"Mijn Lancia's zijn een betere investering dan een Porsche"

Op bezoek in de garage van Karel Backaert, een autofan die liever aan zijn Lancia's sleutelt, dan ermee rijdt.

Alles samen heeft de Lancia Flavia me 30.000 euro gekost, maar hij is zeker het dubbele waard

Twee auto’s staan onder een doek en boven elkaar, op een hefbrug. ‘Voor ik met pensioen ging, was ik er vooral in gedachten mee bezig’, lacht Karel Backaert. ‘De Lancia Flavia Convertible (1964) had ik toen al. Ik zocht een cabrio, om met de kleinkinderen rond te toeren. Ze kunnen er nog net in.

Advertentie

Vier jaar geleden kreeg hij z’n felblauwe kleur. Die vond ik mooi bij het donkerblauwe interieur. Maar bij het spuitwerk gebeurden er enkele fouten - pijnlijk, want het kostte me 9000 euro. Vroeger had de wagen nog geen watergedragen lak, maar een synthetische. Dat moet je goed afschuren, anders krijg je scheurtjes. Het plaatwerk werd op de oude manier gerestaureerd: met tin. Ook dat liet ik doen.’

Advertentie
©Thomas Vanhaute
Met de twee Lancia's samen heb ik het afgelopen jaar amper vijf keer gereden

Hij laat de nieuwe kap naar beneden. ‘Het interieur is origineel, met uitzondering van het tapijt en de zetelbekleding. Hij kreeg ook nieuw, echt chroom - dat aanbrengen is een echt ambacht. Er zijn nog wat details te doen. Zo zijn de portierkrukken geoxideerd. Ik zag twee nieuwe voor 400 euro. Dat vond ik wat overdreven.’

Het is een Flavia van de tweede serie, met 1.8-motor. ‘Zijn vooraanzicht is onovertroffen. Die lampen, dat radiatorrooster... Het is een ontwerp van het carrosseriebedrijf Vignale, dat ook voor Ferrari werkte. Zo werden er 1600 gebouwd. In die tijd was Lancia een hoogstaand merk. En met speciale mechaniek, zoals de watergekoelde boxermotor met één carburateur, voorwielaandrijving en schijfremmen op de vier wielen.

©Thomas Vanhaute
Advertentie
Advertentie

'Alles samen heeft hij me 30.000 euro gekost. Hij is meer waard. Als alles nieuw was: het dubbele. Maar dat vind ik niet nodig. Ik zie graag mooie auto’s, maar wil niet bang zijn dat er iets mee gebeurt. Een krasje, dat is niet zo erg.’

Liever Lancia dan Porsche

Het karton onder de schoonheid is kurkdroog. En het dak is dat ook. Erboven staat de Lancia Fulvia 1300 V4 (1971). ‘Die heb ik sinds maart. Hij komt uit de privéverzameling van de mensen achter de autodealer Oldtimerfarm. Ik moest aandringen om hem te mogen kopen. En toen ik er voor het eerst mee reed, ging de benzinepomp stuk. Nu heb ik een elektrisch exemplaar gemonteerd.

©Thomas Vanhaute

'Een originele pomp hoeft niet voor mij. Deze is eenvoudiger, en veel beter. Dat primeert. Ik ben geen maniak.’ Nieuwe deuren met bijbehorende bekleding staan klaar. ‘Die vond ik in Italië, bij een firma die nog alles voor de Fulvia maakt.’

‘Met de twee Lancia’s samen heb ik vorig jaar hooguit vijf keer gereden. In de familie weten ze me altijd te vinden voor klusjes, zodat ik voortdurend met andere dingen bezig ben. Ach, om eerlijk te zijn: ik zet ze liever in orde dan dat ik ermee rij. Ik zie ze ook als een investering. En ik denk dat ze wat dat betreft beter zijn dan een Volkswagen of zelfs een Porsche - daarvan zijn er hopen.’

©Thomas Vanhaute

‘Vijftien jaar geleden kocht ik de BMW R75-6 (1974): de laatste versie met spaken en zonder schijfremmen. De ‘zwaantjes’ reden er ook mee. Hij is onverslijtbaar. Hij heeft geen ketting, gewoon cardanaandrijving en is daardoor zeer onderhoudsvriendelijk. Ik kocht hem om ermee te rijden, maar mijn vrouw wil niet mee. Hij staat al jaren stil.’

Beroepshalve verkocht Backaert tractoren, en ook daarvan is een spoor. ‘De Deutz (1952) nam ik over van een klant die een zitmaaier kocht. Deze gebruikte hij voor kleine werkjes, maar er zaten wel vrachtwagenbanden op. Hij was oorspronkelijk van een landbouwer. Ik heb er al een rondrit mee gemaakt, samen met een meute boeren, maar gebruik hem vooral om met de kleinkinderen rond te tuffen. Kijk, ik heb een extra zetel gemonteerd. Al bleef ook dat tuffen vorig jaar beperkt tot twee ritjes.’

Een Renault uit 1932

Aan de overkant van de straat heeft hij een verwarmde garage met daarin een Renault Monaquatre (1932). ‘Op de weg krijg je er veel duimen mee, maar mijn vrouw verdraagt dat niet goed’, lacht hij. ‘Meer dan veertig kilometer per uur haal je er niet mee, en schakelen gaat gepaard met een hels gekraak.’

©Thomas Vanhaute

Vooraan op de motorkap staat een watertemperatuurmeter. ‘Die is wellicht niet origineel, maar hij werkt wel - ook als de motor oververhit, zo mocht ik ervaren. De motor is slecht. Hij dampt als een stoomtrein en maakt een tikkend geluid. Die moet eruit. Ik heb al een andere gevonden. Het is nog maar de vraag of die beter is.’

‘Voorts was hij honderd procent gerestaureerd toen ik hem drie jaar geleden kocht. Kijk eens hoe mooi. Hij komt van een voormalige klant die een grote collectie verkocht. Ook een Bentley uit 1957. Nee, zo’n auto koop ik niet. Soms denk ik wel nog aan een Mercedes Pagode. Of een Citroën DS: daar kunnen de kleinkinderen allemaal in. Maar ach, alles staat al vol. En mijn vrouw zou niet content zijn. Of weet je ergens een koopje staan, misschien?’

Advertentie