Ruim vijftig verschillende nummerplaten bezit Eddy Van Sassenbrouck. Maar zijn favoriete oldtimer is de Volkswagen T1 Samba.
‘Welkom in mijn speelruimte’, zegt Eddy Van Sassenbrouck als hij de poort van de loods achter zijn ouderlijk huis openzwaait. Hier kweekt hij niet alleen kippen, er staat ook een immense autoverzameling. ‘Het begon met eentje’, lacht hij. We wurmen ons langs tientallen oldtimers en komen bij een Morris Minor (1952). ‘Die kocht ik meer dan veertig jaar geleden. Kijk, hij heeft nog zijn originele nummerplaat: 5093. Ik rij er niet meer mee, neen.’
‘Geen idee hoeveel het er intussen zijn: ik heb ze nooit geteld. Maar ik heb ruim vijftig nummerplaten. Ik moet wekelijks naar de keuring. Ze staan niet op O-platen. De voordelen daarvan zijn beperkt, en ik gebruik de auto’s soms voor een huwelijk of event, wat met een O-plaat niet mag. Dit busje diende voor het televisieprogramma ‘Het huis’.’
Volkswagenbusjes zijn hier een prominent thema. Hij toont een T1 Samba (1966) met de originele ‘aero papyrus’-bekleding. ‘Heerlijk in de zomer, met het dakje open’, zegt hij. ‘Er wordt meer dan 100.000 euro voor gevraagd, hoewel er eigenlijk niets speciaals aan is. Maar als ik er slechts één mag houden, dan wordt het toch deze.’
Verzamelwoede? Ja. Tikje ziekelijk? Ja. Maar ik heb er geen last van.Eddy Van Sassenbrouck
‘De liefde voor VW-busjes komt door mijn vader. Hij had hier Wasserij Sneeuwwitje en gebruikte een T1, zoals dit exemplaar van 1961.’ Ernaast staat een T2a (1969) en twee T2b’s (1972). Verderop een T3 Multivan 1.6D (1989).
‘Origineel en in nieuwstaat, met amper 60.000 kilometer op de teller. De T5 TDI California (2009) met 174 pk is dan weer een droom om te kamperen. Er is slaapplaats voor vier, een gasvuurtje, een douche, en je mag overal staan.’
Ook de Kevers staan in een lange rij. Van de 1303 Cabrio heeft hij zes stuks. ‘Ik verkies de late versies: die rijden beter dan de oudjes. De Última Edición (2003) is een van de allerlaatste 3000 exemplaren, geproduceerd in Mexico. Er wordt veel geld voor gevraagd.’
Via een Alfa Romeo Spider (1990) komen we bij een Ferrari 330 GT 2+2 (1964). ‘Zo had Claude François er ook een. Je hoort me niet zeggen dat ik er ruim tien jaar geleden een appel en een ei voor betaalde, maar wel veel minder dan de zowat 300.000 euro die hij nu waard is. Voor mij speelt dat geen rol: het zijn geen investeringen. Met deze auto ben ik vorig jaar alleen naar de keuring gereden. Voor het plezier neem ik liever de 328 GTS (1989). Die heb ik al twintig jaar.'
'Hij staat in zijn originele, gele kleur en heeft slechts 20.000 kilometer op de teller.’ Er is ook een Jaguar E-Type Coupé Series 3 V12 (1972) en een XJS 3.6 (1987). ‘Ook van de E-Type zie ik de laatste reeks het liefst. Al is het voor verzamelaars de minst gewilde. Ieder zijn goesting.
Achteraan vinden we een NSU Prinz (1972), een Fiat 126 Red (1980), een Volkswagen Karmann Ghia Typ 34 (1962) en een Daf 66 1300 Marathon Coupé (1976). ‘Die rijdt achteruit even snel als vooruit’, lacht hij. Voorts een Volkswagen K70 (1973), een 412 (1973) en een brandweerauto uit Zwitserland. ‘Dat is een Volkswagen LT (1974). Zo heb ik ook een gewoon exemplaar, met tien kilometer op de teller.’
Lage kilometerstanden zijn een fetisj. ‘Mijn Ford Escort 1.6D CL (1988) heeft er slechts 10.000. Ik heb hem speciaal daarom gekocht, net als de Golf IV Executive Cabriolet (2002).’ Er is ook een Golf 1 Cabriolet Etienne Aigner (1990) en Classic Line (1993).
‘Wat binnenkomt, gaat niet meer weg’, zegt hij. En dan doelt hij ook op een simpele Smart For Two Cabriolet (2013) of Volvo V70 2.4D (2004). Buiten staan onder een tent onder meer een banale Volkswagen Polo (2011) en een Renault Kangoo (2012). Ook die kan hij niet verkopen. ‘Verzamelwoede? Ja. Tikje ziekelijk? Ja. Maar ik heb er geen last van.’
Al zegt zijn vriendin dat hij nog liever een boterham minder zou eten dan te beknibbelen op auto’s: zelf blijft hij er vrij koeltjes bij. ‘Als ik sommige andere verzamelingen zie, is deze misschien niet zo spectaculair. Maar voor mij zijn deze auto’s allemaal belangrijk. Ik heb ze gezocht en gevonden. En ik ben hier dolgraag.’
Opvolgers heeft hij niet. ‘Ik denk daar soms aan, ja. Het zou mooi zijn als de collectie samenblijft. Nu, is dat niet zo, dan zal ik het toch nooit weten.’