Jacques Le Couter bij twee van zijn meest waardevolle stukken: links de 328 Roadster (1938), rechts de 327 Coupé (1940).
Jacques Le Couter bij twee van zijn meest waardevolle stukken: links de 328 Roadster (1938), rechts de 327 Coupé (1940).
© Thomas Vanhaute

'Zo veel geld voor één oldtimer, ik heb aan de dokter gevraagd of ik wel normaal was'

Een tocht langs garages in België. Deze week: het levenswerk van Jacques Le Couter.

Hij is al toe aan zijn tweede oldtimerverzameling -zijn eerste verkocht Jacques Le Couter omdat hij geld nodig had. Vandaag bevindt zich in een bijgebouw achter Le Couters BMW-vestiging in Tielt een van de topcollecties in Europa. Klanten mogen er naar hartenlust rondkijken en zich laten overmannen door nostalgie.

Tot dusver werd één journalist toegelaten: voor BMW Magazine, bij het eeuwfeest van het merk in 2016, toen het gebouw pas klaar was. Ook de afgevaardigden uit München trokken zó’n ogen toen ze de ruimte betraden.

Advertentie
Advertentie
De luxueuze 501 (1954) was de eerste naoorlogse BMW.
De luxueuze 501 (1954) was de eerste naoorlogse BMW.
© Thomas Vanhaute

‘Mijn vader begon in het centrum van Tielt als dealer van Gillet-bromfietsen’, vertelt Le Couter, terwijl hij een Tour du Monde (1926) aanwijst. ‘In 1955 werd hij BMW-dealer. Tien jaar later volgde ik hem op. Toen had ik zo’n BMW 700 Cabriolet (1965). En in deze 2000 Coupé (1967) zijn Lut en ik in 1970 getrouwd. In de feestzaal reed een Isetta 300 (1954) rond, het micro-autootje van BMW waarvan het portier opent zoals een ijskast. Uit de Isetta vloeide de 600 (1965) voort, samen met de 700-reeks de reddende engelen voor BMW, dat voorheen nagenoeg onbetaalbare auto’s bouwde.’

Ook die zien we hier. De 501 heeft hij zowel met zescilinder (1954) als in V8-uitvoering (1951). We lopen langs een 503 Cabriolet (1956) en een Coupé (1959), respectievelijk op 139 en 273 exemplaren gebouwd. Die laatste draagt nog de sticker van de rijtaks in Rome uit 1959, én de originele nummerplaat.

‘Mijn eerste bod in Italië mislukte’, vertelt Le Couter. ‘Toen ik de auto later opnieuw zag op een beurs, werd het wel aanvaard. De cabrio kocht ik in Berlijn. Na afloop was ik ziek van het bedrag dat ik had neergeteld. Ik ben toen naar de dokter gegaan, om te vragen of ik nog wel normaal was. Maar goed, het is een van de grote schoonheden uit de fifties.’

Boven een tweede, knalrood exemplaar van de 503 Coupé (1956) hangt een grote poster van de 507, gebouwd op 254 exemplaren. ‘Je moet blijven dromen’, zegt Le Couter. ‘Zodra je alles hebt, stop je met leven. En ik ben nogal bijgelovig. Die ga ik dus niet kopen.’

Advertentie
Advertentie
De 700LS Coupé (1965) was een betaalbare BMW.
De 700LS Coupé (1965) was een betaalbare BMW.
© Thomas Vanhaute

‘De auto’s worden elk jaar meer waard, wij minder’, lacht hij. ‘In de jaren 80 had ik al een 25-tal klassiekers. Die heb ik in één keer verkocht om te investeren in een nieuwe garage. Daar heb ik veel hartzeer van gehad.’ Intussen is dat ruimschoots goedgemaakt. Bijna alle grote klassiekers van het merk zijn present.

‘Als ik er slechts één mag houden, wordt het de 328 Roadster (1938). Ik kocht hem van een Brusselse verzamelaar op mijn 70ste verjaardag, na een lange zoektocht. In de tweede helft van de jaren 30 was dit de te kloppen auto, onder meer op de Mille Miglia. Voor zijn tijd is het een uiterst betrouwbare en goed rijdende machine.’ Onlangs verscheen dit exemplaar op de Zoute Grand Prix, samen met de 327 Coupé (1940) en de 327 Cabriolet (1938).

De BMW 501 Cabrio (1956): destijds peperduur.
De BMW 501 Cabrio (1956): destijds peperduur.
© Thomas Vanhaute

We springen naar de jaren 70, met de 2002 Turbo (1974) en de 3.0 CSL (1973). ‘We doen geregeld uitstappen om een auto te kunnen kopen. Ooit reden we op een dag 1680 kilometer om een M1 Procar te bezichtigen. We hebben hem niet gekocht: hij was niet zuiver.'

'Van de straatversie heb ik er een aan zowel mijn zoon als mijn dochter geschonken. Een ervan komt van een oliesjeik en heeft 15.000 kilometer op de teller. Had ik toen geweten wat ik nu weet, ik had er twintig bewaard. Er werden 400 exemplaren gebouwd. De straatversie kostte nieuw ongeveer 30.000 euro en is nu 600.000 euro waard.’ Hij hoopt dat Inge en Stijn hun M1 (1981) bewaren. Dat is die laatste alvast van plan: ‘Dit is dé auto die ik als kleine jongen bewonderde’, zegt hij. ‘Ik heb een foto van mezelf als baby, op de motorkap ervan.’

Het interieur van de zeldzame BMW 503 Cabriolet (1957).
Het interieur van de zeldzame BMW 503 Cabriolet (1957).
© Thomas Vanhaute

Verderop staan F1-wagens uit de jaren 80, onder meer van Gerhard Berger en onze landgenoot Thierry Boutsen. Het mooie aan de collectie is evenwel dat ze ook veel ‘gewone’ BMW’s uit de 3-, 5- en 7-reeks bevat. ‘Heel wat exemplaren verkocht ik nieuw, onderhield ze, en nam ze later weer over’, vertelt Le Couter. ‘Zoals deze 325 iX (1987), de eerste vierwielaangedreven BMW. Met de 518 (1979) heeft de peter van Stijn nog gereden. En dit is nummer 98 van de honderd voor het eeuwfeest van René Magritte geproduceerde exemplaren van de 320i Cabriolet (1998). Toen mijn dochter slaagde aan de universiteit kreeg ze een Z1 (1991).’

Op de benedenverdieping staan nog tientallen exemplaren die hij dubbel heeft. Of driedubbel. Van de 850 zien we vijf stuks op een rij. Er is ook een verdwaalde Ferrari 308 GTB (1980). En een Rolls-Royce Phantom Drophead (2008). ‘Die heeft een BMW V12-motor’, lacht hij.

Jacques Le Couter (74)
BMW-dealer op rust.
Eerste:
BMW 700 Cabriolet (1965).
Beste:
BMW M1 (1981).
Met spijt verkocht:
BMW 3.0 CSL Batmobile (1973).
Droom:
BMW 507.

Advertentie