Driemaal Dwek: de architect die kunstfoundations in kunstwerken transformeert

Met zijn totaalideeën ontpopte Brusselaar Olivier Dwek zich tot de favoriete architect van heel wat kunstinstellingen. Deze drie Belgische pareltjes schopten het tot zijn eerste monografie.

1. New Hope Collection in Sint-Gillis

Een setting in de Brusselse New Hope Collection, met topstukken van Philip Guston, Jules Wabbes, Jean Royère, Oscar Niemeyer en Harry Bertoia.
Een setting in de Brusselse New Hope Collection, met topstukken van Philip Guston, Jules Wabbes, Jean Royère, Oscar Niemeyer en Harry Bertoia.
©Philippe Garcia
Advertentie

Recht tegenover het Hortamuseum, de Unesco-beschermde plek waar Victor Horta woonde en werkte, ligt Dweks gebouw voor de New Hope Collection. Hij ontwierp het in 2020. ‘Kijk naar de compositie van de achtergevel en de daklijn: de twee gebouwen zijn elkaars echo. Het lijkt wel of ze met elkaar musiceren’, zegt Dwek.

Advertentie

‘Rock ontstond in de jaren 1950, toen muzikanten de blues sneller en sexyer uitvoerden. Hier speelde ik dezelfde melodie als Horta, maar 120 jaar later. Hij had een fin-de-sièclestrijkkwartet ter beschikking, ik state-of-the-artsynths. Horta keek uit op de bomen, die in de tuin van de New Hope Collection staan. Dat uitzicht moest bewaard blijven. Vandaar dat het collectiegebouw niet zo hoog is.’

Tegenover Horta’s art-nouveau-atelierwoning mogen bouwen, heeft voor Dwek een bijzondere betekenis. Hij studeerde niet alleen aan het Victor Horta-Instituut in Brussel, zijn werk is er ook mee verwant. Bij Horta is de architectuur maar één element van een totaalcompositie. En die totalitaire aanpak zet Dwek op zijn hedendaagse manier verder.

‘De bouwheer is een van de grootste verzamelaars van Amerikaans en Scandinavisch 20ste-eeuws design. Een van de topstukken is een unieke bibliotheek, ontworpen voor George Nakashima en Paul Evans. Vandaar ook de naam ‘New Hope Collection’: de plek in Pennsylvania waar de Amerikaans-Japanse houtbewerker George Nakashima woonde en werkte’, weet Dwek.

‘Ik heb die collectiestukken hier in dialoog gebracht met kunst van de Brusselse kunstverzamelaar Charles Riva, onder meer een Richard Prince, Philip Guston, Ed Ruscha en Robert Motherwell. Ik combineerde ze met stukken uit de Franse designverzameling van David en Daniel Lebard.’

Advertentie
Advertentie

Door de natuurlijke lichtinval en fluïde binnen-buitenrelatie resoneert de kunst hier uitzonderlijk goed. Maar zelfs zonder kunst of design blijft de architectuur van de ruimte krachtig. Dé eyecatcher is de groene marmerwand van 42 vierkante meter – een knipoog naar Dweks ‘artistieke grootvader’ Ludwig Mies van der Rohe – in dubbele openboekopstelling: alsof een marmerblok twee keer is opengevouwen. De dakconstructie is dan weer een speelse referentie aan Jean Prouvé. ‘Ik had gedroomd dat ik een muis was en onder een Prouvé-tafel was beland. Het uitzicht op dat meubelframe heb ik vertaald naar de stalen spanten.’

2. CAB in Elsene

Een sculptuur van Bernar Venet in dialoog met de industriële architectuur van het CAB, verbouwd door Olivier Dwek in 2012.
Een sculptuur van Bernar Venet in dialoog met de industriële architectuur van het CAB, verbouwd door Olivier Dwek in 2012.
©Philippe Garcia

Kunstverzamelaar en vastgoedondernemer Hubert Bonnet was de eerste die Olivier Dwek vroeg om een gebouw voor een kunststichting te ontwerpen. Het CAB huist sinds 2012 in een industriële hall uit 1933, die de architect strak trok tot een polyvalente ruimte, ideaal om expo’s of events te hosten. Het industriële karakter bleef bewaard, maar Dwek integreerde plafonds van 3,80 meter hoog én lichtstraten van 30 meter lang, zodat kunst er optimaal tot zijn recht komt.

‘Hubert is een gepassioneerde verzamelaar van minimalistische en conceptuele kunst. Dat is ook de krachtlijn van zijn foundation, waar hij curatoren uitnodigt om thema-expo’s te maken’, zegt Dwek.

Momenteel vindt in het CAB de groepstentoonstelling ‘Structures of Radical Will’ plaats, met werk van onder meer Sol LeWitt, Stanley Brouwn en Beatrice Balcou.

3. N.E.S.T Foundation, in de rand rond Gent

Voor een discrete verzamelaar creëerde Dwek een collectiegebouw, met state-of-the-art verlichting én akoestiek.
Voor een discrete verzamelaar creëerde Dwek een collectiegebouw, met state-of-the-art verlichting én akoestiek.
©Philippe Garcia

Voor een discrete Belgische kunstverzamelaar en melomaan ontwierp Olivier Dwek in de Gentse rand een gebouw met meerdere functies. Aan de ene kant een gelijkvloerse ruimte van 1250 m² om zijn kunst- en designcollecties wisselend te kunnen presenteren. Aan de andere kant een concertzaal met een topakoestiek, die voldoet aan de normen van de Muziekkapel Koningin Elisabeth.

‘Net zoals in de Fondation Maeght in Saint-Paul de Vence of de Fondation Beyeler in Bazel is hier natuurlijk licht overvloedig aanwezig. Maar het systeem dat de lichtinval reguleert, is zo ontworpen dat het ook een akoestische functie heeft’, zegt Dwek. De architectuur is hier niet alleen een visuele en auditieve ervaring. ‘Ook olfactorisch deden we enkele ingrepen: de muren scheiden hier een subtiele geur af.’

Ook al is het gebouw niet toegankelijk voor het grote publiek, toch moest Dweks architectuur polyvalent zijn voor wisselende collectiepresentaties, bedoeld voor intimi. Op de mezzanine mocht de architect een bibliotheek en ontmoetingsruimte ontwerpen. Dé blikvanger daar is het barmeubel in manueel gehamerd tin: een pièce unique van Dwek, made in Belgium.

Advertentie