Le Mobilier National creëert en bewaart pièce unique meubilair voor Franse ambassades, ministeries en ambtswoningen. Voor het eerst lanceert het Parijse instituut nu edities van zijn 140.000 collectiestukken.
Weet je welk bureau premier Alexander De Croo (Open VLD) in zijn werkkamer heeft staan? En waar zijn bureaustoel vandaan komt? We vermoeden van niet. Van de Franse premier Elisabeth Borne of president Emmanuel Macron is dat wél geweten. Het is zelfs een staatszaak. In het Salon doré van het Elysée werkt Macron aan een pièce unique bureau van de Franse interieurarchitect Thierry Lemaire.
Ook van alle presidentiële, keizerlijke én koninklijke interieurs daarvoor kennen we de whereabouts: Le Mobilier National. Dat Parijse instituut creëert, beheert en bewaart al sinds de zeventiende eeuw de inboedel van de Franse machthebbers, zowel het meubilair als de kunstobjecten. Het is die Franse instantie die Pierre Paulin in 1984 vroeg om voor president François Mitterrand een bureau te ontwerpen. Van die unieke blauw-roze werktafel, bewaard in Le Mobilier National, wordt deze week de eerste editie ooit gelanceerd.
Patrimonium van morgen
Noem dat gerust een Franse revolutie, want Le Mobilier National doet geen serieproductie. Het bestelt unieke stukken. Als promotor van de ‘arts décoratifs’ en het Franse savoir-faire zet het al vier eeuwen prestigieuze ateliers aan het werk: de manufacturen van Gobelins, Beauvais en Savonnerie voor (wand)tapijten, de ateliers in Le Puy-en-Velay en Alençon voor kantwerk. ‘Dat klinkt oubollig, maar dat is het niet. Al die ateliers realiseren al bijna vierhonderd jaar ontwerpen van hedendaagse kunstenaars’, zegt Loic Turpin, de communicatiedirecteur van Le Mobilier National.
In een vorig leven was die zelf nog kabinetschef van drie verschillende ministers, dus zijn werkomgeving is al jaren gedecoreerd met stukken van Le Mobilier National. ‘Zelfs toen koning Lodewijk XIV een ‘cartonnier’ liet komen om een wandtapijt te ontwerpen, kozen zij altijd toonaangevende levende kunstenaars van toen. In de twintigste eeuw creëerden designers als Andrée Putman, Olivier Mourgue of Alain Richard meubilair voor Franse ambassades en regeringsgebouwen.
En vandaag werken we samen met de jonge garde Franse ontwerpers, onder wie Hugo Toro. Vergeet niet dat de hedendaagse creatie van gisteren het patrimonium van morgen is. Kunstenaars en machthebbers komen en gaan, maar ons savoir-faire bleef al die tijd onveranderd. Dat immaterieel patrimonium sijpelt al vier eeuwen door in de aanwinsten van Le Mobilier National.’
Shurgard van de monarchie
‘Het ministerie van design’, zo zou je Le Mobilier National kunnen noemen. Of het ‘meubeldepot du pouvoir’. Maar dat is allebei wat kort door de bocht, zo leert ons de historiek. Eigenlijk is Le Mobilier National het voortvloeisel van de Garde-Meuble de la Couronne. Toen de Franse koningen zich in de middeleeuwen en de renaissance verplaatsten van kasteel naar kasteel, sleurden ze hun inboedel overal mee. De Garde-Meuble was verantwoordelijk voor het verhuizen, herstellen en installeren van de koninklijke interieurs.
Vanaf 1608 beschikte de Franse koning over eigen ateliers waar kunstobjecten werden gemaakt, in opdracht van het vorstenhuis. Lodewijk XIV en zijn minister Jean-Baptiste Colbert maakten van de Garde-Meuble een officieel orgaan. Dat beheerde de bestaande collectie, maar plaatste ook prestigieuze bestellingen voor meubilair, kunstobjecten of (wand)tapijten.
Bijna vierhonderd jaar later blijkt Le Mobilier National een blijver: het diende al de monarchie, het keizerrijk én de republiek. ‘Als instituut is het uniek. Omdat de Franse staat er zoveel in investeert, kijkt de wereld met grote ogen naar ons’, zegt Turpin. ‘Daarom zijn de Fransen er ook zo trots op.’
