De wereld van de collectioneurs is er een van dromen, bezitten en (ja, af en toe ook) bezeten zijn. Deze week: Jan Van Hoorick (66), telg van dé Lancia-familie in België.
Op zijn oprit prijkt een bordje van de ‘Via Vincenzo Lancia’, als waren we in Turijn. En in de garages: honderden rallyplaten, waarvan sommige teruggaan tot de vroege jaren 1980. ‘Die zijn van mijn vader’, klinkt het. ‘Hij had Lancia Aurelia’s en Aprilia’s, waar ik vaker mee reed dan hijzelf. In 1990 is hij overleden.’
Jan Van Hoorick heeft een tiental Lancia’s. ‘Met de donkerrode Aurelia B20 (1953) zijn we zopas nog naar Frankrijk geweest’, vertelt hij. ‘Het is er een van de derde serie. Ik heb er ook een van de eerste (1951) en de tweede (1952), maar die staan bij herstellers. Met die laatste ben ik tegen een paaltje gereden. Dan ontplof ik. Maar het was mijn eigen schuld. Dit exemplaar kocht ik, nadat de wagen veertig jaar in een Engelse garage had stilgestaan. Het is een auto waar je prinselijk in zit. Ik heb geen zin meer om als een aap in en uit een auto te kruipen.’
ID | Jan Van Hoorick (66)
Ex-medezaakvoerder van uitgeverij Bouwkroniek en voorzitter van Lancia Club Belgio.
◆ Daily: Alfa Romeo Stelvio (2020).
◆ Eerste: Lancia Flaminia Sport Zagato (1962).
◆ Beste: ‘Het liefst rij ik met de Aurelia B50 Cabriolet Pininfarina.’ (1951)
◆ Slechtste: ‘Ik had geregeld pech, maar nooit een slechte auto.’
◆ Met spijt verkocht: ‘Lancia Delta Integrale Evo II (1992). Donkerblauw met zwart leer. Verkocht wegens te veel boetes. Hij was compleet origineel, maar de koper heeft er een johnnybak van gemaakt.’
◆ Droom: ‘Een Lancia B10 van de eerste serie. Zoals mijn wrak, maar dan rijklaar.’
Verkeersongeval
Hij lacht en haalt de kleine Lancia Belna van onder een doek (1934). ‘Dit was mijn eerste echte klassieker, gekocht in 1993. “Dit is iets voor jou”, zei een vriend in de Lancia Club Belgio. Kort daarvoor had ik mijn been verloren tijdens een verkeersongeval en het was een halfautomaat. Ik had drie kleine kinderen en weinig budget, maar kreeg de auto voor een vriendenprijs. Ik heb er jaren mee gereden. Vooral rally’s. Met mijn moeder en mijn dochter. Nu staat hij al ruim vijf jaar stil.’
‘Toen ik uit mijn coma ontwaakte, vroeg ik meteen: “Je hebt me toch geen Volvo gekocht, hè?’
Zijn neef Leo, curator van Autoworld in Brussel, kwam ooit al in deze rubriek. ‘Onze grootvader was een oud-strijder en een Vlaamse liberaal in Brussel. Na WO I richtte hij uitgeverij Bouwkroniek op, die Leo en ikzelf tot de verkoop in 2008 hebben voortgezet. Grootvader reed aanvankelijk met Minerva’s. Toen hij die op een bepaald moment te zwaar vond, kocht hij een Fiatje, en in 1934: de eerste Lancia, een Augusta. Sindsdien kocht zowat de hele familie Lancia’s – ik maak daar statistieken van en telde er 123. Zelf had ik er zowat veertig.’
Tanden stukgebeten
‘De eerste kocht ik toen ik zeventien was: een Lancia Flaminia Sport Zagato (1962). Ik had spaarcenten, want uitgeven mocht niet van thuis. Ik geloof dat ik 100.000 frank (2500 euro, nvdr.) betaalde. Mijn tante vond dat ‘beestigheden’. De auto reed niet, maar een vriend-ingenieur zou me ermee helpen, wat ijdele hoop bleef. De eerste auto waarmee ik effectief reed, was een Lancia Fulvia Berlina (1972) die ik kocht van mijn vader. Toen kon je kapotte exemplaren voor 50 euro op de kop tikken. Ze waren gecompliceerder dan andere auto’s. Lancia stelde zich geregeld de vraag hoe het iets moeilijk kon maken als het ook makkelijk kon. Velen beten er hun tanden op stuk, maar áls je ze goed kreeg, reden ze écht goed. Later volgde een Lancia Flavia Pininfarina (1967) die ik aan de universiteit tussen de auto’s van de professoren parkeerde. Ik herinner me dat Els Witte een geel Ford Escortje had en Els De Bens een Jaguar.’
