Autoverzamelaar Frédéric Soenen heeft heel wat oldtimers in zijn loods, maar eentje springt er bovenuit: de mythische Alfa Romeo GTA 1600 uit 1965, teruggevonden in een oude schuur.
La première: Citroën Mehari (1976).
Voiture de tous les jours: Fiat Ducato (2017).
La meilleure: Alfa Romeo 156 GTA (2004).
Vendue avec regret: Lancia Delta Integrale (1991).
Le rêve: Alfa Romeo 8C Competizione.
‘Thuis kreeg ieder kind op z’n achttiende een 2pk’, vertelt Frédéric Soenen. ‘Maar ik was al autogek en wilde een Mehari. Dat vond vader prima, al bleef het budget 1500 euro. Na twee maanden reed ik hem aan flarden. Maar ik heb hem nog steeds. Later heb ik wel honderd 2pk’s gehad, zelfs een prototype van de bakgeit uit 1949. En tien DS’en - ook een cabriolet. Ik heb negen jaar op de ouderlijke boerderij gewerkt. Ze overnemen zag ik niet zitten. Ik werd autoverkoper.’
‘In 2016 vond mijn vrouw dit gebouw. Ideaal: boven wonen en beneden een ateliertje inrichten om te werken aan mijn klassiekers - toen zeven. Dat is uit de hand gelopen. Er klopten zoveel mensen aan voor hulp dat ik een mecanicien in dienst nam. Intussen zijn dat er drie. Maar dit is niet werken. Dit is kunst. Die mecaniciens zijn kunstenaars.’
Zijn persoonlijke collectie groeide uit tot 25 auto’s. De ruimte werd te klein. ‘Een deel staat in een loods, met onder meer een te restaureren Maserati Indy 4.9 (1972) en Lamborghini Jarama (1971). Ik wissel geregeld, maar de twee exemplaren van de Alfa Romeo Giulia GTC 1600 Touring (1965, 1966) zijn niet te koop, al zijn ze elk ruim 100.000 euro waard.
Ze liggen me te na aan het hart. Zo zijn er nog een zeventigtal bekend, waarvan 54 rijdende. De GT Junior 1300 Zagato (1971) kwam één keer buiten sinds ik hem twee jaar geleden kocht. Als ik die ooit verkoop, is het om een rode 1600 te kopen.’
Hij heeft ook een Ferrari California (2009) en California T (2014). Maar de meest waardevolle, én de auto waarvoor we naar hier kwamen, is de Alfa Romeo Giulia Sprint GTA 1600 (1965). Of beter: wat ervan rest. ‘Alle Alfisten wisten dat er ergens een GTA stond, maar niet waar precies’, zegt hij. ‘Ik ben ermee gaan lopen. Daardoor zijn nogal wat mensen kwaad op mij.’
‘De eerste eigenaars waren Georges Hacquin en Norbert en Jean Van Huffel, die er rally mee reden. Nadat de auto in de Boucles de Spa van 1967 uitviel met een verbrande zuiger, werd hij verkocht aan Guy Borgers, die er vervolgens zelf mee koerste. Tijdens zijn laatste rally in 1974 ging de motor weer stuk. Er ontstond brand en de batterij ontplofte. Datzelfde jaar sloot Ostend Automobiles, de Alfa-garage van mevrouw Borgers, de deuren. Toen werd de auto verstopt.’
Guy Borgers overleed in 2016. ‘Eind 2017 kwamen we in contact met zijn zoon. We mochten een schuur opruimen en bruikbare onderdelen meenemen. Toen heb ik een vergane Alfasud met 4000 kilometer op de teller naar buiten getrokken. Die ging mee met het oud ijzer. En kijk, dit is de motor van de Giulia waarmee Yvette Fontaine de 24 uur van Francorchamps reed. De auto zelf hebben we geperst: we wisten dat nog niet.’
Pas na een drietal bezoekjes mocht ook de schuur open waarin Borgers’ GTA stond. ‘Patrick vertelde hoe zijn vader ermee deelnam aan de 12 uur van Ieper, dan naar Oostende reed, de kinderen inlaadde en hen met knallende uitlaten naar het internaat in Waregem bracht’, lacht Soenen. ‘In maart 2019 hebben we hem buiten gehaald, inclusief twee motoren. Sommige onderdelen zaten in de grond.’
Pas toen hij na de aankoop de historiek van de auto in archieven verder ging uitpluizen, ontdekte Soenen hoe bijzonder dit exemplaar is. ‘Van de Giulia Sprint werden vijfhonderd GTA’s als sportieve straatversie - ‘Stradale’ - gefabriceerd. Daarvan bouwde Autodelta, de competitieafdeling van Alfa Romeo, er zeventig om tot circuitwagen en drie tot rallywagen. Van die laatste is deze auto met chassisnummer AR613107 wellicht de enige resterende.’
Autodelta’s kregen onder meer een handgebouwd koetswerk in aluminium en een speciale motor met dubbele ontsteking - de eerste Twin Spark. De onderzijde van het blok, een deel van de versnellingsbak en de velgen waren van magnesium. Daardoor waren de auto’s veel lichter.
Soenen liet de auto schatten. Het bedrag wil hij niet gepubliceerd zien, maar het kan tellen. Rijden doet de GTA nochtans niet. ‘Hij rolt’, lacht Soenen, en toont de originele motor, met kapotte zuiger. Ooit werd hij ter herstelling gedemonteerd, maar hij bevindt zich nog steeds op de staander van toen. ‘De auto zelf werd in de jaren 80 naar buiten en pas jaren later weer naar binnen geduwd: het aluminium is nog oké, maar de onderliggende metaalconstructie werd compleet aangetast.’
Hij kreeg al een bod dat de schatting overstijgt. ‘Het is mijn auto. Ik zit er hier vaak in mijn bar naar te kijken. Hij gaat niet meer buiten, tenzij naar een museum. Daar zou hij echt tot z’n recht komen. Hij hoort niet gerestaureerd te worden, vind ik. Daarvoor kocht ik onlangs een tweede GTA (1968). Maar dat is een Stradale.’