Een onmogelijke aankoop, een onmogelijke import, en een onmogelijke zoektocht - naar een compressor, godbetert. Drie verhalen over de zoektocht naar dé droomauto waarvoor geen enkele horde te hoog is.
'Ik heb nog nooit een auto verkocht', zegt Rudy Joris. In zijn tot de vloer verwarmde loods staat de helft van zijn verzameling van ongeveer dertig klassiekers, onder meer Ferrari's, Porsches, Mercedes-Benz Pagodes en een Lamborghini Jalpa. Met de meeste rijdt hij niet, al liggen ze wel aan druppelladers. In de loods is er ook een bar.
'Ik kom hier elke dag', vertelt hij. 'Ik zit dan naar mijn auto's te kijken en loop wat rond om ze te strelen. Dat is niet verboden, hé. Maar een ziekte, ja, dat is het wel.'
Wie? Rudy Joris (49).
Wat? Mocht onlangs de unieke Bantam/39 nr. 63.811 kopen die 62 jaar lang in een Brabantse schuur had gestaan. Met nadruk op 'mocht'.
Opmerkelijk? Grootverzamelaar Ghislain Mahy had ook zijn zinnen gezet op deze auto, maar greep ernaast.
Als zaakvoerder van J&V Services in Lier voert Joris expertises uit op alle denkbare vormen van rollend materieel, van fietsen tot collectiewagens. Met klassiekers is hij bezig sinds zijn zestiende - hij heeft nog twee MG's van toen.
Wereldwijd bezoekt hij jaarlijks ook tien tot vijftien internationale beurzen en 'concours d'élégance'. Om maar te zeggen: deze man is redelijk bezeten als het op auto's aankomt. Als hij een auto restaureert, doet hij dat naar absolute nieuwstaat - of beter. Joris toont foto's van een compleet gedemonteerde Ferrari Testarossa (1987). 'Het allereerste exemplaar met twee achteruitkijkspiegels. Een project van vijf jaar.' Het is compleet gekkenwerk.
Toch stappen we hier binnen voor wat veel autosnobs als een 'hoop oud ijzer' zouden bestempelen: een kleine camionette van het merk Bantam uit 1939. Op één sierlijstje na compleet origineel, inclusief de brandblusser en de vensters van Securit. Maar ook: totaal verweerd. Voorzichtig openen we de verroeste deur. Ze kraakt, maar valt er niet af.
Belgische driekleur
De wortels van het merk Bantam liggen bij Sir Herbert Austin van de British Austin Motor Company. 'Hij richtte in 1928 ook de American Austin Car Company op in Pennsylvania, die vier jaar later al bankroet ging', vertelt Joris.
'Roy Evans, een verkoper bij American Austin, nam het bedrijf over en blies de fabriek nieuw leven in onder de naam American Bantam. De grote sterkte van Bantam was dat het zeer verschillende auto's voor verschillende doeleinden bouwde. Er waren zowel bestelwagens, 'Woodie'-stationwagons als cabriolets. De Bantam Roadster werd in 1937 beroemd als de Donald Duck Car.'
'Van de kleinschalig geproduceerde American Bantam Light Truck 60 werd vanuit Pennsylvania één exemplaar uitgeleverd naar België', lacht Joris. 'In de Belgische driekleur nog wel: de spatborden waren zwart, de wielen rood en het koetswerk geel. De eerste eigenaar was ene Purnel. Tijdens de oorlog werd het wagentje even in beslag genomen en groen gespoten, maar het bleef ter plaatse staan - kijk, de Belgische kleuren zie je nog.
Begin jaren 50 kwam het terecht bij een kennis van Purnel. Die man runde samen met zijn broer een toeleveringsbedrijf voor bakkers. De bedoeling was om het autootje in te zetten voor reclamedoeleinden. Maar zover kwam het niet. Toen de broer overleed, kwam de Bantam in een schuur terecht.'
Kapers op de kust
En daar bleef hij liefst 62 jaar staan. Al waren er in de tussentijd wel kapers op de kust. 'De eigenaar - de overlevende broer, die anoniem wenst te blijven - is ook lid van de Royal Veteran Car Club en de Bugatticlub', legt Joris uit. 'Via die weg was het bestaan van het unieke autootje grootverzamelaar Ghislain Mahy ter ore gekomen. En hij was flink aan het lobbyen geslagen om het te bemachtigen.
