Hoe hij met zijn curieuze multiculturele portretten zijn nieuwe samenleving schetst, is magisch. Zopas opende van hem ‘A(r)mour’, een solo-expo in MAD Brussels.
Met zijn foto’s tilt Mous Lamrabat (40) mensen over velerlei grenzen heen. Onverschrokken jongleert hij daarvoor met tegenstellingen in één beeld. Met een opmerkelijke lichtheid vermengt hij ook oude tradities met nieuwe symbolen, en schudt op die manier contexten door elkaar. En nog meer kruidt hij zijn beelden af met een scheut aanstekelijke ironie. Die opbeurende ogenschijnlijke contradictie maakt van deze Marokkaanse Belg een surrealist pur sang. Hij ziet géén afbakening, geen belemmering: ‘Het is één wereld’, zegt hij. En die wereld houdt van Lamrabat.
Van Sint-Niklaas tot Vogue
Eigenlijk studeerde Lamrabat interieurvormgeving. Maar na zijn studies kreeg hij het gevoel dat dat niet echt iets zou worden. In plaats daarvan richtte hij zich volledig op zijn zijproject: fotografie. Hij ging assisteren bij een bevriend fotograaf om te weten ‘hoe het er in het echt aan toe ging’ en kreeg al snel met zijn eigen werk succes in tijdschriften.
In 2019 mocht hij tentoonstellen in zijn thuisstad Sint-Niklaas met ‘Mousganistan’, een totaalbelevenis waarmee hij zijn hele universum openlegde. Nóg hetzelfde jaar kreeg hij een solotentoonstelling in de galerie Manarat al Saadiyat in Abu Dhabi. In ‘East to East’ toonde hij onder meer personages in felgekleurde nikabs met grote Amerikaanse basketballogo’s.
Ook de modewereld is dol op Lamrabat. Hij publiceerde intussen foto’s in Vogue Arabia, GQ Middle East en Vanity Fair. Tegelijk maakt hij campagnes voor YSL Beauty, Burberry en Chanel. Hij portretteerde de popfenomenen Pharrell Williams, Stromae en Joey Bada$$, maar maakt even graag een foto van Bernard Arnault, de voorzitter van het luxeconglomeraat LVMH. Vorig jaar won hij een Belgian Fashion Award in de categorie ‘Professional of the year’, terwijl hij in het Amsterdamse fotomuseum Foam een solotentoonstelling kreeg met ‘Blessings from Mousganistan’. Afgelopen maand opende in Londen ‘There’s No One Like Us’, een tentoonstelling die hij maakte in opdracht van de berichtenapp WhatsApp, met portretten en interviews met mensen van over de hele wereld.
Maar kijk! Deze zomer krijgen we eindelijk op eigen bodem nog eens iets te zien van hem. Lamrabat palmt het Brusselse MAD in, het Brusselse platform voor mode en design. ‘Als locatie is Brussel een perfecte stad om mijn beelden in te exposeren’, zegt hij. ‘Mijn werk heeft altijd dezelfde thematiek: Mousganistan tonen, de wereld van Mous. De tentoonstelling in MAD is bovendien een ode aan jonge Brusselse modeontwerpers van wie wij kleren hebben geselecteerd. Met het werk van die mensen aan de slag gaan als fotograaf is erg dankbaar. Ze zijn nog aan het vechten voor erkenning en wat ze maken, is daardoor altijd net iets méér.’
Als fotograaf ben je autodidact. Werk je het liefst digitaal of analoog?
Mous Lamrabat: ‘Ik weet dat het tegenwoordig weer trendy is om analoog te shooten, maar ik ben al van bij het begin analoog aan de slag, en schakelde pas later over op digitaal. Mijn eerste camera was een oude analoge Nikon van de rommelmarkt. Toen ik later een digitaal toestel aanschafte, miste ik de charme van analoog, zodat het erop neerkwam dat ik van toen af alles én digitaal én analoog fotografeerde. Ik werk graag met kleuren in mijn beeld, en dan is analoog toch net iets beter. Met digitaal is alles ook zo perfect. Te perfect. Een analoog beeld wekt veel sneller een emotie op, vind ik. Bovendien ben ik iemand die nog echt durft te prutsen. Zo heb ik mijn populairste foto’s gemaakt in avondlicht met een hoofdlampje van A.S. Adventure. Soms kleef ik zelfs een blauw filtertje ervoor. Ik probeer maar wat, en soms is het raak.’
De titel van jouw expo in Brussel is A(r)mour. Wat betekent die dualiteit voor jou?