Het mooiste bewijs was de enorme rij kijklustigen tijdens de Journées du Patrimoine in september 2018, toen Le Mobilier National voor het eerst de deuren opende voor het grote publiek. ‘Er was maar één locatie waar de rijen nog langer waren: aan het Elysée’, aldus Turpin. ‘We hebben zo’n 140.000 stukken in onze depots in Parijs en in de banlieues. Het is een verzameling die alle Fransen toebehoort.’
Exact 340 mensen werken vandaag voor Le Mobilier National, waarvan de hoofdzetel in het 13de arrondissement ligt. Zeven restauratieateliers hebben ze inhouse, zowel voor hout, metaal als textiel. Designers die uitgenodigd worden om een hedendaagse creatie te maken, werken samen met hun hypermoderne research- en prototypeafdeling, de zogenaamde ARC.
Voor Franse designers of kunstenaars is het een eer om een meubel of kunstobject in de collectie van Le Mobilier National te hebben. Maar onderhuids was er lange tijd ook frustratie, want elke creatie moest – in principe – een pièce unique zijn. Terwijl design per definitie over schaalbare, industriële productie gaat.
Akkoord, sommige ontwerpers zondigden al eens tegen die regel en namen een producent onder de arm voor hun zogezegde ‘Le Mobilier National-one-offs’. Denk aan Robert Tallon, met zijn populaire taboeret bij Sentou. Of Olivier Mourgue, met zijn fauteuil ‘Montréal’, uitgegeven bij Airborne.
Bureau van Mitterrand
Maar nu zet Le Mobilier National dus zélf de deur open voor officiële edities. Mensen krijgen voor het eerst de kans om een meubel van Le Mobilier National thuis te hebben. In samenwerking met geselecteerde Franse maakbedrijven en distributeurs zullen ze enkele unicaten in gelimiteerde oplage laten produceren. Zoals Mitterrands bureau, in samenspraak met de erven van Pierre Paulin. De ‘Orria’-stoel van Patrick Jouin, in 2021 ontworpen voor de Bibliothèque Nationale, wordt geproduceerd door Alki, een editeur uit Frans Baskenland. Het bibliotheekbureau ‘Eidos XXI’ van Benjamin Graindorge is een samenwerking met studio Ymer&Malta.
‘Zo steunen we ook kleine kmo’s in het kwetsbare ecosysteem van de Franse maakindustrie’, zegt Turpin. ‘Dat prachtige bibliotheekbureau van Graindorge is trouwens nooit gecreëerd voor één welbepaalde ambassade of één kabinet. We bestellen ook soms stukken die geen bestemming hebben, behalve de collectie van Le Mobilier National. Het is het werk van decorateurs en ensembliers – nog zo’n Franse traditie – om met de collectiestukken van Le Mobilier National interessante inrichtingen te maken, waarbij hedendaagse en oude stukken elkaar aanvullen.’
Le Mobilier International
Het bibliotheekmeubel van Graindorge was in maart nog te zien op Tefaf Maastricht, tussen historische stukken uit Le Mobilier National. In april dook het meubel ook op de meubelbeurs van Milaan op, meer bepaald op Alcova, de gecureerde sectie met hippe designmerken.
Ook dát is een revolutie: Le Mobilier National gaat ‘international’. Het instituut breekt uit zijn Franse isolement, gooit (letterlijk) de deuren open en zet collabs op met toonaangevende spelers uit de internationale design- en architectuurwereld. De New Yorkse designgalerie Demisch Danant bijvoorbeeld. Tot 27 mei organiseert die een expo over Pierre Paulins bestellingen van de Franse staat, met onder meer dus Mitterrands werktafel en bijbehorende bureaustoel.
De Parijse interieurarchitecte India Mahdavi richtte zopas de Villa Medici in Rome in met een spannende mix van eigen creaties én collectiestukken van Le Mobilier National. En Vincent Darré maakte de surrealistische scenografie van de expo ‘Le Chic’ met collectiestukken van de jaren 30 tot 60. Het raakte bekend dat die succesvolle expo zal doorreizen naar Shanghai. Le Mobilier National inzetten voor culturele diplomatie: zou dat de Franse meubelen kunnen redden?
| Website | mobiliernational.culture.gouv.fr