In de VS is de Light Truck al een bijna onvindbaar autootje, in Europa is dit het enige bekende exemplaar. Mahy had een grote collectie auto's en vrachtwagens van het merk Unic. Daaruit mocht de eigenaar van de Bantam er in ruil één kiezen. Maar die man was zelf bemiddeld. Hij had ook een grote collectie, én een prachtige Unic. De Bantam bleef dus in de schuur.'
'Noem een prijs'
Wat Mahy met al zijn geld niet vermocht, daar slaagde Joris dus wél in. En dat heeft alles te maken met zijn visie op klassieke auto's. Trots toont hij het Belgische inschrijvingsboekje van de Bantam uit 1939, met registratienummer 116.053. Op de auto zit nog steeds nummerplaat 1.H.475, uitgereikt op 5/10/1954. De laatste - destijds halfjaarlijkse - technische controle dateert van 27/11/1956.
'Begin vorig jaar kreeg ik een tip', lacht hij. 'De grond waarop die schuur stond, werd verkocht. De eigenaar is de suikernonkel van een goede vriend van me. Die vriend had over mij gesproken, en mijn ideeën over auto's sloegen blijkbaar aan.
Ik vind: ofwel hou je een voertuig honderd procent origineel, kom je er niet aan en bewaar je het volledige patina, ofwel restaureer je naar totale originaliteit.
Deze Bantam mag je nooit restaureren. Zijn waarde zit net in wat hij nú is. Ik kon de eigenaar ervan overtuigen dat de auto bij mij nog een mooi leven zou hebben. Ik wil hem hier ook 62 jaar laten rusten - mijn twee zonen zijn net zo ziek als ik. "Noem een prijs", zei hij. Ik zei iets - een beetje om te lachen - en het was beklonken. Ik betaalde niet veel, neen. Maar duur of niet, een oldtimer koop je met je hart, niet met je portefeuille.'
'Later ging een vriend hem halen met een trailer. Hij belde: "We zijn uw autooke aan het wassen." Ik kreeg bijna een beroerte. Het was om te lachen. Stof van 62 jaar: dat moet blijven liggen. Alleen de lampen vooraan heb ik schoongemaakt, voor het contrast.'
Waanzinnig verhaal
'Ik kocht een geschiedenis. Een auto is niet alleen een auto. Het verhaal errond is eigenlijk het belangrijkste. En dit is een waanzinnig verhaal, dat helemaal bij me past. Bantam is belangrijk in de geschiedenis van de automobiel, maar ook in die van ons, mensen. Want wat weinigen weten: een Bantam vormde ook de basis voor de eerste Jeep.'
'Wat weinigen weten: de Bantam vormde de basis voor de eerste Jeep.'
'In 1939 lanceerde het Amerikaans leger een aanbesteding voor een voertuig dat aan twee voorwaarden moest voldoen', legt hij uit. 'Het moest zeer zuinig zijn en met een paar sleutels uit- en weer in elkaar te zetten. American Bantam won die competitie. Karl Probst was de ingenieur achter de ontwikkeling van het voertuig.
Bantam bouwde uiteindelijk 2675 exemplaren: de helft voor het Britse leger en de andere helft voor het Amerikaanse leger en de Sovjet-Unie. Dat was meteen de maximumcapaciteit. Maar het Amerikaanse leger had veel meer auto's nodig en heropende de tenderprocedure.
In wat volgde, zou de Bantam het prototype worden op basis waarvan Willys-Overland de historische Jeep ontwikkelde - dat gebeurde overigens in de Bantam-fabriek in Pennsylvania. De massaproductie kwam bij Willys en Ford. De naam Jeep komt van hen, maar de legervoertuigen leken nog steeds sterk op de Bantam.'
'In 1940 stopte Bantam de productie van auto's voorgoed. Het merk bleef wel verbonden aan het Amerikaanse leger en ging aanhangwagens voor de Willys maken.'