Stephan Vanfleteren op dwaaltocht door de thuis van chef Willem Hiele | Thermae Palace Hotel
Een gestrand slagschip. Zo omschrijft fotograaf Stephan Vanfleteren het Thermae Palace Hotel als hij ’s nachts met zijn voeten in het Oostendse zeewater staat. Een jaar lang dwaalde hij door het labyrint.
Klokslag middernacht doven de hoofdlichten. Wit licht wordt dof grijs. Alleen de zuilen zijn nog verlicht. Eén lamp sputtert en raakt maar niet op volle kracht. Het groene licht contrasteert met de warme oranje kleur op de tegels van de zeedijk. Hier en daar is een hotelgast nog wakker, een koppel rookt op het terras. Een sigaret na het liefdesspel? Een briesje uit zee doet de witte rook in het duister verdampen. Ook op de hoek aan de westkant brandt nog licht. Daar resideert een kok, de curator van dit nummer, in zijn Chelsea Hotel aan zee.
Tweemaal heb ik er zelf geslapen. Je droomt er van Spilliaert en Ensor.
Advertentie
Advertentie
Deze nacht echter geen matras voor mij. Ik loop langs de 380 meter Koninklijke Gaanderijen. Nog maar eens. Als kind van de kust ken ik ze al van in mijn prille jeugd. Ik ben er blijven passeren, om ze in alle seizoenen te omhelzen. In alle lichtomstandigheden en gedaantes, in hun verleidelijke nachtjapon, maar ook verloren in de mist, bedolven onder een laagje sneeuw, geteisterd door slagregen of bewierookt met avondzon. Al bijna negentig jaar schijnt er zonlicht, strijklicht, neonlicht, maanlicht, natriumlicht op deze Oude Dame. En er is de wind natuurlijk, die onvermoeibaar tegen haar gedeukte façade waait en binnendringt via haar gebarsten huid.
Blut an den Lippen
Afgelopen jaar dwaalde ik vaak door de gangen, over de daken en langs wenteltrappen door het labyrint. Soms vreesde ik voor Jack Nicholson achter een deur of hoopte ik het lichaam van Laura Palmer uit ‘Twin Peaks’ te vinden. Ieder moment kon ik er ook Ilja Leonard Pfeijffer tegen het lijf lopen in zijn ‘Hotel Europa’. Geen van hen heeft er ooit verbleven. Wel Maria Callas en Edith Piaf, die op de tweede verdieping sliepen. De echo’s van hun stemoefeningen in de douches zijn al lang uitgestorven.
Niet alleen zangeressen werden aangetrokken tot deze grandeur aan de Noordzee. Zo was het hotel het decor van de erotische vampierenfilm ‘Les Lèvres Rouges’ (‘Daughters of Darkness’ of, zo mooi klinkend in het Duits, ‘Blut an den Lippen’) van Harry Kümel, de Visconti van de Lage Landen. Het lijk werd er vanuit kamer 113 over de balustrade gegooid.
Op het verlaten dak van de zuidwestgevel zie ik aan de horizon de ‘parking’ van de wachtende schepen die Antwerpen binnen willen varen en bewonder ik het fenomeen van de rode gesynchroniseerde lichtjes van de 54 windturbines aan de Thorntonbank.
Advertentie
Advertentie
Smoking vanaf de middag
Dat lichtspektakel op zee was er nog niet toen er in 1876 voor de eerste maal gedroomd werd over een thermaal instituut in Oostende. Na vele plannen en omzwervingen mondde de droom uit in de site aan de achterkant van de Koninklijke Gaanderijen. Op 28 juni 1932 opende koning Albert I de deuren van het Palais des Thermes. Het eerste thermale badhuis aan de Belgische kust, gebouwd in art-decostijl met gewapend beton, bakstenen vullingen en similibepleistering, was een feit. Prestige in architectuur vertaalde zich vroeger niet verticaal, maar horizontaal. Het hotel telde meer dan 150 kamers, suites, een restaurant en een bar, dat alles geflankeerd door een heuse personeelsbrigade van piccolos, gouvernantes, concierges, voituriers, maîtres d’hôtel, mademoiselles d’étage, maître queux, commis de rang, commis débarrasseurs, grillardins, sauciers, chefs tournants, rôtisseurs, poissonniers, demi chefs en sommeliers.
