'Auto's zijn zoals honden', vindt Jean Werner, verzamelaar van vintage microcars. 'Je moet er regelmatig mee buitenkomen. Daarom houd ik elke rit bij in een schriftje.'
Daily: Audi A1 (2018). ‘Mijn Fiat Multipla (2002) mag niet meer in de LEZ, maar ik hou er enorm van.’ Eerste: Renault R4 (1968).
Beste: Porsche 911 Targa Soft Window (1967). Slechtste: Vespa 400 (1959).
Droom: ‘Geen, maar verliefd worden kan altijd. Op een Honda N600 bijvoorbeeld.
De garage van Jean Werner is een oude wasserij die later dienst deed als kledingwinkel en toonzaal voor racewagens. ‘Toen de plek vier jaar geleden te koop kwam, was ik er snel bij. Ik renoveerde ze, maar de spirit van de wasserij bleef. In het kantoor van de voormalige chef werk ik nu soms ook, tussen mijn auto’s.’
Langs de hoge ramen giet de winterzon gul licht naar binnen. Op de heldere vloer staan de microcars als op een tafel. ‘Wat een psychiater daarover zou zeggen, weet ik niet, maar voor mij is dat pure gutfeeling en fun’, lacht hij. ‘Rij met microcars rond en mensen glimlachen. Hier in Brussel noemen ze iemand met een dikke auto een stoefer. Hiermee ben je een sympathieke stoefer.’
Ik verzamel sinds mijn 25ste. Dat mondde al eens uit in een vijftiental microcars.
De Australische Lightburn Zeta Sports (1962) is nagenoeg onvindbaar. ‘Er bestaan 28 exemplaren. Deuren heeft hij niet: met gesloten kap kan je er niet in of uit. Hij doet denken aan de strips van Robbedoes. Met zijn 500cc-motor is het autootje van minder dan 400 kilogram best snel. Ik vermoed dat het 120 km/u haalt.
Dit exemplaar komt van Bruce Weiner, een Amerikaan die zijn museum met 200 microcars beu was en liet veilen - zonder minimumprijzen. Hij had meer plezier in de zoektochten. Ik kocht het autootje online, samen met de Frisky Family Three. Duur, ja. Maar zo’n kans krijg je maar één keer. Er zijn ook geen referentieprijzen.’
‘Die Frisky is van dezelfde designer: Gor don Bedson. En van mijn geboortejaar 1959. Hij is van plastic, maar wat een schoonheid. Die wieltjes, de uitsparingen voor de knipperlichten, het dashboard... Hij is wel luid, en lastig. Inzake driewielers hebben de Engelsen een rijke traditie, wegens het fiscale voordeel destijds.
Zelfs de BMW Isetta had daar drie wielen. De Vespa 400, ook uit 1959, werd in Frankrijk gebouwd - wellicht onder licentie. Zo een had ik al eens. Dit exemplaar werd me aangereikt door een vriend. Hij was toen op sterven na dood - de Vespa, niet mijn vriend.’
‘Ik moet kalm blijven’, lacht Werner. ‘Vroeger zocht je auto’s in magazines, nu worden ze op een dienblaadje gepresenteerd, zoals coke tegenwoordig thuis wordt afgeleverd. Als ik me laat gaan, kan ik blijven kopen. Maar het mogen er niet te veel worden: dan zijn ze een last in plaats van een plezier.'
'Zoals gewoonlijk kocht ik de Fiat 850 Spider (1967) voor een combinatie van eigenschappen. Op zich is het een banale auto, maar deze heeft het vrij zeldzame koetswerk van Vignale. Hij is afgewerkt als een luxewagen. Kijk, die sierstrip boven de wielkasten, het chroom, het houten stuurtje, dashboard en de pookknop - ik ben gevoelig voor interieurs. En hij werd gerestaureerd als een Ferrari.
De 850 Shellette (1972) met zijn rieten interieur is een zogenaamde spiaggina, een strandauto voor op de boten aan de Amalfikust. Phillip Schell was een jachtdesigner, die ervoor samenwerkte met Michelotti. Ik kocht hem bij een Siciliaan.’
Voor mij zijn het vooral designobjecten, een beetje zoals meubelen. Ik ben gevoelig voor autointerieurs.
‘Ik verzamel sinds mijn 25ste. Dat mondde al eens uit in een vijftiental microcars. Die verkocht ik toen ik kinderen kreeg. Later ben ik herbegonnen. Mijn smaak is wel geëvolueerd naar de kleine wagens uit de jaren 70 - het populaire patrimonium; er is meer dan haute couture.
De Autobianchi A112 (1972) is prachtig in z’n eenvoud, en ruimer dan de nieuwe Fiat 500 waar mijn vrouw mee reed. De mosterdkleur is origineel.’ Zijn Renault R5 TL (1978) heeft amper 18.090 kilometer op de teller.
‘Die komt uit Spanje en staat hoger op z’n poten dan een gewone versie. Volgens de Nederlandse handelaar Alphons Ruyl is hij ongerestaureerd. Die man vindt voortdurend banale auto’s met extreem lage kilometerstanden. Vraag me niet waar. Ik rij ermee, jawel. Die paar honderd kilometer per jaar maken het verschil niet.’
Doorbomen over cilinders en pk's is niet aan mij besteed.
‘Een mechanicus ben ik niet. Doorbomen over cilinders en pk’s is evenmin aan mij besteed. Voor mij zijn het vooral designobjecten, een beetje zoals meubelen. Ik probeer wel maandelijks met elke auto te rijden en hou alles bij in een schriftje. Ik wil dat ze leven. En met meer auto’s dan dit lukt dat niet. Het is zoals met honden: er is ook een grens aan het aantal waarmee je kan gaan wandelen.’
Hij heeft ook enkele ‘normale’ auto’s. ‘Van de Porsche 912 (1968) heb ik altijd gehouden. Zeker in dit ‘Goldgrün’. De Volkswagen Golf I GLI Cabriolet (1981) met GTI-motor kocht ik voor de mooie wit-zwartcombinatie. Een praktische klassieker met vier plaatsen, en nog steeds betrouwbaar: ik ga ermee op weekend. Als jongeling reed ik met een R4 en een Panda naar Zuid-Frankrijk. Nu zijn er mensen die al flippen als je met een Smart naar Leuven rijdt.