Sommige halen op veilingen vlotjes 20.000 euro. Voor een exemplaar telde een verzamelaar zelfs bijna 50.000 euro neer. Net als de oldtimers die ze ooit sierden, zijn mascottes het nieuwste hebbeding voor autoliefhebbers.
Natuurlijk waren mooie vrouwen gewild. Al hadden sommigen ook een voorkeur voor paarden, windmolens of bogen. Toen net voor de Eerste Wereldoorlog de eerste ornamenten op de radiatordoppen van auto’s verschenen, waren dat vaak gepersonaliseerde sculpturen, al dan niet gecombineerd met een temperatuurmeter die waarschuwde bij oververhitting.
Toen in de jaren 20 zo’n beeldje op de motorkap een must werd voor klassewagens, begonnen de merken hun eigen versies te ontwerpen. Sommige hadden er één, andere één per model, zoals Peugeot, dat telkens variaties op zijn leeuw bedacht. Veel Amerikaanse autoproducenten veranderden hun mascotte dan weer elk modeljaar en schakelden daarvoor gereputeerde beeldhouwers in.
Jammer genoeg waren die kunstige ornamenten levensgevaarlijk bij een aanrijding. Dus verdwenen ze uit het straatbeeld. Al blijven ze gewild als verzamelobjecten, die voor veel geld worden verhandeld.
Pierce-Arrow
Pierce-Arrow was een Amerikaans merk dat van 1901 tot 1938 behalve vrachtwagens ook peperdure luxewagens bouwde. Ze zijn herkenbaar aan deze schitterende boogschutter op de motorkap, die we spotten in het automuseum van de familie Bossaert in Lo-Reninge.
Het basisontwerp, ‘The Bowman’, was van de Amerikaanse beeldhouwer William N. Schnell en werd door de autofabrikant overgenomen. De meeste exemplaren zijn van vernikkeld of verchroomd metaal.
Minerva
Het ornament voor Minerva is de bekendste mascotte van onze landgenoot Pierre De Soete. Voor het Antwerpse merk dat Rolls-Royce beconcurreerde, creëerde de wereldvermaarde beeldhouwer tussen 1922 en 1934 een tiental varianten van de Romeinse godin van het verstand en de vindingrijkheid. Hier zien we er een op een Minerva NN van 1919.
De autoconstructeur gebruikte het beeld ook voor reclamedoeleinden, onder meer als presse-papier. Als je vandaag nog zo’n mascotte vindt, is het dus niet zeker dat ze ooit op een radiator stond.
Humber
Ook Humber is een merk uit vervlogen tijden, waarvan we met de in 2003 overleden André Mol in ons land een van de grootste verzamelaars ter wereld hadden. Op de wagens waren uiteenlopende mascottes te vinden. Deze beeltenis stond op de Snipe en Super Snipe, modellen die werden geproduceerd vanaf de jaren 30.
Deze snip illustreert treffend hoe gevaarlijk ornamenten konden zijn: bij een aanrijding konden ze voetgangers los door de schedel boren. In dit geval moest een bek van rubber dat risico indijken.
Rolls-Royce
Een van de beroemdste sierstukken op een motorkap is de ‘Spirit of Ecstasy’, sinds 1911 de mascotte van Rolls-Royce en hier te zien op een Silver Shadow Drophead Coupé uit 1969. Bij het oorspronkelijke ontwerp liet Charles Sykes zich inspireren door actrice en model Eleanor Thornton, de geheime maîtresse van Lord John Walter Edward Scott-Montagu. De Britse conservatieve politicus Montagu was een groot promotor van de automobiel. Toen hij aan zijn goede vriend Sykes de opdracht gaf een persoonlijke mascotte voor zijn Rolls-Royce Silver Ghost te ontwerpen, bedacht hij een figuur met wapperende kleding en een vinger op de lippen gedrukt. Dit beeldje werd ‘The Whisperer’ gedoopt.