Erfenis
‘De grijze Aurelia B24 Convertible (1958) met bordeaux interieur was een droom. Hij is eigenlijk van mijn vrouw.’
‘Wanneer is je moeder gestorven, chou?’, roept hij.
‘In 2008’, horen we in de verte.
‘Toen Isabelle destijds bij de notaris zat, zei ze dat ze niet goed wist wat ze met haar erfenis moest doen. “Je echtgenoot is toch Lancia-fan? Koop een mooie auto!”, antwoordde de man. We vonden hem op een beurs in Italië, waar hij was gerestaureerd. Ik meen me te herinneren dat ze 180.000 euro betaalde. Nu is hij het dubbele waard.’
‘Toen we trouwden, wist ze al dat ik in dit bedje ziek was’, lacht hij. ‘Historisch gezien was Alfa Romeo de sportieveling onder de Italianen, terwijl Lancia vooral luxueus was – een auto voor de man met de hoed, maar ook: voor een klein clubje van kenners. Ook als collectiewagens waren ze tot zowat vijftien jaar geleden niet zo gewild. In de jaren 1950 waren Lancia’s nochtans zeer vooruitstrevend, met de V6-motor achter de vooras en de remmen, de versnellingsbak en koppeling net voor de achteras: zeer centraal en zeer compact allemaal. De Aurelia kostte zowat evenveel als een Jaguar XK, maar was technisch veel verfijnder.’
‘Voor een auto van ruim zeventig jaar oud rijdt de Aurelia B50 Cabriolet Pininfarina (1951) verbazend goed. Hij werd gebouwd op slechts 197 exemplaren, waarvan er weinig overblijven. Deze werd nooit gerestaureerd. Daarover heb ik ooit ruzie gemaakt met de jury van het concours d’élégance tijdens de Zoute Grand Prix, die dat niet wilde aannemen. Ik ben een voorstander van conservatie in plaats van restauratie, maar had de auto wel mooi gezet, de kapotte dorpels en de kap vernieuwd en de verroeste deur droog gemaakt en van een coating voorzien. Als ik die deur vervang, is de auto niet meer origineel. En één glimmende deur: dat gaat natuurlijk ook niet.’
Wrak
‘Ik heb nog iets’, zegt hij. Waarna hij nog een poort opentrekt en er een wrak verschijnt. ‘Dit is de Lancia Aurelia B10 Berlina (1950), de oervader met een van de allereerste V6-motoren die Lancia bouwde. Ik kocht hem zo’n tien jaar geleden zonder de intentie om hem zelf weer op te bouwen, maar misschien wil een jonge kerel dat ooit wél doen wanneer hij een fortuin waard is. Ik heb ook een B22 Berlina (1952). Bij een hersteller, ja.’
Hij toont nog zowat 400 miniaturen en maquettes die hij als kleine jongen bouwde, en zowat alles wat ooit in boekvorm over Lancia is verschenen. ‘Die boeken verslind ik al van kleins af. Sommige heeft mijn moeder nog gekaft. ‘La Favolosa Lancia’ was het allereerste.’ Hij bladert door pagina’s vol chassisnummers en race-uitslagen. ‘Ik was altijd al begeesterd door hoe commerçanten verhalen vertellen die niet waar zijn’, lacht hij. ‘Als een auto ooit deelnam aan de Mille Miglia-rally is hij makkelijk honderdduizend euro meer waard. Maar als er poen te rapen valt, wordt er veel gelogen.’
De waardering voor de elegantie en de verfijnde techniek van Lancia zit diep. ‘Toen ik destijds na het ongeval ontwaakte uit mijn coma, vroeg ik aan Leo: “Het is toch niet waar dat je mij een Volvo hebt gekocht, hé?” Ergens onderweg had ik dat in mijn kop gestoken. Maar hij stelde me meteen gerust.’