Patricia Urquiola is de meest bevraagde vrouw uit de designwereld. Voor stoffenfabrikant Kvadrat ontwierp ze zopas een meubelstof gemaakt uit plastic afval. Een gesprek.
‘Uragano’, zo wordt ze in de designwereld genoemd. Patricia Urquiola (61) is inderdaad flamboyant, zelfzeker, maar ook ongelooflijk open, warm en passioneel. En ja, ze gooit haar hele wezen in haar woordenstroom, gebaren en gedachten. ‘Design moet compromissen aankunnen, maar nooit als het gaat om de essentie.’ Voor dat oorspronkelijke idee heeft ze altijd gevochten. Bijna letterlijk, vandaar de bijnaam tornado of wervelwind.
Patricia Urquiola, leading lady van de designwereld, heeft voor de Deense stoffenfabrikant Kvadrat een meubelstof ontworpen die voor het eerst helemaal gemaakt is uit plastic afval. We zijn in Milaan voor de voorstelling van de stof, en voor een tête-à-tête met de ontwerpster. Haar studio ligt achterin de binnenplaats van een zwaarwichtig klassiek Italiaans appartementsgebouw aan de Porta Venezia in Milaan, ver van de drukte. De zomer kabbelt hier rustig voort, over de kalenderdagen heen.
Het is een kraakverse ochtend die ruikt naar spannende nieuwe dingen en ontmoetingen – of voorlopig gewoon naar cappuccino, mij geserveerd door een galante Italiaanse jongeman. We krijgen de nieuwe stof van Kvadrat te zien. Ze ligt in brede stalen over de tafels doorheen de studio. Kleine voorwerpen, stukjes klimtouw en boeken reveleren Urquiola’s inspiratiebronnen. De lijn wordt niet toevallig ‘Sport’ genoemd. Ondanks de ‘plastic’-herkomst voelen de stofstalen edel aan. De kleuren zijn ongrijpbaar, onbestemd misschien. De tactiele structuur is merkwaardig. Urquiola heeft drie verschillende gekleurde weefdraden gebruikt in superpositie, zodat er visuele diepte komt in de stof.
We worden begeleid, de trap op, naar Urquiola’s privévertrekken. Boven in het appartement zijn de luiken gesloten. In het halfdonker verschijnen de contouren van meubels, boeken, souvenirs, trouvailles en speelgoedachtige objecten. Italiaanse hedendaagse stijl, huiselijke gezelligheid. Chaos met structuur. Op een rekje een serie matroesjka’s met gezichten van Amerikaanse presidenten. Fluo popjes. Onbestemde voorwerpen met een bijzonder tactiele textuur. Nog meer boeken.
We gaan nog een trap hoger, naar het licht. Daar wacht de ontwerpster op het dakterras. ‘Uragano Urquiola’, of ‘Urquiola de wervelwind’, zoals ze in de designwereld weleens genoemd wordt, zal het komende uur haar bijnaam alle eer aandoen. Ze is flamboyant, zelfzeker, maar ook ongelooflijk open, warm en passioneel in haar woorden en gebaren. Ze gooit haar hele wezen in haar woordenstroom. Op haar 61ste is ze nog altijd bijzonder magnetisch, ze zuigt het licht naar zich toe.
Reus als coach
Urquiola groeide op in het noorden van Spanje, in Oviedo, aan de Atlantische kust. Ze werd geboren in een familie met verschillende architecten (onder meer haar oma), en ook zij ging architectuur studeren in Madrid. Maar ze verkaste voor de liefde naar Milaan (ach, de passie!) en zette daar haar studies voort aan de Politecnico di Milano. Ze voelt zich Spaans én Italiaans: ‘Ik hou van de onverbloemde kritische houding van de Spanjaarden. Maar ik hou ook van de Italiaanse ‘can-do’-houding. Si si! Ik ben het allebei.’
In 1989 studeerde Urquiola af, gecoacht door een van de reuzen uit de designgeschiedenis: Achille Castiglioni. Hij zou haar mentor blijven tijdens haar doctoraatsstudies. Castiglioni zou bovendien een enorme impact hebben op haar denken, op de rest van haar carrière. Niet het minst omdat hij haar overtuigde om te kiezen voor design, voor productontwikkeling, en niet zozeer voor een carrière in de architectuur.