Toen steeds meer klanten persoonlijke - en niet altijd even keurige - mascottes lieten plaatsen, gaf Rolls-Royce aan Sykes de opdracht een vaste merkmascotte te ontwerpen. Waarna hij een variatie op The Whisperer tekende. Nu boog ze voorover, met de armen naar achteren gestrekt, terwijl haar kleren als vleugels opwaaiden. Ford
Ford
Toen Henry Ford voor zijn Model A zocht naar iets wat een snel vertrek kon symboliseren, kwam zijn artistiek medewerker Irving Bacon naar verluidt met een konijn op de proppen. Ford vond zijn eigen idee toch beter: een opstijgende kwartel.
Hij werd destijds als accessoire verkocht voor 3 dollar. Op het eind van de jaren 20 creëerde onze landgenoot Pierre De Soete op vraag van Le Fordiste - een uitgave voor Ford-rijders - ook een gestileerde variant op deze beroemde ‘Flying Quail’.
Delage
Anders dan pakweg Delahaye, Voisin en Isotta Fraschini had het Franse luxemerk Delage geen eigen, vaste mascotte, hoewel het vaak een vrouw met de haren in de wind boven op het radiatorrooster zette.
Bij een Delage-verzamelaar zagen we dit voorbeeld van een gepersonaliseerde mascotte in vernikkeld brons. De oorsprong van deze bulldog kon hij nooit achterhalen.
Eenzelfde heeft hij ook nooit meer gezien. Feit is dat de bulldog die als logo op de trucks van het Amerikaanse merk Mack prijkt, lang niet zo mooi is.
Le Zèbre
Dit onovertroffen maar voor ingewijden bekende art-deco-ornament prijkt vandaag op een Le Zèbre Type C ‘Petite Quatre Cylindres’ 6HP (1913), maar is duidelijk niet merkgebonden.
De in de verte turende vernikkelde Sioux-indiaan van zowat 10 centimeter hoog is een creatie van de Franse beeldhouwer Guillaume Laplagne en dateert wellicht van de jaren 20. Behalve dat hij zich graag liet inspireren door exotiek en in 1908 de eerste directeur werd van de Ecole des Beaux-Arts in Caïro, is over Laplagne niet veel geweten.
Rolls-Royce
Sommige autobezitters namen geen genoegen met het standaardornament van Rolls-Royce. De Franse juwelenontwerper en glaskunstenaar René Lalique was een van de grondleggers van de art nouveau. Hij tekende ook tal van automascottes, zoals deze ‘Coq Nain’ ofwel krielhaan. Lalique was een pionier met geperst, gesatineerd en gepolijst glas en beïnvloedde onder meer de Zwitsers-Amerikaanse kunstenares Lucienne Bloch, die eveneens mascottes ontwierp.
Automascottes van Lalique zijn nu zowat de meest gewilde. Op veilingen kunnen originele vooroorlogse exemplaren 20.000 euro opbrengen. Ze zijn daardoor nog zelden op auto’s te zien, behalve dan op schoonheidswedstrijden, zoals dit exemplaar op het Cartier Travel with Style Concours d’Elégance in Hyderabad, India.
Ballot
Bij een Belgische verzamelaar vonden we dit verfijnde werkje dat de prominente Franse kunstenaar Émile Peynot in 1917 creëerde. Het werd de mascotte voor het illustere merk Ballot, dat tussen 1919 en 1932 zowel race- als luxewagens bouwde. In 1922 won ‘La Renommée’ een zilveren medaille op een wedstrijd van het magazine L’Auto.
De blote trompettiste bestaat in drie versies. Steevast uitgevoerd in verzilverd brons is de mascotte enkele duizenden euro’s waard.
Excelsior
Deze kop van de Belgische beeldhouwer Pierre De Soete vonden we op een in Zaventem gebouwde Excelsior Roi Albert I uit 1927, een auto waarvan volgens de eigenaar slechts twee exemplaren overblijven.
Excelsiors behoorden tot de duurste auto’s op de markt. Ook de koninklijke familie verplaatste zich erin. Maar anders dan wat velen denken, is de kop niet van Albert I - hij lijkt er zelfs niet op: Albert had een snor. Het betreft een gewone Belgische soldaat.
Niettemin is dit een schitterend stuk van gegoten brons in twee kleuren. En een voorbeeld van een ‘mascotte d’accessoiriste’: het hoorde niet bij een specifiek merk, maar werd als accessoire verkocht en kon op elke auto worden geplaatst.