Het hele Franse hotel- en restaurantjargon en de bijbehorende hiërarchie waren in dit grand hôtel van toepassing. De maître d’hôtel was verplicht een smoking te dragen vanaf de middag, net zoals er pitteleers vereist waren bij bijzondere gelegenheden of belangrijke gasten. De epauletten – ook wel de ‘mayonaises’ genaamd – op de schouders van het witte kostuum van de kelners zijn niet gesneuveld onder de teloorgegane etiquette.
Behalve sommeliers waren er ook waterdragers: letterlijk mannen en vrouwen in witte schorten die glazen vulden aan de marmeren Albert-bron. Er werd helend bronwater tot 352 meter diep uit de grond geboord. Geen zeewater, want volgens geologen is het afkomstig uit het Eifelgebergte. Ideaal tegen artritis, verstopping en maag- en darmklachten, als we de dokters mochten geloven. Maar de lokale ‘Ostendenaers’ vonden het niet te drinken. Geen wonder dat er sinds mensenheugenis zoveel alcohol wordt gedronken in de Langestraat.
Op een van mijn vele dwaaltochten ontdek ik iets wat lijkt op een kleine wijnkelder. Het zijn geen gestapelde châteauneuf-du-pape-wijnflessen, maar bestofte flessen thermenwater, gebotteld in groen glas waar soms nog een roestige kroonkurk op zit. Het verkleurde etiket pronkt en prijst in het Frans de helende krachten van zijn ‘eau gazéifiée’ aan: alcaline, bicarbonatée, chlorurée, lithinée, boratée-sodique en iono-radio-active. Ondanks het opschrift ‘embouteillée sous le contrôle permanent des services d’hygiène de la ville d’Ostende’ laat ik me niet verleiden. Ik wil mijn darmen niet op de proef stellen.
Kleine mirakels
Het ‘Palais des Thermes’ had zijn naam niet gestolen. Zwembaden, Turkse baden, koolzuurbaden, Vichy-douches, de hamam met zijn caldarium- en frigidariumbad, massagezalen, turnzalen, schermzalen, stoomcellen, X-straalzalen, stortbaden, rustzalen, modderbaden, zeeslijkbaden en zelfs een kunstmatig strand met echt zand op de bodem van een zwembad. Niet alleen dokters en verpleegsters in de heliotherapie, fysiotherapie en hydrotherapie zorgden voor de illusie van het eeuwige leven, ook 14 gediplomeerde kloosterzusters van het psychiatrisch gesticht in Pittem werden ingehuurd om kleine mirakels in het lichaam te helpen voltrekken.
Het kuuroord heeft eigenlijk altijd achter de feiten aan gehinkt. Nog voor de opening was het hoogtepunt van de thermencultuur voor le beau monde al even voorbij en later is de transitie van luxeverblijven naar meer sociale en ziekenfondsgerichte vakanties nooit vloeiend verlopen.
In 1980 gingen de thermen onherroepelijk dicht en bleef alleen het hotel open.
De vele verbouwingen en functieveranderingen volgden elkaar op. Het zwembad werd een feestzaal, de Albert-bron werd ontmanteld, de medische inrichtingen werden afgebroken. Nu staan grote delen van het kuuroord helemaal leeg. In de kelder herken ik het exotische en erotisch getinte fresco van de rustzaal van de hamam van op een oude postkaart. Het vroegere caldariumbad van 40 °C is nu volgestort met rommel in een laagje vuil water.
