Had zakenbankier Nicolas Berryer de business van Charles Schambourg niet uit (com)passie overgenomen, dan was zijn atelier voor geweven leder definitief uit België verdwenen. Nu werkt hij exclusief samen met klanten als LVMH, Chanel, Rolls-Royce en Bombardier.
Een Iraanse prinses, een gehandicapte geheim agent in nazi-Duitsland, de oprichter van LVMH en een Indiase roadtrip in een omgebouwde 2pk: het kunnen de ingrediënten zijn van een Bond-film. Maar het is het levensverhaal van Charles Schambourg: de man die in 1962 de ‘toile de cuir’ uitvond.
Aan zijn corebusiness - lederen strips die in elkaar worden geweven op de traditionele manier, ‘met schering en inslag’ - is niks veranderd. Behalve dan de eigenaar. Na Schambourgs dood nam zakenbankier Nicolas Berryer het failliete bedrijf in 2007 over. ‘Ik had niks met textiel. Ik kende niks van geweven leder. En ik zocht niet naar een investering. Maar ik was de rollercoaster van de Londense bankenwereld beu’, zegt Berryer.
Na een bloeiende carrière bij BNP Paribas, Salomon Brothers en Lehman Brothers stelde zakenvrouw Betty le Hodey hem in 2006 voor aan Christiane Lesaffre: de weduwe van Schambourg. Het bedrijf van wijlen haar man, een onderneming gespecialiseerd in geweven leder, was bankroet.
‘Ik had compassie met haar. Plus, ik vond het zonde dat zo’n prachtig Belgisch ambacht verloren zou gaan. En waar moesten die Cambodjaanse vaklui heen als de zaak op de fles ging? Het zijn bijna allemaal politiek vluchtelingen, van wie sommigen jarenlang in concentratiekampen van de Rode Khmer zaten. Er zijn er die al 30 jaar aan de slag zijn in dit atelier. Ze werken zo precies, geduldig en efficiënt. Onvervangbaar zijn ze: hun savoir-faire heeft bijna niemand nog in de vingers.’
Van privéjets tot Rolls-Royce
De merknaam ‘Charles Schambourg’ behield Berryer, uit respect voor de oprichter, al voegde hij er ‘by Nacarat’ aan toe, vernoemd naar een kleur uit de collectie van Schambourg. Sinds januari 2019 is Charles Schambourg by Nacarat verhuisd van Vorst naar Zaventem.
Het nieuwe atelier is ondergebracht in het studiocomplex van Lionel Jadot, die daar ateliers verhuurt aan ambachtslui, kunstenaars en designers. Berryer nam zijn intrek in een apart gebouw op de site. ‘Al de snijmachines, weefgetouwen en bibliotheken met lederstalen pasten er maar net in.’
Veel zal je over het merk niet vinden online. En dat is een bewuste strategie: Berryer blijft liever onder de radar. ‘Voor verscheidene luxehotels, boetieks en restaurants leverde ik al geweven leder. Denk aan Hôtel de Crillon, het luxewarenhuis La Samaritaine en het restaurant Pavillon Ledoyen in Parijs, en het hotel Cheval Blanc in Courchevel.
Ik werk meestal rechtstreeks met de top van de interieur- en decoratiewereld. Via wijlen Alberto Pinto kon ik enkele private jets stofferen. Peter Marino, de Amerikaanse architect die de winkels van Chanel en Vuitton wereldwijd inricht, bestelt al tien jaar stalen geweven leder, dat hij gebruikt in zijn boetieks en residentiële projecten.
Ik werkte al voor de Libanees-Franse interieurarchitect Chahan Minassian en nu heeft ook topdecorateur André Fu me gecontacteerd voor enkele nieuwe creaties. Voor het Chinese Shang Xia, dat door Hermès is overgenomen, ontwikkelen we op dit ogenblik exclusieve stoffen. En in het New Yorkse appartement van topmodel Gisele Bündchen zijn de poefjes bekleed met geweven leder van ons. Ook voor het privévliegtuig van een topondernemer uit de luxe-industrie, een Bombardier, heb ik net leder geleverd.’
Verwacht nu niet dat je datzelfde ledermotief morgen kan aanschaffen bij Berryer. Hij werkt niet met kant-en-klare collecties: de weefsels die hij produceert in zijn atelier in Zaventem zijn bijna allemaal op maat voor heel specifieke high-end projecten. ‘Rolls-Royce contacteerde me omdat ze naar bedrijven zochten die op hoog niveau leder konden weven voor hun auto-interieurs. Het merk wilde wereldwijd alle spelers testen om dan met de beste leveranciers een shortlist samen te stellen. Een maand later belden ze me op: ‘U staat op de shortlist, meneer Berryer. En u bent de enige.’
