'Hier heb ik wel 500 motoren gereviseerd - da's pas sleutelen, hé.' Frans Apers toont ons zijn werkruimte, met een cilinderboormachine, een hoonmachine van Sunnen - 'de allerbeste' -, een draaibank, een kast om te zandstralen. 'Allemaal nieuw gekocht', zegt hij.
In de ruimte erachter staat zijn persoonlijke collectie. 'De zwarte Norton Commando 850, model 1973, is de laatste die ik compleet heb opgebouwd, vier jaar geleden. Het is een speciale, met een regelbare demping op de voorvork, een vernikkeld frame en Borrani-velgen. Toen hij klaar was, startte hij bij de eerste trap.'
Frans Apers (77)
Gepensioneerd machinist
Daily: Mercedes E220 CDI.
Eerste motorfiets: Een FN met versnellingshendel uit de jaren 30. 'Om mee te spelen.'
Beste: 'Allemaal: ik maakte ze zelf.'
Droom: 'Ze allemaal klaar krijgen, maar ik vrees dat dat niet lukt.'
De 77-jarige Apers haalt alles uit de kast om hem nog eens te starten: hij wil tot elke prijs het motorgeluid laten horen. 'Godverrr', klinkt het na enkele trappen. 'Na een paar maanden zakt de olie in het carter', zegt hij. Hij bundelt de krachten in zijn linkerbeen en probeert het nog enkele keren. Met zijn knokige mecanicienshanden beroert hij de benzineleidingen. 'Allez man!' Het lukt niet. Er volgt meer gevloek. 'Dat geluid omschrijven? Onmogelijk.'
'Ik rij nog zelden. En mijn zoon Willy ook al veel minder dan vroeger. Jarenlang hebben we gecrost met zijspan - een tijdlang ook samen. Eerst bij de liefhebbersbond, en later de grote bond, de Belgische Motorrijdersbond (BMB). Daar werd ik ook Belgisch kampioen. Tuur Nuyts was er ook een ijverige piloot. Soms kwamen we vast te zitten in de modder en trokken supporters er ons met een touw en een haak uit. Maar we reden vooral in Nederland, waar de zijspancross meer leeft. Daar wist ik tijdens een wedstrijd op een zandparcours zelfs de Europees kampioen te dubbelen. Het jaar? Goh, man. Mijn herinneringen vervagen.'
'Mijn vader had een Norton. Zo is het begonnen. Mijn eerste zijspan maakte ik rond mijn twintigste. Het was gekoppeld aan een zelf opgebouwde Norton 750. Maar al bij al heb ik veel minder gecrost dan mijn zoon. Willy begon toen hij zestien was, met een schoolkameraad in de bak. Ze trainden op een wei. Ik was de mecanicien van dienst. Ik werd ook invoerder van Wasp, een merk van zijspannen. Om de twee maanden ging ik er in Engeland halen met de camionette. Daar verdiende ik wel een cent mee. Met de cross zelf weinig. Of dat zuiver voor het plezier was? Nee nee, om te winnen, hé!'
Aan de muur hangen nog altijd enkele uitslagen van 15 jaar geleden. 'Op de duur vroeg men me ook om motoren te bouwen, tot in Zwitserland. Met als resultaat dat ik voor mijn eigen collectie geen tijd had.'
Nu staan de motoren stil. 'De Cheney Triumph Daytona 500 werd in Engeland nieuw gebouwd. Mijn naam staat in het frame. Eén keer heb ik ermee gereden: naar een treffen in Boom en terug.' Zijn blauwe AJS heeft twaalf mijl op de teller. 'Die is zowat gelijk aan een Matchless.
Engelse boeren kochten Matchless, herenboeren AJS. Dat merk had meer klasse. Allez, dat werd mij toch verteld. De Matchless 500 is een competitiemotorfiets van begin jaren 60. In Amerika gekocht, volledig gereviseerd en een paar keer mee gereden. Hij heeft geen demper. Er op straat mee rijden is echt niet te doen. Met de Norton 500 ES2 uit diezelfde periode heb ik wel af en toe gereden. En de BSA Gold Star Catalina Scrambler is een zeldzaamheid. Met zo een speelde ik in de velden toen ik vijftien was. Ook van de Norton P11 zijn er weinig gemaakt. Zo staat er nóg een als project.'
Hij wijst naar zijn rekken. We zien vier frames van een Norton Commando. Aan de andere kant BSA-frames. En varianten van Triumph. Voorts een hele rist motoren en versnellingsbakken, waarvan vele kant-en-klaar gereviseerd. 'Dat moeten allemaal nog moto's worden', zucht hij. 'Ik bouw ze op, maar rij er niet mee, ja. Ik heb nog veel werk, jong. Maar ik zal het nooit kunnen afmaken.'
Ook het huis staat vol onderdelen, materiaal en gereedschap. 'Een schat!', klinkt het. 'Al is het overzicht houden soms moeilijk. 'Ik ben nogal een rommelaar. Ze zeggen dikwijls dat dat de beste mechanici zijn. Dat klopt niet altijd.'
'Mijn zoon werkt als technicus voor de gemeente. Dat doet hij prima. Maar toen ik vroeger op een ochtend aan een motor begon, moest hij 's avonds klaar zijn. Of toch de dag erna. Hij is soms een halfjaar aan één bezig. Dat ik zeg: wanneer gaat er nu eindelijk eens 'doemp' uit komen, man?' (lacht)