Een kunstdeal kan ernstige gevolgen hebben. Kunstenaar Pierre Peyrolle verkocht twee schilderijen aan een van de rijkste zakenlui van Frankrijk. Twee jaar later kreeg hij van hem carte blanche om zijn kasteel helemaal in te richten als extravagante folie. Voor tientallen miljoenen euro's mocht Peyrolle topstukken van museaal niveau kopen bij antiquairs.
Zijn naam mogen we niet vermelden, maar doorblader het limited-editionboek 'Un cabinet de merveilles' - speciaal gemaakt over het kasteel - en je vindt heel subtiel in de teksten en foto's enkele aanwijzingen over de eigenaar. De Franse ondernemer staat in de top vijf van de grootste familiefortuinen van Frankrijk.
Toen hij zijn kasteel wilde inrichten, wist hij echter niet waar te beginnen. Hij had geen idee waar passende meubels en kunstwerken te vinden. In plaats van een (veilig) beroep te doen op (neo)klassieke Franse topdecorateurs, genre Jacques Grange of Jacques Garcia, ging hij in zee met de extravagante Franse kunstenaar Pierre Peyrolle (73).
Het kasteel werd de eerste monumentale interieuropdracht voor de schilder, meteen met een onbeperkt budget. Of zoals hij het zelf in zijn boek beschrijft: '...zonder dat iemand wist waar de onuitputtelijke middelen vandaan kwamen om stukken te kopen van museaal niveau'.
Helemaal naakt
Peyrolle is een erudiete estheet zoals je ze niet vaak meer tegenkomt. Als prille twintiger was hij al volop geïnteresseerd in de barok en de Franse grand siècle (zeventiende eeuw), toen die stijlperiodes totaal not done waren. Begin jaren zeventig was hij zelf een jaar actief als antiquair.
Hij gaf de job op om zich voltijds op zijn carrière als kunstenaar te storten. Hij woonde een tijdlang in Ravenna en in Venetië, maar nu verbouwt hij zelf een kasteel in Thury-en-Valois, een klein uur ten noorden van Parijs.
Hoe Peyrolle de kasteelopdracht voor zijn klant binnenhaalde, is een onwaarschijnlijk verhaal. De artiest was in 2001 medecurator van een tentoonstelling in het Musée Bossuet, het bisschoppelijk paleis van het Franse stadje Meaux. 'Hommage à L'île des morts d'Arnold Böcklin' heette die expo, naar het morbide schilderij van Böcklin. Naast werk van collega-symbolisten hingen ook enkele doeken van hedendaagse kunstenaars, onder wie Peyrolle zelf.
Om de tentoonstelling te vieren, gaf Peyrolle een diner in de conciërgewoning van zijn kasteel, dat toen nog een ruïne was. 'Aan een hoek van de tafel zat een timide man die ik niet kende. Toen de conservator van de Bibliothèque nationale aan het einde van de avond vroeg of hij mijn nieuwste schilderijen mocht zien, nam ik een deel van het gezelschap mee naar mijn atelier. "Mag ik ook mee?", vroeg de stille man aan de tafel. "Uiteraard", zei ik, en ik leidde de groep rond in mijn studio. Geen woord zei de man de hele avond.
48 uur later kreeg ik telefoon. Hij bleek een kunstverzamelaar. En hij wilde twee van mijn schilderijen kopen. Financieel betekende die deal toen mijn redding, maar na de verkoop hoorde ik hem vreemd genoeg twee jaar niet meer. Tot plots weer de telefoon ging. Of ik eens naar zijn kasteel wilde komen. Het bleek helemaal gerenoveerd, maar nog niet aangekleed. Naakt was het, er hingen zelfs geen kroonluchters.'
Wonderkamer
Het toeval wil dat de zakenman net Patrick Mauriès' boek over 'cabinets de curiosités' gekocht had en ook zo'n wonderkamer wilde op zijn zolderverdieping. Alleen wist hij niet hoe hij eraan moest beginnen. 'Hij was zelfs nog nooit bij een antiquair binnen geweest', beweert Peyrolle. 'De weinige spullen die al in zijn kasteel stonden, waren van middelmatig niveau.