Ook van het mooie zonneterras op het dak aan de zuidkant is niets meer te herkennen. Alleen de zon is dezelfde. Visnetdraad probeert de duiven buiten te houden. Een van de twee vlaggenstokken is afgeknapt door een recente storm. Sommige ramen in de Koninklijke Gaanderijen zijn gebroken en door vezelplaat vervangen. Hier en daar hangt nog een plakzwaluw op de door stof en zeezout bevuilde ramen.
In de Dorische zuilen zie je de littekens van waar de metalen hekken ooit bevestigd waren. Het ijzer werd omgesmolten tijdens de Eerste Wereldoorlog en de oorlog erna werden de hekken door de Duitsers dichtgemetseld als deel van de Atlantikwall. Nu ondersteunen metalen stutten als krukken de kreupele plafonds in de buitengaanderijen.
Architecturale artrose. Er zijn zeildoeken gehangen om te vermijden dat afbrokkelende stenen op nietsvermoedende voorbijgangers vallen. Nergens is de uitdrukking ‘vergane glorie’ zo van toepassing als voor dit bouwwerk.
Cynisch en misplaatst
Tijdens een mistige oktobernacht loop ik illegaal op het uitgestrekte dak van de oostelijke Koninklijke Gaanderijen. De gietijzeren balustraden zijn onveranderd. Leopold II zit nog steeds in het zadel van zijn paard onbeweeglijk naar de Noordzee te kijken. Maar hij is wel van zijn sokkel gevallen. De zeven zwarte mensen, gegoten in donker brons met het opschrift ‘Dankbaarheid van het Kongolese Volk’: het is wel heel cynisch en misplaatst.
Wat verder ligt een dakloze in een warme deken op de bank te slapen onder de Koninklijke Gaanderijen. Zijn borst beweegt langzaam op en neer. Zijn lichaam lijkt een sarcofaag. Hoe groot kan het contrast zijn tussen een man zonder bed en een gefortuneerde hotelgast van weleer?
‘Je hoort de golven suizen tot op je hoofdkussen, net zoals je als kind de zee hoorde in een schelp.’
Stephan Vanfleteren
Fotograaf
Ondanks deze weemoedige impressies blijft dit gebouw een juweeltje. Wat ooit de parel van de kust was, werd een mossel aan de zeedijk. Maar mosselen zijn verdomd lekker. Ik blijf ontroerd door dit onroerend goed dat sinds de brexit aan de rand van Europa ligt met de zee als deinende douanier. Het gebouw gaat nooit dood en het Thermae Palace Hotel blijft open. Stilaan groeit het besef dat men nu toch niet te lang meer moet wachten om het grondig te restaureren. Men mag eens stoppen met getreuzel en gekrakeel over wie de kosten moet dragen. Dit knip-en-plakwerk is water naar de zee dragen.
Het is nog altijd een heerlijke plek om te overnachten. Welk hotel heeft een mooier uitzicht? Een geopend venster in de kamer is een schilderij dat nooit verveelt. Op de tweede verdieping kijk ik nogmaals naar de zee en maak ik het rekensommetje dat het gebouw sedert zijn opening ergens midden in het interbellum de vloed al 65.669 keren heeft mogen aanschouwen. Je hoort de golven suizen tot op je hoofdkussen, net zoals je als kind de zee hoorde in een schelp. Wat een voorrecht om hier te vertoeven.
En als je honger hebt, is er beneden nog altijd de zeetong met frieten in Brasserie Albert. De vis, gisteren nog zwemmend in de immense watermassa voor het hotel, wordt nu aan tafel gepresenteerd door een garçon uit Afghanistan. Als een tovenaar ontbloot hij het heerlijke gerecht vanonder de blinkende ‘cloche de table’. Kijk naar je bord, neem een slok van je bierglas en draai dan je hoofd naar de zee. Met wat geluk zie je Marvin Gaye en Arno Hintjens voorbij slenteren. Ze hebben dorst en zijn samen op weg naar de Langestraat voor een eeuwig glas ‘eau minérale des Thermes d’Ostende’.