We zitten samen aan haar ronde tafel, in de schaduw van hoge struiken en weelderige potplanten. Het terras is een hoog eiland waar het leven broedt en bloeit. Beneden gaat de stad in een ander tempo haar gang. Ik vertel haar dat ik in 1990 als versgebakken journalistje de grote Achille Castiglioni heb geïnterviewd. Dat mij altijd is bijgebleven hoe hij uitlegde waarom hij een espressolepeltje niet voorzag van een plat steeltje, maar van een vierkant. Om het lepeltje te kunnen laten rollen tussen duim en wijsvinger. ‘So you can spin it!’, had hij toen enthousiast gekraaid, met zijn rauwe rokersstem.
Urquiola lacht wanneer ik het vertel. ‘Weet je wat zo ongelooflijk was aan hem?’ Ze zegt het met een zeker heimwee: ‘Achille Castiglioni was een fantastische leraar. Hij was een van de laatste rationalisten, een ontwerper die alles vereenvoudigde en de dingen deed op de meest logische manier. Toch zat er een soort magie in wat hij ontwikkelde. Zijn denken was zeer functioneel, maar hij had ook een irrationele en gevoelsmatige blik, vanuit zijn adolescentie of zijn kindertijd, die op hetzelfde moment als zijn logica naar boven kwam. En dat was ongelooflijk.’
Tornado
Van Castiglioni erfde Urquiola het idee van ‘fundamentaliteit’: ‘Design moet compromissen aankunnen, maar nooit als het gaat om de essentie, het fundamentele idee van het product of project, want dat is iets wat het hele proces stuurt’, zegt ze. ‘Het oorspronkelijke concept, waarmee het allemaal begon, mag je nooit uit het oog verliezen.’
Voor dat oorspronkelijke idee heeft ze doorheen haar carrière altijd gevochten. Bijna letterlijk. Ze heeft het de fabrikanten en de designmerken niet makkelijk gemaakt. Vandaar de bijnaam ‘Uragano’, ‘tornado’ of ‘wervelwind’, wegens haar temperament en haar intensiteit.
Tegelijk heeft de wrijving met opdrachtgevers en fabrikanten haar groots gemaakt, omdat ze in staat is om de moeilijkste projecten te verwezenlijken. Urquiola heeft nooit met zich laten sollen. Als vrouw had ze te kampen met ontzettend veel vooroordelen, zeker bij mannen, maar ze beet van zich af.
Urquiola is ondanks, of net door haar vastberadenheid, zowat de meest bevraagde designer bij álle grote Italiaanse fabrikanten en internationale huizen geworden. Van B&B Italia tot Louis Vuitton, van de champagnes van Ruinart tot de Mandarin Oriental Hotels. Zo versatiel is ze. Ze zorgt gewoon dat haar ontwerpen mooi geënt zijn op het DNA van elke opdrachtgever waarvoor ze architectuur, interieurs, meubel- en productontwerp, installaties en ad-hocconcepten ontwikkelt.
Uiteraard doet ze dat niet allemaal alleen. Ze heeft sinds 2001 haar eigen designstudio. Zij staat in voor de creatieve kant, haar man Alberto Zontone voor de zakelijke. Haar team bestaat uit medewerkers van de designstudio én een troep architecten om totaalprojecten te kunnen realiseren. Urquiola noemt haar aanpak alles-incorporerend, holistisch zelfs. Ze denkt breed, als het gaat over de complete transformatie van hotels, restaurants, bedrijfspanden en privéwoningen. Tegelijk is ze is al enkele jaren artistiek directeur van het designhuis Cassina, waar ze verantwoordelijk is voor de vernieuwing van het bedrijf, voor de keuze van de ingehuurde ontwerpers en de heruitgave van klassiekers. Ze noemt zichzelf daar de ‘curator’ van het ontwerpproces.