‘Ik denk dat mijn werk mensen bij elkaar brengt. Figuurlijk en letterlijk, in dezelfde exporuimte. Mensen die elkaar anders nooit zouden ontmoeten, zijn vaak gefascineerd door hetzelfde beeld. Of het nu een oudere vrouw is met een hoofddoek of een kerel met een dotje en tattoos. Hoe die mensen eruitzien, is hun ‘armour’, hun bescherming om met rust gelaten te worden of om er stoer uit te zien. Als buitenstaander beoordeel je iemand bijna altijd op hoe die eruitziet. Maar als je met die persoon begint te spreken, wordt het pas echt interessant. Vandaar het tweede woord in A(r)mour: ‘amour’. De liefde en aandacht om mensen kansen te geven. Geef mensen dus een kans om hun ‘armour’ af te werpen! Hoe je het ook draait of keert, we duwen mensen nog altijd in hokjes. Die hokjes wil ik liever in deelverzamelingen steken. Iedereen ziet iets anders in mijn beeld, waarin tegelijk verschillende culturen en interesses zitten, zoals elementen uit mijn verleden, uit de nineties, een gouden tijd voor popcultuur, hiphop, street culture.’
Wat fascineert jou zo in die popcultuur, in de consumptiemaatschappij zelfs?
‘Heel veel dingen uit de nineties waren esthetisch heel mooi en cool. En roepen een soort nostalgie op, zoals ninetiessnoep. Nostalgie is een van de mooiste gevoelens die je als mens kunt hebben. Toch valt het maar moeilijk te omschrijven. Je ziet iets, en het voert je terug in de tijd. Zoiets voelt warm aan. Nostalgie is thuiskomen, onder een warm dekentje.’
De popcultuur staat in je foto’s wel vaak tegenover de traditie. Is het je bedoeling om ze te laten botsen?
‘Het feit dat je iets voelt wringen, is voor mij een intrigerend gevoel. Toch is het één wereld: die dingen bestaan mét elkaar. Ook visueel is het interessant om in één beeld soms erg traditionele elementen van klederdracht te mixen met iets heel moderns. Dan krijgen die traditionele elementen iets futuristisch. Denk aan de sciencefictionfilms uit de jaren 80 en 90: heel vaak droegen de personages daar zeer traditionele kleren, gemixt met een paar ultramoderne stukken. Dat vind ik mega-aantrekkelijk, omdat een schijnbaar futuristisch beeld toch altijd teruggaat naar de traditie. En dat houdt ook steek: de traditionele dingen zijn vaak het meest tijdloos, omdat je de mens erin beter kunt ‘lezen’, omdat er geen overbodigheden aanwezig zijn zoals bij ons nu. De typische klederdracht biedt een soort gelijkheid. Er is veel minder status aanwezig dan in onze manier van kleden, in de mode van nu.’
In je werk speelt de mode een grote rol. Maar een ‘modefotograaf’ wil je jezelf niet noemen?
‘Ik voel me aangetrokken door mode, maar ben daarom nog geen modefotograaf. Ik fotografeer de kleren immers in combinatie met dingen die niks met mode te maken hebben. Mode is een onderdeel van mijn fotografie, maar geen doel op zich.’
Vaak gebruik je wel opzettelijk de logomania die vandaag in de mode heerst. Vanwaar die fascinatie?
‘De modewereld zit tegenwoordig op een soort hoogtepunt. Iedereen wil in de fashion werken. En de jonge generatie kijkt heel erg op naar merken, namen en logo’s. Neem bijvoorbeeld mijn foto van een man in djellaba met daarover een plastic kledingzak met het logo van Balenciaga. Als die man alleen die djellaba aan had gehad, zou je niet langer dan een paar seconden naar dat beeld kijken. Maar omdat er nu een logo te zien is, vinden sommigen dat een cool beeld, terwijl het gewoon een plastic zak is. Dat is misschien sarcastisch, ja. Soms gebruik ik logo’s inderdaad louter als een visueel westers herkenningspunt, om er de aandacht mee te trekken.’
Ben je zelf ook veel bezig met mode en stijl?
‘Ik zie graag mooie kleren, maar het boeit me niet meer om alleen maar bepaalde kleren of merken te dragen – iets wat wél het geval was toen ik jonger was. Toen was het voor mij een soort magie als ik een trui droeg van Russell Athletic, of de juiste Nike Jordans aan had. Als ik nu een logo in een beeld gebruik dat er eigenlijk niet thuishoort, doe ik dat omdat het bevreemdend werkt. Het veroorzaakt iets wat wringt, zodat mensen weer stilstaan bij alledaagse dingen. Zeker met mijn afkomst vind ik dat heel erg belangrijk.’
