Exact 35 oldtimers heeft Thierry Téchy, van DeLorean over Porsche tot Ferrari. Maar de zeldzaamste in zijn collectie is de Vega FV uit 1955.
‘Hiermee is alles begonnen.’ De eerste auto die we zien als we de garage van Thierry Téchy betreden, is een Lotus Elise 111S. ‘Nieuw gekocht in 1999’, lacht hij. ‘Ik rij er ook trackdays mee. Wat een plezier!’ Er staat 45.000 kilometer op de teller.
Ernaast staat niet toevallig de DeLorean DMC-12 (1981): de onsterfelijke auto uit ‘Back to the Future’ die Lotus-stichter Colin Chapman in opdracht van John DeLorean mee ontwikkelde. ‘Die film kennen jongeren nog altijd, en ze zien de auto in games’, zegt Téchy.
‘Laat mijn zoon van twintig een van mijn 35 auto’s kiezen, en hij pikt deze eruit, al is het een zwaar geval met weinig power.’ Het chassis werd geleend bij de Lotus Esprit Turbo HCi (1986). ‘De zitpositie is niet ideaal en je weet nooit wat het volgende is dat stuk gaat, maar hij rijdt zeer prettig’, zegt hij daarover.
We lopen langs een Lotus Elan M100 (1991) en een Elan S2 (1966). Maar de vederlichte en mooie Elite S2 (1960) is zijn favoriet. ‘Lotus is mijn eerste liefde – ik hou van de doorgedreven eenvoud. De beroemde Coventry-Climax-motor diende oorspronkelijk voor brandbluspompen. Onder meer Lotus wijzigde hem en gebruikte hem in raceauto’s en de vroege F1-wagens.'
'Hier levert hij zowat 130 pk voor 500 kilogram – exclusief mezelf. Daarmee rijdt de Elite zoals de Elise. Zijn wendbaarheid is fenomenaal, een speerpunt in het Lotus-concept. Het was de eerste auto met een zelfdragende carrosserie uit één stuk – de ‘monocoque’ – in met glasvezel versterkte kunststof.’
‘O ja, ik kan er nog gemakkelijk in’, lacht hij. ‘Ik ben hier elke ochtend. Een bevriende mecanicien komt de auto’s onderhouden, maar ik werk er steeds meer zelf aan.’ Het gevoel als hij van aan zijn bureau de collectie overschouwt?
'Ik begrijp niet wat iedereen in de Porsche 911 ziet.'Thierry Téchy
‘Je denkt altijd aan de volgende’, lacht hij. ‘Doorheen de jaren heb ik er negen verkocht. Kijk, een spreadsheet met alle info. Het doel is: geen geld verliezen. Dat lukt. Maar ik hou vooral van rijden. Ze zijn alle ingeschreven. Alleen de Oldsmobile Tornado (1966) is in restauratie.’
‘Met de Chevrolet Corvette Stingray Cabriolet (1965) heb ik veel rally’s gereden, onder meer in Kroatië en Spanje. Dit is het tegengestelde van een Lotus: snel in rechte lijn, ellendig in de bochten. De Corvette ZR1 (1990) is de recentste aanwinst. Die heeft een Lotus-motor. Mooi meegenomen, maar geen must. De collectie is eclectisch.’
Hij toont de Jensen Interceptor Mk1 (1968) en demonstreert het bloedstollende geluid van de Iso Rivolta IR340 (1963). ‘Die werd ontworpen bij Bertone, net als de Alfa Romeo 2600 Sprint (1963). Er zijn veel terugkerende elementen. Maar de Iso is veel zeldzamer.’
Zijn Vega FV (1955) is een van de mooiste naoorlogse Franse auto’s. ‘Dit is de zeldzaamste: het is nog een Vega, wat enkele maanden later Facel Vega werd. Dit is het laatste exemplaar uit de eerste serie van een tiental exemplaren, en de enige met automaat. Het is een van de drie overblijvende. Hij werd nieuw verkocht aan de Franse chansonnier en orkestleider Ray Ventura. Het merk bestond amper tien jaar.’
We lopen verder langs een DeTomaso Pantera L (1974) en een Venturi CUP 221 (1988). ‘Ik hou van zilvergrijs en rood – ik was mijn auto’s niet graag’, lacht Téchy. Hij wijst naar zijn Citroën SM (1973).
‘Toen ik klein was, had een zakenpartner van mijn vader er zo een. Zijn vorm, de meedraaiende lichten, de hoogteregeling... Een ongelooflijke auto. In alle comfort zweef ik er met hoge snelheid mee over de gehavende Waalse snelwegen. Ik rij er vaak mee als het regent en donker is. Strooizout mijd ik wel. Laten we hopen dat de opwarming van de aarde daar komaf mee maakt. (lacht)
Zijn Alvis Speed 20 (1936) is 84 jaar oud en origineel. ‘Hij werd nieuw geleverd bij een Britse familie, die hem later naar India bracht. Begin jaren 70 keerde de auto terug. Pas in de jaren 90 verkochten ze hem. Toen ik vorig jaar in Cornwall was, heb ik hen ermee bezocht.’
‘Toen ik de Maserati Indy 4700 (1971) tien jaar geleden kocht, was hij met pakweg 25.000 euro ondergewaardeerd. Nu is hij het drievoudige waard. De Datsun 280Z (1976) werd de voorbije jaren ontdekt door verzamelaars. Dat is kwaliteit zoals een Mercedes-Benz. De mythische Alfa Romeo Montreal (1974) rijdt niet super, maar is ideaal om mee naar Knokke-Zoute te gaan.’ (lacht)
In de hoogte staan een Ferrari 365 GT4 2+2 (1965) en een 348 TS (1990). ‘Ferrari’s geven een immens rijplezier. Een Porsche-fan ben ik niet, ook al heb ik er drie. De 928 S (1982) is uitstekend. Maar ik begrijp niet wat iedereen in de 911 ziet.'
'De Cabriolet (1986) neem ik als ik geen tijd heb om een en ander te checken. De motor is goed en betrouwbaar, maar dat is het. De cockpit is slecht ontworpen, en met de motor helemaal achterin en de benzinetank voorin wekt het rijgedrag geen vertrouwen. Met een volle tank rijdt hij anders dan met een lege. Zo’n 911 is goed om te verkopen, niet om in te rijden. Dag en nacht verschil met een Lotus.’