Wist u dat Josephine Baker ooit gratis wafels kreeg bij Moeder Siska? En dat zowel Keith Haring als Claude François het casino van Knokke op stelten zetten? Vijf zomers die de badstad niet snel zal vergeten.
1951: de ‘mislukte première’ van Charles Aznavour
De grande dame van het Franse chanson Edith Piaf staat op 27 en 28 juli 1951 op de planken van het casino van Knokke, destijds het Monte Carlo van onze kust: een visitekaartje dat deuren opent. Als opwarmer heeft Piaf de toen nog volslagen onbekende Charles Aznavour meegebracht.
Dat is echter niet naar de zin van casinodirecteur Gustaaf Nellens. Nog tijdens Aznavours eerste nummer stormt die Piafs loge binnen en roept uit dat er ‘géén tweede nummer van Aznavour’ mag en zal komen. ‘Die kerel heeft een stem van iemand die de dood in de ogen kijkt’, roept Nellens uit. ‘Hees als iemand die is uitgezongen, terwijl hij nog maar net begint!’
Aznavour is furieux. De artiest ‘met de stem van iemand die de dood in de ogen kijkt’, overlijdt in 2018. Hij verkoopt in zijn hele carrière 190 miljoen platen.
1953: René Magritte op de blacklist
Gecamoufleerd en uitgerust met een (houten) kanon! Zo zag het casino van Knokke, een ontwerp van architect Léon Stynen, er tijdens de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitsers hadden het gebouw opgeëist en integreerden het in hun Atlantikwall, de verdedigingsmuur tegen aanvallen van op zee.
Om het casino van Knokke weer te laten schitteren na de oorlog bestelt directeur Gustaaf Nellens in 1952 - als afsluiter van een lange renovatie - niet alleen een Venetiaanse kroonluchter met 2700 lampen en 22.000 muranokristallen, hij wil in de speelzaal ook een groot panoramisch frescowerk van 70 meter lang en 4 meter breed laten schilderen.
Daarvoor twijfelt Nellens tussen twee Belgische surrealisten: Paul Delvaux uit het kustdorp Sint-Idesbald en de Brusselaar René Magritte, die met ‘Het Betoverde Domein’ een reeks van acht panelen heeft geschilderd die indruk maken op Nellens.
Magritte sleept de gigaopdracht binnen, en laat zijn acht panelen omzetten tot een 300 vierkante meter grote wandschildering. Hij zal die niet zelf schilderen - vier lokale lieden doen er twee jaar over om zijn ‘Betoverde Domein’ in XXL-formaat te kopiëren - maar Magritte neemt wel drie maal per week de trein vanuit Brussel om de schildersequipe te superviseren.
Tegen Pasen 1953 is het fresco klaar. Maar enkele dagen voor het werk officieel zou worden voorgesteld aan pers en publiek, krijgen Nellens en Magritte ruzie over de factuur, zo is te lezen in de ‘Magritte’-monografie van David Sylvester. Op de openingsavond wordt de kunstenaar zelfs de toegang tot het casino geweigerd. Toen Gustaaf Nellens jaren later werd gevraagd waarom hij zijn artiest wandelen had gestuurd, antwoordde hij droogweg: ‘Ik nodig mijn leveranciers nooit uit voor openingen.’
1961: Josephine Baker bij Marie Siska
Haar weinig verhullende showoutfit - een bananenrokje - heeft ze thuisgelaten die dag, maar haar twaalf geadopteerde kinderen heeft Josephine Baker wél mee als ze in de zomer van 1961 langskomt bij Marie Siska in Knokke. De Amerikaanse danseres-zangeres-actrice is na een carrière op Broadway en in de Folies Bergère in 1937 definitief naar Frankrijk uitgeweken. Ze is getrouwd met een bemiddelde Fransman en betrekt in de Dordogne zelfs het kasteeltje Les Milandes. Tegelijk blijft ze zich inzetten voor de rechten van de Afro-Amerikanen in de VS, tot grote ergernis van de autoriteiten daar.
