden we niet te veel raken. Daarom hebben we de oude planchetteplafonds bewaard, net zoals de binnendeuren en de klinken.’
Wat wél compleet veranderde, was de indeling. In het hart van de ruimte kwam een centrale bar, afgewerkt met donkerrode tegeltjes. ‘Die bar is eigenlijk een volledig uitgeruste keuken, maar de toestellen zitten verstopt achter kastwanden’, zegt De Feyter. ‘Langs de patio hebben we een groot raam geplaatst dat bijna aansluit op de nieuw aangelegde vijver. De waterrimpelingen dansen op het plafond. Er is ook een venster dat net subtiel genoeg is om een glimp van een collectiewagen op te vangen.’
Specialleke
Het huisje heeft wat features van een grote hotelkamer. Er zijn bijvoorbeeld open garderobekasten waar gasten hun koffer kunnen neerleggen en een paar kledingstukken ophangen. ‘We werkten die dressings uit in smeedijzer, gecombineerd met massieve notenhouten legplanken.’ Ook de kleuren zijn mooi op elkaar afgestemd. De buitenkant van het tuinpaviljoen is donker geschilderd, wat mooi contrasteert met het groen van de tuin, ontworpen door Koen Mennes. Binnen kregen de originele plafondbalken een donkere beits, zodat ze mooi opgaan met de rest van de kleuren en materialen. ‘De wijnrode kleur voor binnen kwam pas later in beeld, want aanvankelijk had Arjaan De Feyter zwart in gedachten. Maar toen we de stalen testten, ontdekten we dat terracotta hier veel beter tot zijn recht kwam’, aldus Scheyltjens.
Het tuinpaviljoen begon als een coronaproject voor De Feyter, maar inmiddels hebben de eigenaars hem ook gevraagd voor de renovatie van hun hoofdwoning. ‘Terwijl we eigenlijk al een vakantiewoning in onze eigen tuin hadden, op dertig meter van ons huis’, zegt Scheyltjens. ‘De verbouwing van het huis van de buurman was een ‘specialleke’ voor mij’, aldus De Feyter. ‘Ik kon het niet benaderen als een normale woning, het had een andere functie. Het paviljoen is zo ontworpen dat het in de toekomst gemakkelijk een andere bestemming kan krijgen.’
De Feyter weet waarover hij spreekt: momenteel woont hij met zijn gezin zelf in een paviljoen in zijn tuin, ‘een poolhouse zonder pool’. ‘We verblijven er totdat de renovatie van ons huis is afgerond’, zegt hij. ‘Het is best compact, maar wel gezellig, en we beleven de tuin nu op een heel andere manier.’
| Website | arjaandefeyter.be