Auto's smeden banden, zo weet Lieven Goeman. Al jaren is hij zo in de ban van de Arnolt Bristol, waardoor hij goed bevriend werd met de zoon van Stanley 'Wacky' Arnolt, geestesvader van het naoorlogse automerk.
Lieven Goeman (45), uroloog.
De garage van Lieven Goeman loopt door in zijn living, waar altijd één auto staat. Vandaag is dat zijn ongerestaureerde Porsche 356 B 1600 S Roadster (1961) in een schitterende combo: Aetna-blauw met rood leder. ‘Ik vond hem in de VS bij een Duitse ingenieur van 87’, vertelt hij.
‘Hij verhuisde toen de auto al was besteld, en liet hem in Amerika leveren. Toen hij hem toonde, viel het logo van D’Ieteren me meteen op: het is een van de 473 exemplaren van de BT5-serie die in België werden gebouwd. Er staat 50.000 mijl op de teller. Ikzelf rij er geregeld mee. Maar ik ben een kalme chauffeur.’
‘Tijdens een eerste consult vraag ik mijn patiënten altijd wat hun passie is. Velen weten het niet. Gepassioneerde mensen zijn warme mensen. Als ze beginnen te vertellen, zie ik hun ogen blinken. Ooit was er een terminale man die spades verzamelde. In zijn laatste dagen wilde hij per se nog bellen met een vriend-medespadeverzamelaar. Iets wegschenken met een warme hand is beter dan met een koude. Het materiële wordt dan immaterieel.’
Van een Stanguellini (1955) hadden we nog nooit gehoord. ‘De Italiaanse autoschrijver Maurizio Tabucchi heeft er twee jaar zeer voorzichtig mee geracet - hij was de traagste in de Monoposto-reeks’, lacht Goeman. ‘Ikzelf heb er al twee keer mee gereden. Het is een sculptuur. Ik ben er hopeloos verliefd op.'
Arnolt Bristol
'De AC Bristol Works (1957) werd besteld door een in Duitsland gestationeerde Amerikaanse majoor. Op de Nürburgring is hij over de kop gegaan. Toen ik de auto kocht, was hij gerestaureerd, en verknoeid. De lijnen klopten niet meer. Ik heb hem compleet laten herdoen.’
‘Toen ik voor het eerst een Arnolt Bristol zag, geloofde ik mijn ogen niet. Die lijnen: wat een esthetiek. Hij stond in een garage vlak bij mijn werk. Elke morgen vertrok ik wat vroeger, om erlangs te rijden en te kijken. En plots was hij weg. Later vond ik dit exemplaar (1954) in Frankrijk. Een zogenaamd concourswaardige restauratie. Er bleek 300 kilogram mastiek aangebracht, dat op een warme dag begon te zwellen. Opnieuw restaureren heeft jaren geduurd.’
De kleurrijke Amerikaan Stanley ‘Wacky’ Arnolt was tijdens WO II schatrijk geworden met bootmotoren voor het leger. Hij was ook invoerder van onder meer MG, Bristol en Riley. ‘In 1952 zag hij op het salon in Turijn een MG met een koetswerk van Bertone’, vertelt Goeman. ‘Toen hij meteen tweehonderd exemplaren bestelde, wist de bijna failliete Nuccio Bertone niet waar hij het had. Die verkocht Arnolt in de VS als Arnolt MG’s.'
'Toen hij later voor zichzelf iets wilde dat nog mooier en sneller was, vertrok hij van het chassis van de Bristol 404 en de motor van de BMW 328 die de Engelsen als oorlogsbuit hadden binnengehaald. Voor de looks schakelde hij Franco Scaglione in, die bij Bertone de ‘Batmobiles’ had ontworpen: drie conceptcars voor Alfa Romeo. Die BAT’s (Berlinetta Aerodinamica Tecnica) staan in nu in het Blackhawk Automotive Museum en zijn officieus te koop voor zowat 25 miljoen euro. Onnoemlijk mooi zijn ze.’
Van de Arnolt Bristol werden 142 exemplaren gebouwd. ‘Twaalf gingen verloren in een fabrieksbrand’, vertelt Goeman, die zich in het merk verdiepte. ‘Nu zijn er nog zowat zeventig, waarvan wellicht 34 origineel. Michael, de zoon van Wacky Arnolt, werd een vriend.’ Eén auto mogen we nog niet fotograferen.
‘De Arnolt Bristol Hardtop Coupé (1954) was mijn grote droom. Er bestaat slechts één exemplaar. Niemand wist waar het zich bevond. Toen ik met een Amerikaan correspondeerde over een andere Arnolt Bristol, zag ik hem op de achtergrond van een foto. Ik kon hem er relatief goedkoop bij nemen. De restauratie duurde ruim zes jaar. Hij kreeg zijn originele kleur terug: Candy Apple Red. Ik wil hem naar het Concorso d’Eleganza Villa D’Este brengen, waar hij voor het eerst weer zal verschijnen. Nu staat hij vaak in mijn living, ja. Vanuit welke hoek je er ook naar kijkt: telkens is die auto anders. Kunst.’
Zuivere Jaguar
‘Misschien heeft het met mijn vak te maken, maar ik hou van zuivere auto’s’, lacht hij. ‘De Jaguar XK 120 (1950) kocht ik van de zoon van de eerste eigenaar.’ Hij toont vergeelde foto’s van toen de man met een vriend in z’n nieuwe auto ging rijden. ‘Volgens hem heeft hij nooit in de regen gestaan. De motor werd jaarlijks gedemonteerd en nagekeken.’
De rechterzijde toont wel een licht afwijkende vlek. ‘Ooit liet de zoon er zijn fiets tegen vallen. Hij had zijn vader nooit zo kwaad gezien. De man herstelde het eigenhandig, wat later zichtbaar werd. Toen ik de wagen mechanisch liet restaureren, wilde de restaurateur dat weghalen. Geen denken aan.’