De Nederlandse designverzamelaar, interieurstilist en curator Berry Dijkstra stapelt zijn interieurs tot fotogenieke torencomposities die van hem een Instagramfenomeen maakten. Volgende maand cureert hij twee designexpo’s in Brussel.
Romeinse koppen, snelbouwstenen, fiftiesdressoirs, namaakbloemen, neonlampen, retro stoelen: Berry Dijkstra zet zijn interieur geregeld op zijn kop. En dat mag je heel letterlijk nemen: hij stapelt zijn meubels en deco-objecten tot fotogenieke stillevens die hij post op Instagram. Zijn 12.000 volgers kijken mee. De schijnbaar spontaan neergekwakte spullen zijn eigenlijk een minutieuze compositie waaraan hij zo’n vier tot acht uur werkt. Waarom in godsnaam? ‘Omdat ik het tof vind’, lacht de Rotterdammer. ‘Ik leef ook echt tussen mijn installaties. Het zijn geen shoots die ik achteraf weer afbreek.’
Stapelgek
Je zou het een uit de hand gelopen hobbyproject kunnen noemen. Maar dat zou zijn werk te weinig eer aandoen. Hij noemt zichzelf ‘composition artist’ en hij beschouwt het als vrij werk. ‘Het is iets waar ik veel tijd en liefde in steek. Het heeft iets ongrijpbaars, omdat er verschillende disciplines in samenkomen: mijn rol als curator, verzamelaar en componist’, aldus Dijkstra (42). Je zou een parallel kunnen maken met Marcel Duchamp en zijn objets trouvés. Met bestaande spullen maakt hij een nieuw werk. ‘De functie laat ik achterwege, zodat alleen vorm, compositie en materiaal overblijven. Door mijn beelden wil ik mensen op een andere manier laten kijken naar design. En hun tonen dat interieur niet alleen functioneel, maar ook fun kan zijn.’
De eerste keer dat hij dat deed, was vier jaar geleden. Toen maakte het Nederlandse interieurblad Elle Decoration een reportage over zijn Pastoe-collectie. ‘Ik stelde de fotograaf voor om mijn collectie te stapelen voor een boeiender beeld. Toen de fotograaf achteraf aanbood om te helpen alles terug te zetten, dacht ik: “neen, laat het maar zo staan.”’
‘Ik heb geen stock of loods vol props. Ik werk echt met wat er bij mij thuis staat. Ik hou van de uitdaging om met dezelfde stukken telkens weer een nieuwe compositie te maken.’Berry Dijkstra
Sindsdien is hij niet gestopt met ‘spelen’, zoals hij het zelf noemt. Met zijn eigen inboedel maakte hij al minstens honderd foto’s. ‘Ik heb geen stock of loods vol props. Ik werk met wat er bij mij thuis staat. Ik hou ervan om met dezelfde stukken telkens weer een nieuwe compositie te maken. Al koop ik natuurlijk af en toe iets nieuws. En soms leen ik een stuk van een designer.’
Zijn beelden werden al snel opgepikt en hij groeide uit tot een smaakmaker. Vorig jaar won hij zelfs een influencer-award van de Finnish Design Shop, een e-tailer. ‘Erkenning krijgen is fijn, zeker als er mensen in de jury zitten naar wie ik opkijk, zoals de Deense ontwerpster Nina Bruun. Maar ik maak de composities omdat ik het leuk vind. Helemaal anders dan een influencer die met een commerciële agenda producten promoot. Af en toe doe ik wel samenwerkingen, zoals met het kastenmerk Tylko. Maar altijd met volledige artistieke vrijheid. Geld verdienen met mijn Instagram is nooit een doel geweest. Ik wil mijn eigen esthetiek in de kijker zetten. En designers die ik goed vind een podium geven.’
Internationale Hollanders
Al vloeien er uit zijn vrij werk wel opdrachten voort. Zo maakte hij al eens een stapeling met meubels van het Belgische Valerie Objects voor de Rotterdamse tassenwinkel Susan Bijl. Hij kreeg ook een expo bij galerie Salon Salon, samen met fotograaf Pim Top. En nu is hij dus curator van Collectible in Brussel.
De beurs voor hedendaags design vroeg hem een show samen te stellen met opkomende ontwerpers. Hij werkte rond het thema ‘Escapism’ en selecteerde twintig internationale namen. ‘Toen ik de expo voorbereidde, ging Nederland voor de zoveelste keer in lockdown. Er overviel me een enorme nood om te ontsnappen aan de dagelijkse realiteit. Vandaar het thema.’
