Een tocht langs garages in België. Deze week: Egon Duchateau, bewaarengel van het Belgische motorfietsenpatrimonium.
'Ik was 15 toen ik voor het eerst met een oude motorfiets reed, een Gillet 400 Confort uit 1938. Ik had meteen mijn hart verloren. Mijn ouders waren de liefste mensen ter wereld. Ik was nogal verwend. Maar een motorfiets, dat kreeg ik niet. Toen was dat iets voor marginale gekken. Iets om beschaamd over te zijn in de familie.
Arriveerde je ergens in je motorpak, dan grepen alle moeders hun dochters vast. Toen ik toch een Triumph Tiger Cub kocht, was het ruzie dat het daverde. Die heb ik niet meer, neen. Wel een gelijkaardige.'
Er waren ruim honderd Belgische motorfietsmerken, met FN, Gillet, Saroléa en Minerva als bekendste. 'Nu kunnen jonge mensen ze niet meer betalen, maar lange tijd kreeg ik die 'ouwe, stinkende rommel' gratis. Ik kreeg en kocht er zo'n 240. Nu zijn er nog een zeventigtal. Afgelopen nacht heb ik tot drie uur aan mijn boek over Saroléa gewerkt.
Ik hoop er nog dit jaar mee klaar te zijn. Aan het luxeboek over FN van bijna 700 pagina's heb ik vijftig jaar gewerkt; twee jaar geleden was het klaar.'
In zijn restauratieatelier staat een Gillet Tour du Monde (1926). Hij toont machines uit de jaren 20. 'Kijk, hierop maak ik een kleplichter.' Verderop springt de rode Jaguar E-Type coupé (1963) in het oog. 'In 1976 gratis gekregen, totaal rot. Zes jaar heb ik eraan gerestaureerd, waarna ik er 15 jaar mee heb gereden. Nu kan ik er bijna niet meer in en uit.
Lange tijd kreeg ik die oude motorfietsen - 'ouwe, stinkende rommel' volgens velen - gratis. In totaal kocht en kreeg ik er 240.
Af en toe laat ik hem eens draaien. Intussen zou hij opnieuw gerestaureerd moeten worden. Maar nu werk ik aan de Alfa Romeo 1300 Junior die ik in 1972 nieuw kocht, met steun van mijn ouders en schoonouders.
Destijds roestte hij terwijl ik ernaar keek. Maar ik heb er toch 21 jaar mee gereden. Daarna ging mijn dochter er dagelijks mee werken. Na zes jaar was hij rot. Nu is hij compleet hersteld, en pas gelakt. De binnenkant opbouwen en hij is klaar. Ideaal om de laatste jaren van mijn leven mee te rijden.'
Verderop staan vijf motorfietsen bij elkaar. 'Deze heeft een BMW-frame, een achterwiel van Maico, een Harley-motor en een versnellingsbak van BSA. De rest heb ik zelf gemaakt. Als het kán, doe ik het zo origineel mogelijk. Maar als ik zelf begin te bouwen, ga ik compleet mijn eigen weg.'
Voor de molen waarmee zijn vader tot 1971 maalde, bouwde hij een aparte ruimte. 'Hier ben ik thuis. Ik zit hier dikwijls 's avonds, rustig en alleen. Wat ik dan doe? In de zetel liggen.' Er staat ook een Ford Model T Speedster (1913). 'Een project voor na de Alfa.'
Hij neemt ons mee, een paar kilometer verderop. 'Voor de echte collectie kocht mijn vrouw in 2002 een apart gebouw. Ons huis stond tjokvol. Zag ik een leeg hoekje, ik duwde er een motor in. Zij komt hier hooguit één keer per jaar. Ook hier kan ik uren in de zetel zitten nietsdoen.' We lopen langs motorfietsen van illustere merken als Moto Guzzi, Ducati, Aermacchi, AJS, Matchless en Rudge-Whitworth.'
Tribsa, dat kenden we niet. 'Zelf gemaakt', lacht Duchateau. 'Met een Triumph-motor en een BSA-frame.' Verderop: een hele rij BSA's. 'Ooit de grootste motorfietsenfabriek ter wereld. In de jaren 1977 tot 1981 racete ik ermee bij de veteranen, gewoon voor het amusement. Ik ben nooit zwaar gevallen, maar ben ook nooit kampioen geworden.'
Egon Duchateau (74)
Voormalig afdelingshoofd technische diensten Limburg bij De Lijn.
Eerste: Alfa Romeo Giulia 1600 Sprint (1968).
Beste: Jaguar E-Type (1963).
Slechtste: Alfa Romeo GT Junior 1300 (1972).
Met spijt verkocht: Ariel Square Four (1948).
Droom: 'Matchless G50. Maar 45.000 euro, dat betaal ik niet.'
'Kijk eens wat een mooie viercilinder!' Hij toont een FN uit 1913. 'En deze FN M86-S (1934) heeft een bronzen cilinderkop. Met deze FN-crossmotor werd Hubert Scaillet in 1956 Belgisch kampioen. Van de FN 500 'Course' (1938) met bovenliggende nokkenas waarmee René Milhoux koerste, hebben er twee of drie exemplaren bestaan, en ik denk dat dit de enige resterende is.
Hiervoor heb ik 17 andere motoren verkocht. De Saroléa-crossmotor waarmee Marcel Meunier in 1950 Belgisch kampioen werd, kocht ik als wrak.'
'Deze Saroléa Atlantic 600 (1951) is een van de laatste in België gebouwde motorfietsen', zegt hij.
De rode Honda CB 450 (1972) komt van de eerste eigenaar. Zijn doodsprentje ligt op het zadel. 'Ik heb ook zijn Norton Navigator 350 (1965). Die maakte ik precies zoals de motor die ik altijd zag toen ik naar school ging en zo graag wilde. De Norton Dominator 600 (1960) kon ik voor weinig geld op de kop tikken bij iemand die moest verkopen. Die jongen was thuis buitengegooid. Hij huilde bijna toen ik met zijn motorfiets vertrok. Het zit me nog steeds dwars.'
Met deze motoren rijdt hij niet meer. 'Ze naar beneden halen zou al een hele toer zijn.' Maar ook de auto's die hier op het gelijkvloers staan, doen niets dan rusten: een replica van de Jaguar Type D van omstreeks 1955; een Chevrolet Corvette (1979); een Jaguar MkII (1967); een nieuw gekochte Rover Mini (1992).
Er staat ook een gigantische motor van een Patton, een Amerikaanse gevechtstank. 'Ik heb me altijd vreselijk geamuseerd', lacht Duchateau. 'Als ik sterf, mogen ze een groot feest organiseren voor het mooie leven dat ik heb gehad.'