Wat bedoel je daar precies mee? Welke rol speelt je afkomst in je fotografie en in de perceptie van je beelden?
‘Ik werd traditioneel opgevoed door ouders die van Marokko naar België zijn getrokken. Ze zeiden ons altijd: maak dat je niet te veel opvalt en zeg niks terug als iemand een opmerking maakt. Hun minderwaardigheidsgevoel is groot. Ze hebben die last ook op hun kinderen geprojecteerd. Dat gevoel speelt in mijn leven nog altijd een rol. Ik kan me als Marokkaan gewoon minder permitteren. Er zit bij de mensen minder rek op verdraagzaamheid tegenover een Marokkaan dan tegenover iemand met puur Belgische roots. Ik heb dat aanvaard, weet hoe ik ermee moet omgaan. Maar door wat ik doe, heb ik een podium gecreëerd. Mensen nemen vandaag meer tijd om naar mijn beelden te kijken dan naar de dingen die ze zien op het nieuws. Mijn foto’s ontlokken soms meer dialoog dan de beelden op het journaal, die ons blijkbaar niet langer raken.’
Er wordt niet alleen gesproken over je foto’s, soms halen ze zelfs diezelfde journaals. Een tijd geleden werden drie werken van jou weggehaald uit de trappenhal van de Arenbergschouwburg in Antwerpen. Heb je daarvan wakker gelegen?
‘Eerlijk? Ik was toen al volop bezig met een ander project. Mijn telefoon stond roodgloeiend, maar ik had er niet veel over te zeggen. Het was gewoon een bevestiging van een probleem, vond ik. Als een hoofddoek anno 2023 nog altijd een issue is, zul je niet vooruit raken. Dan moet je misschien gewoon het vergrootglas op iets anders zetten wat veel belangrijker is en dáár een punt van maken. Ik wil in die discussie eigenlijk geen energie steken. Ik ben er om oplossingen te zoeken, niet om problemen te accentueren. We kunnen ons zo hard focussen op de twintig, dertig of veertig verschillen die we hebben, maar ik focus me liever op de duizend dingen die we gemeen hebben. Ik zoek verbindingspunten.’
De jongste jaren toon je nog maar weinig foto’s op sociale media. Waarom?
‘Ik heb er afstand van genomen. Op die socials is de druk veel te groot. Het lijkt nooit genoeg, alsof je in competitie bent met de hele wereld. Daardoor sta je niet meer stil bij je eigen visie. Sociale media maken mijn werk bovendien te fragmentarisch, vind ik, terwijl het deel is van een totaliteit.’
‘Door de sociale media los te laten, werd het me snel duidelijk dat er wel degelijk een andere wereld is dan de onlinewereld. Want alles wat je op de sociale media ziet, heeft een invloed op je, het wordt letterlijk je leefwereld. Of je het nu wil of niet, als je creatief bent, word je erdoor geïnspireerd. Eigenlijk is het één poel waar we allemaal in aan het vissen zijn naar inspiratie. Vandaag trek ik in plaats van door het internet te scrollen, opnieuw naar de bibliotheek. Boeken zijn voor mij een gigantische bron van inspiratie, niet alleen kunstboeken, maar ook historische boeken. Er zijn zoveel periodes in de geschiedenis geweest waarin de mens er ‘interessant’ uitzag. Heel fascinerend doorheen de geschiedenis is bijvoorbeeld de obsessie van de mens met wat hij op z’n hoofd zet. Zoveel verschillende vormen, zoveel verschillende betekenissen ook.’
Waarvan droomt Mous Lamrabat nog?
‘Ik wil vooral graag alles in mijn eigen tempo blijven doen. Roem najagen is niet mijn ding. Met wat ik doe, effen ik het pad voor een nieuwe generatie. Ik zeg vaak tegen jongeren dat geduld het belangrijkste is als je het wil maken. Ik geef hun de raad om zichzelf een doel te stellen dat ze over dertig jaar kunnen halen, niet over drie jaar. Voorts geloof ik dat artiesten tot hun beste werk komen als ze de grootste ‘honger’ hebben. Mijn grootste vrees is dat ik op een dag niet meer hongerig zal zijn. Het is dat essentiële hongergevoel dat ik wil blijven koesteren.’
Expo ‘A(r)mour’ van Mous Lamrabat
| Wanneer? | Tot en met 2 september
| Waar? | MAD, Nieuwe Graanmarkt 10, 1000 Brussel
| Website | mad.brussels