Tegelijk cureert Dijkstra een tweede expo in Brussel: ‘Down to earth’, in Shak Gallery. ‘Daar toon ik Nederlandse designers met een focus op materiaalexperiment. Met Nederlandse ontwerpers bedoel ik designers die hier werken. De term ‘Dutch Design’ verwijst naar de scene van de jaren 1990. Het designlandschap is nu veel internationaler. Vanuit de hele wereld komen ontwerpers studeren aan de Design Academy in Eindhoven. Velen blijven hier wonen, met een boeiende scene tot gevolg.’
Van een hobby een beroep maken
Dijkstra voelt zich kiplekker in de designwereld, ook al is hij autodidact. Hij studeerde communicatie. Design is iets wat hij zichzelf eigen maakte door ‘veel te lezen, veel te kijken en veel beurzen, expo’s en galeries te bezoeken’. Lange tijd was hij aan de slag voor designwinkels zoals Hay en de Rotterdamse conceptstore Groos. Dat combineerde hij met interieuropdrachten voor particulieren. ‘Maar de continue compromissen gingen me tegenstaan. Door budget of koudwatervrees viel vaak de helft van mijn ontwerp weg. Je kunt geen ingrediënten uit een gerecht halen zonder smaak te verliezen.’
Dus leeft hij zich helemaal uit in zijn eigen interieur. Al bijna tien jaar woont hij op de twee bovenste verdiepingen van een Rotterdams herenhuis uit 1906 met veel licht, hoge plafonds met sierlijsten en originele binnendeuren. ‘Voor veel mensen is interieur iets statisch. Vreselijk. Ik ben continu aan het schuiven.’
Marktplaats als tv
Dijkstra’s stapelingen hebben soms iets van een stadsgezicht, ook door zijn manier van fotograferen: frontaal en vanuit een laag standpunt. ‘Stedenbouw en architectuur zijn inspiratiebronnen voor mij. Eigenlijk zijn steden, net zoals mijn stillevens, 3D-collages. Zeker Rotterdam is een bont allegaartje van stijlen, onder meer door het bombardement tijdens WO II dat de historische binnenstad grotendeels wegvaagde. De combinatie van oud en nieuw geeft frictie. En dat maakt het boeiend voor mij. In Brussel vind je een gelijkaardige mix, daarom hou ik ook van jullie hoofdstad.’
Als je Dijkstra’s eerste stapels – zijn debuut dateert van mei 2018 – vergelijkt met die van nu, zie je een duidelijke evolutie. Ze staan nu veel voller. Zoals het een echte verzamelaar betaamt, is hij beter in kopen dan in verkopen. ‘Ik kan maar moeilijk afscheid nemen van spullen. Heel soms verkoop ik iets. Maar ik schaf nooit iets aan met de intentie om het daarna weer te verkopen. Ik ben zeker geen handelaar.’
In zijn stillevens zie je een evolutie van hem als verzamelaar. Eerst lag het accent op vintage, met veel meubels van Pastoe en Spectrum, twee Nederlandse iconen. Die vond hij vooral op Marktplaats. ‘Ik heb geen tv. Digitaal schatgraven werd mijn avondactiviteit. De truc om vondsten te doen? Zoek niet naar iets specifieks, kijk gewoon wat er passeert. Voor een ultieme voyeur als ik is kopen op Marktplaats fantastisch. Je komt op de bijzonderste plekken’, lacht hij. ‘Nu is mijn interesse helemaal verschoven richting hedendaags design. Het is fijn om rechtstreeks van de ontwerpers te kopen: je steunt hen, ziet hun studio en bouwt een band op.’
Meer dan mooie stapels
Wat is de volgende stap? Hoelang kan hij nog creatief blijven met diezelfde meubelset? ‘Ik wil nu meer buiten de deur gaan werken. Van 13 tot 15 mei toon ik in de Rotterdamse vestiging van het luxewarenhuis De Bijenkorf installaties met de tools en props van etalagisten, zoals trolleys, trappen en handkarren, maar ook discoballen, paspoppen en zuilen: allemaal spullen die normaal geen podium krijgen. Het is een ode aan etalagisten in het algemeen en aan designer Benno Premsela in het bijzonder. In de jaren 1960 verhief hij als chef etalage bij de Bijenkorf deze discipline tot kunst. Soms speel ik met de idee om een boek uit te brengen van alle stapelingen en er dan radicaal mee te stoppen. Ook om te tonen: ik kan meer dan mooie stapels maken.’
‘Mijn ultieme droom is een heel groot huis waar alles samenkomt: wonen, werken, een eigen galerie, een artist in residence, misschien een B&B. Een echte ontmoetingsplek. Of dat in Rotterdam zal zijn? Wellicht niet. Brussel boeit me, al kies ik wellicht voor een zonniger land.’ De verhuisfirma zal werk hebben.