Ik wist dat hij een briljante zakenman was met een groot familiaal imperium, maar cultureel bleek hij niet genoeg onderlegd. Cultuur is een sociaal embleem. Waarom denk je dat mensen allemaal dezelfde topnamen uit de moderne en hedendaagse kunst kopen? Een Warhol of Basquiat heeft niks met smaak, maar alles met status te maken. Maar decoreer je huis met antiquiteiten en de klasse is veel minder makkelijk leesbaar. Het vergt veel meer cultuur en kennis om dat te ontcijferen.'
Kosmonautenpak
Om de smaak van zijn klant te testen en te vormen, nam Peyrolle hem eerst mee naar enkele grote musea, zoals het Paleis van Versailles, het Rijksmuseum en het Victoria and Albert Museum. 'Al snel had ik door dat hij van barok en van de theatrale 'grand siècle'-stijl hield. En dat hij iemand nodig had die hem kwaliteit kon aanwijzen.
Hij vertrouwde op mijn oog. In zijn naam negotieerde ik de prijzen bij de topantiquairs waar we kochten. Mijn smaak is zowat zijn smaak geworden. We zijn allebei allergisch voor de zeemzoete Marie Antoinette-stijl. En we houden allebei van barokke excentriciteiten.'
Peyrolle begon hem mee te nemen naar grote Europese antiquairs, maar zelfs bij Kugel in Parijs, Gismondi in Parijs, Tomasso in Leeds, Steinitz in Parijs of Desmet in Brussel zei de zakenman nauwelijks een woord. Pas na anderhalf jaar rondkijken en bijleren bij die antiquairs was voor hem de tijd rijp om te beginnen kopen. In de eerste plaats voor zijn immense wonderkamer op de bovenverdieping, aldus Peyrolle.
Samen kochten ze taxidermie, talrijke kabinetten, bronzen beelden, mineralen, schelpen: kortom, alle ingrediënten voor de perfecte Wunderkammer. 'Het 'pietra dura'-kabinet had ik in 1984 al gezien op de Biennale des Antiquaires in Parijs. Het topstuk was me altijd bijgebleven. Toen het enkele jaren geleden op de kunstmarkt kwam, twijfelde ik niet. Het was perfect voor deze kunstkamer.' Ook over het kosmonautenpak moest Peyrolle niet lang twijfelen. Bengelend in de nok is het een van de weinige twintigste-eeuwse collectibles in het kasteel.
Van Bosch tot BVRB
De wonderkamer was nog maar het begin van de geschifte folie. Ook de rest van de salons en zalen in het kasteel kreeg een barokke Peyrolle-make-over. Om de juiste topstukken te vinden, frequenteerde hij samen met zijn klant topbeurzen als Tefaf, Masterpiece en Frieze Masters. Op zoek naar niks anders dan de allerhoogste kwaliteit.
'Het liefst koop ik bij antiquairs. Intussen bellen ze me rechtstreeks als ze een topstuk binnen hebben in mijn smaak. Het voordeel van een antiquair: er kan niemand achter mijn rug zitten tegenbieden', zegt Peyrolle. 'Niks kocht mijn klant zonder mijn goedkeuring of advies. Denk nu niet dat hij alles koopt wat ik hem voorstel. Soms annuleert hij last minute kunstaankopen waarvoor ik maandenlang over de prijs heb onderhandeld. Hij kan nogal solitair of impulsief reageren', zegt hij.
Decorateur én collectieconsultant: Peyrolle had een dubbele pet op, want hij tipte de kasteelheer altijd als ergens een kunstobject van museaal niveau te koop kwam. Voorbeelden genoeg. Toen het kabinet van Melchior Baumgartner, gemaakt in Augsburg rond 1650, op de markt kwam, was twijfel overbodig. Het kunstobject trekt alle aandacht door zijn inlegwerk van ivoor, ebbenhout, onyx en lapis lazuli. Het moet niet onderdoen voor de bijna identieke versie in het Louvre.