Avonturiers bij de sjah
Charles Schambourg was in 1962 ook de enige ter wereld die geweven leder produceerde. Maar de weg naar die innovatie leest - letterlijk - als een spionagethriller. Als spion tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte hij tijdens een missie in nazi-Duitsland besmet met polio. Verdict: in een rolstoel voor de rest van zijn leven. De verpleegster die hem verzorgde in het hospitaal was Christiane Lesaffre, een studente textieldesign aan La Cambre die vrijwillig in het ziekenhuis meedraaide. De twee werden verliefd en trouwden.
Lesaffre legde Schambourg de basics uit van het weefproces. En daar zag de ex-spion wel brood in. Hij liet zijn 2pk’tje ombouwen voor andersvaliden en trok ermee de wijde wereld in. Als twee ontdekkingsreizigers doorkruisten ze India en Iran, op zoek naar de mooiste garens en de wildste avonturen. In Iran raakten ze bevriend met Mohammad Reza Pahlavi - van 1941 tot 1979 beter bekend als de sjah van Perzië - die gecharmeerd was door het onbevangen Belgische koppel.
Terug in België bouwden ze in Brussel een klassiek weefatelier uit, waar ze stoffen produceerden in katoen, vlas en wol. Tot op een dag een invitatie in de bus viel voor een poepchic verjaardagsfeest in Londen van de Iraanse prinses Amoush, iemand uit de entourage van de sjah. Op zoek naar een origineel cadeau begon het Belgische koppel te experimenteren met fijne repen leder, die ze ‘met schering en inslag’ in elkaar weefden.
De Iraanse prinses en haar styliste waren zo enthousiast over het nieuwe materiaal dat ze er een rok mee maakten. Waarna het Belgische koppel besloot zich hierop te focussen: weefsels op basis van fijne strips leder, soms ook gemengd met repen katoen, wol, daim of kunststof.
Terreur
‘Toile de cuir’ noemde Schambourg het, en in 1962 richtte hij zijn eigen luxehuis op: Charles Schambourg. In alle discretie werkte hij vanuit zijn atelier in Brussel, waar hij bijna niemand toeliet, zo op zijn hoede was hij om gekopieerd te worden. Toch bereikte hij via mond-tot-mondreclame enkele luxehuizen, decorateurs en rijke privéklanten die bij hem bestellingen plaatsen.
Onder meer modeontwerper Hubert de Givenchy, bankier baron Lambert en Henry Racamier, de medeoprichter van de groep LVMH, waren klant. Eind jaren 70 ontmoette hij Solange Schwennicke, die toen Delvaux leidde. Ze zag potentieel in lederwaren in ‘toile de cuir’. Het begin van een lange samenwerking.
Om de productie aan te kunnen, was versterking nodig. Die werd begin jaren 80 gevonden bij enkele Cambodjaanse politiek vluchtelingen, in België beland na de terreur van de Rode Khmer. ‘Ze leverden prachtig werk. Maar Charles vernieuwde niet genoeg. Door zijn mismanagement droogden de bestellingen op. Op den duur bleef alleen nog Delvaux over. In 2006 stierf hij, met een enorme schuldenberg en een bijna failliet bedrijf. Ik had echt te doen met zijn vrouw. Ze kon de lonen en de huur niet betalen. In 2007 besloot ik ervoor te gaan.’
Pelgrimsstaf
Het eerste wat Berryer deed in 2007: alles verhuizen naar een nieuw atelier in Vorst, inclusief de Cambodjanen op de payroll. ‘Al het geld dat ik er in april in pompte, bleek tegen september al verdampt. Ik zei tegen mezelf: waar ben ik in godsnaam aan begonnen? Als zakenbankier was ik gewoon geraakt aan een leven met chauffeur, bonussen, luxehotels en toprestaurants.'
'Maar ik wist niet eens hoe ik een bedrijf moest leiden. Het enige wat ik wist: we moeten vernieuwen om te overleven. Dat deed ik samen met een decoratrice. Driehonderd nieuwe motieven of variaties bedenken we nu per jaar. Sommige weefsels zijn zo complex dat 2 meter per dag produceren al veel is.’
‘Vervolgens ben ik zelf op de deuren van bekende decorateurs en luxemerken, overal ter wereld, gaan kloppen.’ Het werkte: na een half jaar rolden er opnieuw bestellingen binnen. ‘Zelfs van klanten die nog met Schambourg hadden gewerkt.’
‘Een catalogus is er niet. Ik ga nog steeds zelf de decorateurs en interieurarchitecten opzoeken met mijn nieuwe stalen. Door mijn job kom ik op Art Basel of op de yachtshow in Monaco, om te netwerken. Maar ik blijf met de voeten op de grond. Had ik het voor het geld gedaan, dan had ik beter in iets anders geïnvesteerd. Ik ben geen ondernemer die alleen winst najaagt. Wat me passioneert, is het contact met mijn Cambodjaans team en met de toppers uit de interieurwereld. Ik wil het ambacht redden.’