Corona of niet, buitenkomen doet Patrick Raats amper met de collectie oldtimers die hij van zijn vader kreeg. 'Aan het stuur moet je veel te zwaar werken. Maar ze eten geen brood, dus laat ik ze staan.'
La première: Opel GT (1970).
Voiture de tous les jours: Porsche 911 Carrera 4 (2016).
La meilleure: "Les Mercedes-Benz Vito sont pour l’entreprise."
La pire: Citroën C8 (2004). Le rêve: Ford Model R de 1907/1908.
‘De Rolls-Royce die voor de poort staat, is van een klant, hoor’, lacht Patrick Raats. ‘Zo’n nieuwe velg kost 5000 euro per stuk: hij vond het blijkbaar de moeite waard om ze te laten herstellen.’
Al is hij zelf bescheiden, een tikje bedeesd zelfs: áchter de poort van zijn bedrijf gaat wel degelijk een bijzondere verzameling schuil. En mensen die hun eerste auto bewaren, krijgen daar nooit spijt van. ‘Er was nooit een reden om de Opel GT (1970) te verkopen’, zegt Raats.
'Mijn vader kocht hem voor mij toen ik een jaar of tien was. Een 1.1’tje vond hij veiliger dan de 1.9: de wegligging is erbarmelijk, velen hebben zich ermee verongelukt. In het begin leek die versie me wat flauwtjes, maar ze is wel zeldzamer: volgens mijn info werden er dat jaar slechts 73 gebouwd. '
'Vanaf mijn achttiende gebruikte ik hem ongeveer vijf jaar als daily. Hij is ongerestaureerd, maar werd ruim 15 jaar geleden wel herlakt. Ik koos opnieuw grijs en voegde de blauwe striping toe. Daarna heeft hij lang stilgestaan. Nu rij ik er weer mee, al is dat hooguit drie keer per jaar.’
‘Hij is van mijn geboortejaar. Zo kocht vader ook voor mijn zussen de groene Kadett uit 1964 en de blauwe uit 1978.’ Van die eerste tovert hij de originele factuur van garage Van Kerckhove uit Lokeren tevoorschijn: 65.816 frank plus 16 procent ‘weeldetaks’ maakte exact 77.000 frank. En het aankoopbewijs uit 1982, toen vader Raats er duizend frank (25 euro) voor betaalde. ‘Op zich heeft hij weinig waarde, maar ook deze auto is ongerestaureerd en origineel.’
‘De autoliefde kreeg ik van vader met de paplepel ingegoten. Wij stonden nog recht tussen de zetels of zaten op de armsteun achteraan. Nu breekt er paniek uit als er geen kinderstoel is.’ Ook de Mercedes-Benz 280 CE (1973) staat hier al jaren stil.
Cadillac dreams
‘Dat was zijn laatste daily. En de in Antwerpen geassembleerde Cadillac Series 62 Convertible (1952) was zijn jongensdroom. Zijn oom had er zo een, en hij had gezworen: als ik groot ben, koop ik er ook een. In 1964, toen hij 22 was en aan de dokken werkte, zag hij hem aan een havenbedrijf verschijnen onder een opwaaiend zeil. De eigenaar was een Noorse of Zweedse kapitein. Toen mijn vader 6000 frank bood, kreeg hij het deksel op de neus.'
'‘Voor de waarde van deze auto koop je een huis’, luidde het. Dat was wat overdreven: die auto’s waren toen amper iets waard, men reed er rodeo mee. Hij bleef aandringen. ‘Bied tienduizend meer’, zei de vrouw van de zeeman op de duur, ‘dan gunnen we je hem misschien.’ Dat geld had vader niet, maar hij leende het. En mocht hem kopen.'
'In het begin gebruikte hij hem vaak - terwijl zijn baas met een Skoda reed. Toen de taks de hoogte in schoot, stalde hij de auto, tot hij oldtimer werd. Toen de zeeman jaren later in een rusthuis verbleef, ging mijn vader de auto nog eens tonen. ‘Ik heb nog iets voor jou’, zei de man, die vervolgens de reservesleutel overhandigde.’
Ook deze bestofte schoonheid is ongerestaureerd. Raats toont het originele garantiebewijs dat Capitaine Ivar Olsen uit Westmalle in 1952 ontving. Als eerste eigenaar mocht hij de wagen levenslang gratis ter nazicht aanbieden, zo staat te lezen. ‘Mijn vader is nu in een rusthuis. Als achttienjarige was ik niet geïnteresseerd in die oude rommel, nu wel. Al doe ik er niets mee. Maar ze eten geen brood. Laat ze maar staan.’
Prewar-events
‘De Ford Model A (1931) kocht vader in 1979, op basis van een kleine foto. Een Lokeraar voerde hem in uit de VS, maar vond hem zelf te min. We hebben er sindsdien niets meer aan gedaan, en nog steeds is hij in perfecte staat. Hij heeft een zeldzaam koetswerk van Murray, dat insprong als de normale productiecapaciteit bij Ford niet volstond. De Model A Cabriolet (1930) kocht ik zelf. Ik vind het een erg mooi model en kende de mechaniek al.'
'Met deze twee nemen mijn schoonbroer en ik deel aan prewar-events zoals de Parel der Voorkempen - uiteraard in aangepaste kledij. Doorgaans zetten we ze dan wel op de trailer. Vorig jaar ben ik eens met de blauwe naar Leopoldsburg gereden. Toen ik er arriveerde, was ik stikkapot, en de rondrit moest nog beginnen. Aan het stuur is het echt werken. Om te ontspannen is een rit van 15 tot 30 kilometer wel voldoende.’
‘Toen ik het vijf jaar geleden even moeilijk had, moest ik mijn Caterham-kitcar verkopen’, vertelt hij nog. ‘Twee vrienden oordeelden dat ook die auto een kameraad was, en legden ervoor samen. Twee jaar geleden hadden zij centen nodig en kocht ik hem terug. Voor de helft. Maar ook zij gebruiken hem nog steeds. We wisselen af.’