In veel hedendaagse woningen ziet alles er zo standaard uit. Geef mij maar historische verhaallijnen.
Uit de Beistegui-collectie plukte Peyrolle een van de drie atelierkopieën van Jeroen Bosch' 'Tuin der Lusten', waarvan het origineel in het Prado hangt. Op een provinciale veiling in Schotland kochten ze een Lodewijk XIV-koffer met fenomenaal inlegwerk. Het kunstobject was geschat op 4.000 pond, maar werd uiteindelijk verkocht voor meer dan 2 miljoen pond aan Peyrolles klant.
'Ik had ontdekt dat de koffer was gemaakt door de Parijse meubelmaker Bernard Van Risen Burgh (1660-1738). Ik was helaas niet de enige, vandaar de hoge veilingprijs. Het is het soort objecten voor een decor à la Versailles.'
Ook de master bedroom in Lodewijk XIV-stijl had niet misstaan in Versailles. Alsof de vergulde balustrade rond het baldakijnbed nog niet spectaculair genoeg is, staat in dezelfde kamer nog een fantastisch bureau van diezelfde Bernard Van Risen Burgh (BVRB). Een model met inlegwerk waarvan gelijkaardige versies in Buckingham Palace, het Getty Museum en het Louvre staan.
De kinderkamer slaat werkelijk alles. Boven het barokke bed en de muren van faux marbre is een bladgouden cassetteplafond in Florentijnse stijl uitgewerkt. Duizelingwekkend handwerk is het, want elke cassette is bekleed met lapis lazuli, de prestigieuze blauwe halfedelsteen die al bekend was in de oudheid. Wie hier overnacht, kan niet anders dan zich een kroonprinses voelen.
Sans gêne
Peyrolles kolossale opdracht nam uiteindelijk 4,5 jaar in beslag. Dat lijkt lang, maar gezien de schaal van het kasteel en het niveau van het interieur, is dat eigenlijk bliksemsnel. Tientallen miljoenen euro's later vertelt elke kamer haar eigen verhaal, opgebouwd rond een thema of rond enkele historische topstukken. Met als resultaat een koninklijk interieur dat het midden houdt tussen het paleis van Versailles, een villa van Renzo Mongiardino en een eclectisch operadecor.
Extreem? Dat zeker, want Peyrolle trekt alle registers tegelijk open. Smaakvol? Daar valt over te discussiëren. Erudiet: zeker en vast, want je struikelt over de historische referenties. 'Veel hedendaagse decorateurs ontwerpen woningen als hotelkamers. Alles ziet er zo standaard uit', zegt hij. 'Ik amuseer me door in mijn interieurs historische verhaallijnen te verstoppen.'
De enige hedendaagse kunst in dit kasteel zijn Peyrolles eigen gigantische schilderijen. Die hangt hij sans gêne tussen de museale antiquiteiten. Het gekke is: ze vallen niet eens uit de toon, want Peyrolles werk kan je eigenlijk niet hedendaags noemen. Hij is een anachronisme, die meer affiniteit heeft met Dali en Tiepolo, dan met Warhol of Richter. Net zoals in het kasteel blaast Peyrolle in zijn kunst op virtuoze wijze leven in het verleden, maar tegelijk maakt hij er een kitscherige pastiche van onze cultuurgeschiedenis van.
'Vorige zomer had ik nog een expo in Arezzo. Mijn werken hingen tegenover de kerk met de vijftiende-eeuwse fresco's van Piero della Francesca. Dat was mijn persoonlijke fetisj', lacht hij. Volgend jaar exposeert Peyrolle bij de wereldberoemde antiquair Steinitz in Parijs. Wedden dat de kasteelheer uitgenodigd is?