‘Toen ze hier voor het eerst langskwam, charmeerde ze zowat iedereen met haar regenbooggezin’, vertelt Stefan Dossche, de eigenaar van Belgiës bekendste wafelhuis. ‘In 1941 had ze een miskraam gehad, waarna ze kids uit werkelijk alle delen van de wereld had geadopteerd. En omdat mijn ouders hadden gelezen dat de artieste het na de zoveelste liefdesbreuk financieel moeilijk had in die dagen, bood mijn moeder haar het diner met haar twaalf kinderen gratis aan.’
Baker was aangedaan door de geste. ‘Ze nam mijn mama vast, gaf haar een kus en fluisterde in haar oor: ‘En Amérique, on me met en prison pour embrasser un blanc.’’ Josephine Baker stierf in 1975. Vijfenveertig jaar later is de gelijkheid tussen blank en zwart in de VS nog altijd geen verworven recht.
1977: boegeroep voor Claude François
Een jaar voor zijn bizarre overlijden in 1978 komt de Franse hartenbreker Claude François naar een uitverkocht casino in Knokke. In de namiddag heeft de werkploeg van de gok- en entertainmenttempel drie vijftonners met geluids- en muziekapparatuur van de Fransman uitgeladen en op het podium neergezet.
Ook het publiek is er klaar voor, maar om 22.30 uur is de vedette nog altijd niet zinnens om eraan te beginnen. Casinoprogrammator Staf Knop stapt zijn loge binnen en verzoekt Cloclo - nog relaxed in ontbloot bovenlijf - om het publiek niet langer te laten wachten. Maar die antwoordt: ‘Laat ze maar even warm worden.’
Knop vreest niet alleen dat het chique publiek in Knokke niet met zich laat sollen - hier en daar is al boegeroep te horen in de zaal - hij heeft ook een andere, meer praktische reden om Cloclo tot spoed aan te manen: afgesproken is namelijk dat de werkploeg om middernacht naar huis mag.
Om 23 uur beklimt Claude François eindelijk het podium. ‘Wat we die avond hebben meegemaakt, was nooit eerder vertoond’, schrijft Knop later in zijn boek ‘Ik herinner me...’. ‘Hij pakte de zaal in no time in, en op het einde, om half één, volgde een minutenlange, staande ovatie.’
Al zitten de chanteur en zijn danseressen - de Claudettes - na afloop tóch met een probleem: de casino-arbeiders zijn om middernacht inderdaad naar huis vertrokken, waarna de vedette en zijn entourage de vijftonners zelf tot aan het ochtendgloren mogen volladen.
Cloclo overlijdt nauwelijks een jaar later: geëlektrocuteerd toen hij een lichtarmatuur trachtte te herstellen… tijdens het douchen.
1987: Keith Haring komt thuis
‘Een soort Palm Beach, maar dan aan de Noordzee en met een Vlaams én Frans accent.’ Zo kijkt de Amerikaanse graffitikunstenaar Keith Haring (1958-1990) in 1987 terug op zijn verblijf in Knokke.
De Vlaamse badplaats is voor Haring een coup de foudre: hij verblijft er van 17 juni tot 11 juli 1987, maar dat is ruim voldoende om van het Zoute een van zijn meest favoriete werkplekken te maken en de enige stad waar hij naar eigen zeggen ‘echt thuiskomt’.
Het is Roger Nellens - op dat ogenblik samen met zijn broer Jacques de concessiehouder van het Knokse casino - die de jonge Haring voor een expo uitnodigde. Haring had toen nog niet de renommee die hij vandaag heeft, maar was wél al een cultfiguur die bij topverzamelaars, grote galeries en musea met naam indruk maakte met gekke mannetjes die hij met simpele lijnen tot leven bracht.
Die zomer brengt Haring niet alleen een gigantische muurschildering aan in het casino, hij zet zijn figuurtjes ook op een materiaalcontainer van de Channel Surf Club, tientallen surfplanken en -zeilen, skateboards, T-shirts en alles wat de beau monde hem onder de handen schuift.
Zelfs Leopold Lippens - al burgemeester sinds 1979 - staat in de rij voor een doek van het Amerikaanse wonderkind. Al blijkt Lippens, achteraf bekeken, toch niet zo’n goeie artistieke neus te hebben: ‘Ik vind het een raar schilderij’, schrijft Haring in zijn dagboek op 23 juni 1987. ‘Een tekening met olieverf, half abstract. Maar ik ben blij dat hij het mooi vindt.’