Wat Urquiola telkens weer doet, is blijven zoeken met een bijna onbezoedelde nieuwsgierigheid. Ze staat bekend om haar experimenten, met zowel vorm als materiaal. Dit jaar presenteerde ze bijvoorbeeld op het Salone del Mobile in Milaan voor Desso een nieuwe collectie ‘circulaire’ tapijttegels, waarvoor ze zich inspireerde op de textuur van gebreide truien. De tegels zijn volledig recycleerbaar. Met haar verwezenlijkingen door de jaren heen is ook haar geloofwaardigheid gegroeid. Ze hoeft zich niet meer te bewijzen, het gaat makkelijker. Nochtans kiest ze nooit de gemakkelijkste weg. Ook met Kvadrat was de zoektocht niet evident, zegt ze.
Wedergeboorte
Een mooie kwaliteitsstof maken uit plastic afval, daar heb je een designer voor nodig die zich niet laat ontmoedigen en andere wegen durft te nemen dan de meest evidente. Duurzaamheid is een aspect dat het proces complexer maakt, zegt Urquiola. Maar het is een waarde waar we rekening mee móéten houden. En als onze levenswaarden veranderen, dan verandert ook alles rondom ons. Letterlijk alles wat ons omringt: kleren, meubels, gebruiksvoorwerpen, huizen.
Daarom probeert ze de grenzen van de technologie, van de markt en van onze cultuur te verleggen. Ze verduidelijkt: ‘De ecologische visie verplicht je om dingen te begrijpen in het licht van ons verleden én onze toekomst. Je moet een zeer open geest houden om de wereld te benaderen op diverse manieren. We moeten alle producten koesteren die we nieuw produceren, en dat geldt zeker voor biologisch materiaal. Voor gerecycleerd materiaal daarentegen moeten we alles opnieuw leren. Het is ook onze taak om mensen te laten begrijpen wat recycleren is, wat die cyclus betekent, die kringloop. Het moet regenereren zijn op een leuke manier, het moet een wedergeboorte zijn in plaats van simpele recyclage. Dat maakt nu allemaal deel uit van de complexiteit waarin we leven.’
Maakt het complexe gegeven van duurzaamheid haar taak niet ingewikkelder en meer ontmoedigend dan vroeger?, vragen we. Ze schudt het hoofd. ‘Duurzaamheid is een mentale gevoeligheid’, legt ze uit. ‘Die moet je in je ontwerpproces omarmen. Om te beginnen moeten we meer kennis delen. Kijk, we leven in een tijdperk van pioniers. Maar toch hebben we iederéén nodig, niet alleen die pioniers, anders kunnen we niet eens kleine veranderingen doorvoeren. We hebben bedrijven, ontwerpers én consumenten nodig. En daarin speelt de technologie een grote rol, om iederéén op een eenvoudige manier informatie te geven over materialen, over wat je eet, over alles wat ons omringt. Die kennis is nodig om goed te kunnen leven.’
Toekomst van vrijheid
Hoe ziet ze de toekomst? Urquiola is niet bang voor een toekomst die zich in parallelle werkelijkheden afspeelt, online en offline. Ze vindt de technologische ontwikkelingen een verrijking: ‘Het is goed dat er steeds meer apps bestaan die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Om te weten wat er in je voedsel zit, om je planten te verzorgen, noem maar op. Dat is fijn. Daardoor kun je als mens beter interageren met alles wat ons omringt. Ik heb zelf een app die me precies kan zeggen wat mijn planten nodig hebben. Straks verstaan we misschien de taal van dolfijnen en walvissen via een app. Of de vogels. Zie je, technologie is geweldig!’
Ze wijst naar de overvloed van planten en bomen om haar heen. Naar de plek die ze koestert. Ze verhuisde op zeker moment haar hele studio naar dit pand, waar ze ook zelf kon wonen en een tuin kon aanleggen, vertelt ze. Werk en privé lopen er organisch door elkaar. Meubilair verhuist moeiteloos van de ene plek naar de andere.