Peugeot
Het eerste ontwerp van de beroemde leeuw werd omstreeks 1847 in opdracht van Emile Peugeot gemaakt door Justin Blazer, een juwelier en graveerder uit Montbéliard. Aanvankelijk prijkte hij op zaagbladen en ander gereedschap dat het merk produceerde. In 1882 kwam hij op de fietsen, in 1889 op de eerste driewieler en later op motorfietsen en auto's. Door de jaren kreeg de leeuw meermaals een update.
Zo kwam er 1923 een versie van de beeldhouwer René Baudichon op de radiatordop. Hier zien we een gestroomlijnd exemplaar op een Peugeot 402 uit de tweede helft van de jaren 30. Dergelijke ornamenten verdwenen later om veiligheidsredenen van de motorkap, waarna ze vervangen werden door vlakke logo's. De jongste editie van de leeuw dateert van 2010.
DeSoto
Vorig jaar overleed de Brusselse architect en tekenaar Patrick Van der Stricht, een van de grootste autominnaars en -kenners die we ooit ontmoetten. Zijn DeSoto Airflow Coupé (1936) was een aerodynamisch hoogstandje, met vooraan deze ‘Winged Goddess’, ook wel ‘Flying Lady’ genoemd.
Ze wordt toegeschreven aan de industrieel ontwerper Herbert V. Henderson, die na een periode als interieurvormgever een tijdlang aan het hoofd stond van het Art & Color Department bij Chrysler, waaronder DeSoto viel en dat vijf designers telde.
Van de Flying Lady bestaan verschillende gestileerde varianten. Ze komen ook op Plymouths voor, al gaan de credits daarvoor doorgaans naar Avard T. Fairbanks, beeldhouwer en professor aan de University of Michigan.
Dodge
Acht jaar nadat John en Horace Dodge in 1920 waren overleden, kwam The Dodge Brothers Company in handen van The Chrysler Corporation. Avard T. Fairbanks werd aangetrokken om binnen de week een mascotte te ontwerpen. Nadat hij een panter, een tijger, een paard en een beer had voorgesteld, kwam hij aanzetten met een ram - ‘master of the trail and not afraid of even the wildest of animals’, zei hij. De ingenieurs waren dol op het symbool. Om Walter P. Chrysler himself te overtuigen was wat meer doorzettingsvermogen nodig. Maar finaal kreeg Fairbanks er 1400 dollar en een Dodge Eight voor, zoals dit exemplaar uit 1932.
Er gaat een verhaal dat de Dodge-broers in hun logo - zichtbaar onder het ornament - een davidster hadden verwerkt. Maar de Dodges waren geen Joden. En zijzelf hebben er nooit iets over gezegd. Mogelijk gaat het niet eens om een Jodenster. Sommigen denken dat het twee ineengehaakte Griekse letters delta zijn - symbool voor verandering, en een voor elke broer. Het klopt wel dat de ster in de jaren 30 geleidelijk verdween, mogelijk omdat het beeld voor sommige markten commercieel niet bijster interessant was.
Jaguar
Als je Jaguar heet, kan je moeilijk een varken op je radiatorrooster plaatsen. Op vraag van medestichter William Lyons gaf de pr-chef en amateurbeeldhouwer Bill Rankin een eerste aanzet tot de mascotte. Dat ontwerp werd verfijnd door de Brit Frederick Gordon Crosby, de legendarische artistieke illustrator en schilder. Hij werkte voor het magazine The Autocar en coverde in de jaren 10, 20 en 30 van de vorige eeuw ook de grote internationale snelheidswedstrijden.
De ‘Leaping Cat’ verscheen in 1938 voor het eerst op de auto’s. Hoewel de gracieuze mascotte sindsdien amper veranderde, oogt ze nog steeds fris en krachtig. Het enige bekende prototype in brons ging in 2011 onder de hamer voor 42.500 pond (47.300 euro). Omwille van de veiligheid wordt de scherpe springende kat vooraan op de motorkap al jaren vervangen door de grommende jaguarkop.