‘Mijn dochter Sofia was nog zo klein en ik wilde haar dicht bij me hebben. Daarom moest ik privé en werk dichter bij elkaar krijgen én wilde ik een tuin. Mijn man had zo zijn bedenkingen. Het was een woestenij, en hiernaast stond één schriele, eenzame boom. En ik zei tegen hem: ‘Alberto, we nemen deze plek.’ Hij zei: ‘Weet je het zeker? Die huizen staan zo dichtbij.’ Ik zei: ‘Ja! Met die boom hiernaast als begin gaan we hier een tuin maken.’ En dat deden we. En kijk nu! Ecco! Weet je wat de buren aan de overkant nu tegen me zeggen? Ze zeggen: ‘Jij bent de long van deze buurt. We houden van jullie, want we zien nu ook dieren komen, vogels, beestjes, en jullie hebben zoveel groen! We zetten de ramen aan de achterkant in de keuken open omdat jullie onze tuin zijn.’ Zo geweldig is het hier! Dit is de plaats waar ik het liefste ben.’
Meer ‘op verplaatsing’
Inspiratie doet ze nochtans het liefst op al reizend. Ze reist vaak en graag, zegt ze: ‘Als ik reis, bekijk ik de dingen vanuit een ander perspectief, met een ongewoon oog. Want wat ik niet weet, wat zich buiten mij en mijn comfortzone bevindt, vind ik altijd het meest fascinerende. Jonge mensen geef ik graag de raad om open te staan voor het onbekende. Het onbekende geeft vrijheid, overal en altijd.’
Net om die reden zal ze de komende jaren meer ‘op verplaatsing’ werken, zegt ze. Gewoon, omdat het kán. Ze wil dat samen met haar man doen: ‘Nu onze jongste dochter Sofia het huis uit is, kan ik in principe van overal gaan werken. Dat is wat we willen doen. Naar een plek reizen, en van daaruit werken. We hebben een huis op Ibiza, waar ik al kom van toen ik klein was. Tijdens de pandemie werkte ik daar. Het is perfect mogelijk. Maar ik kan ook naar Florida gaan om daar te werken, bij mijn moeder en mijn zus. Of naar Japan, ja! Ik heb een goede vriend die daar een project voor mij heeft. Daar zou ik ook een tijd kunnen werken. Weet je, zoveel plekken zijn interessant. We hebben een twintigtal echt goede, innige vrienden die een beetje overal in de wereld wonen, bij wie we gerust een tijdje terechtkunnen. Er ligt nog zoveel open. Ik kijk er echt naar uit!’
Stof uit plastic afval
De nieuwe ‘Sport’-stof van Kvadrat is gemaakt uit ‘seabound waste’, plastic dat op weg is naar zee. Dat afval werd in Zuidoost-Azië via een speciaal project door lokale mensen verzameld en daarna verwerkt tot een nieuwe grondstof. Van die gerecycleerde grondstof wordt het Kvadrat-garen gesponnen.
De Deense stoffenproducent wil daarmee inzetten op een derde pijler van milieuvriendelijk textiel produceren, naast wol verwerken (een hernieuwbare bron), en polyesters hergebruiken. Afval uit de zee gebruiken bleek trouwens na intensief onderzoek onmogelijk: met verbrokkeld plastic dat aangetast is door zout en zon is het moeilijk om nog een garen te spinnen.
De grootste uitdaging van Kvadrat bij de zoektocht naar de stof was dat het eindproduct de Kvadrat-stijl moet uitstralen, zodat ze gebruikt kon worden voor high-end meubelbekleding. Urquiola was dé perfecte partij om de stof vorm te geven. Ze had al stoffen met Kvadrat uitgebracht, en ze is sowieso een designer die duurzaamheid als een van de belangrijkste ontwerpvoorwaarden op haar lijstje heeft staan.
‘Toen Patricia het nieuwe garen zag dat we uit het plastic hadden kunnen ontwikkelen, vond ze het heel technisch aanvoelen. Maar ze zag een link met sportkleding, met dingen die in beweging zijn. Net vanuit dat idee is ze vertrokken om er haar eigen draai aan te geven. Patricia laat zich nooit ontmoedigen door beperkingen’, blikt Stine Find Osther, adjunct-chef van het Kvadrat-designteam, terug.