Een garage vol Morris-oldtimers: 'Ze zijn deel van de familie'

‘Mijn oldtimers krijgen namen, ja’, zegt Erik De Coninck. ‘Ze zijn deel van de familie.’ Zoals Albert, Dolf en de zeer zeldzame Maurice.

In zijn woonkamer heeft Erik De Coninck originele tekeningen waarmee mecaniciens van Honda in de jaren 1970 werden opgeleid. Voor the real stuff neemt hij ons mee in zijn mancave. Hier sleutelt hij met kameraden, met een trappist.

Advertentie

‘Nadat ik voor mijn zoon een Yamaha FS1 (1986) had gerestaureerd, volgde de Honda CB 500 Four (1971) voor mezelf. Hij is van het eerste productiejaar. Ik kocht hem elf jaar geleden voor 1000 euro. Toen had hij 40.000 kilometer op de teller, nu 75.000. De benzinetank vond ik op een beurs in Mannheim, in eerste lak en met het typerende, handgeschilderde lijntje. In mei nam ik ermee deel aan de Distinguished Gentleman’s Ride, die wereldwijd wordt gereden, in kostuum, ten voordele van het onderzoek naar prostaatkanker.’

Advertentie

‘Vervolgens zette ik me aan de Honda Amigo (1973) voor mijn dochter. Ook zij was actief bij de Gentsche Retrowielen, de club waarvan ik jarenlang bestuurder was. Ik ben ook lid van de Honda Classic Bikes. En van de Morris Minor-club en Morris Register in Engeland.’

‘Ik wilde altijd al een klassieke auto, maar mijn voormalige echtgenote was daar niet zo’n fan van. Dus begon ik maar met miniaturen verzamelen van de Morris Minor: de eerste auto van mijn ouders. Kijk, toen ik elf was, gaf vader me een handboek van Kluwer over die auto. En in 2018 kocht ik dit exemplaar uit 1964 van een vriend. Het is zowat de Engelse Kever. De motor werd ook in de Mini en de MG Midget gebruikt. Hij is best betrouwbaar. Dit exemplaar werd tien jaar geleden gerestaureerd. En neen, dit is geen lichtblauw, het heet Smoke Grey.’

In 2018 kocht Erik De Coninck deze Morris Minor uit 1964 in de kleur Smoke Grey. ‘Het is zowat de Engelse Kever.’
In 2018 kocht Erik De Coninck deze Morris Minor uit 1964 in de kleur Smoke Grey. ‘Het is zowat de Engelse Kever.’
© Thomas Vanhaute

Op het dashboard prijkt een foto van zijn ouders. ‘Kort voordat mijn moeder twee jaar geleden stierf, ben ik haar nog eens gaan halen met de Morris. De “Maurice”, zei zij. Ik heb de mijne ook zo gedoopt. Mijn auto’s krijgen namen, ja. Ze zijn een deel van de familie.’

Advertentie
Advertentie

Net voor de eerste lockdown kwam er een bijzonder type bij. ‘De Morris Eight Series E werd gebouwd van 1938 tot 1948, maar deze open Tourer-uitvoering is uiterst zeldzaam. Hij was duur en werd alleen in 1939 gebouwd. Ik weet nog niet op hoeveel exemplaren precies, wel dat er slechts vijftig tot zestig overblijven. Ik vond hem een paar kilometer hiervandaan en doopte hem Albert, naar de vorige eigenaar die vier jaar geleden plots doodviel – op de beroemde International Autojumble in Beaulieu, Engeland, nog wel.'

Van de Morris Eight Series E Tourer, gebouwd in 1939, blijven er maar vijftig tot zestig exemplaren over.
Van de Morris Eight Series E Tourer, gebouwd in 1939, blijven er maar vijftig tot zestig exemplaren over.
‘Ik ben lid van verscheidene Engelse oldtimerclubs. En ik bezoek al dertig jaar beurzen, maar deze Morris had ik nog nooit gezien.’

'Nadat we samen naar het event ‘Minors on Tour’ in Bertrix waren gegaan, raakte ik bevriend met de weduwe. Toen er aan haar huis werken moesten worden uitgevoerd, hielp ik de auto verplaatsen. Samen met mijn schoonbroer bezoek ik al dertig jaar beurzen in binnen- en buitenland, maar dit type had ik nog nooit gezien. De auto bleef in mijn hoofd spoken. En de vrouw wilde wel auto’s verkopen, zo zei ze, maar net met deze lag dat moeilijk: de vorige eigenaar had een terugkooprecht. We spoorden de man op. Hij bleek naar Canada te zijn geëmigreerd en zag af van zijn recht. Waarna ik de auto meteen kocht.’

‘Doordat ik lid ben van de Engelse clubs leerde ik ook de laatste Engelse eigenaar kennen. Hij vertelde me dat de auto in 1968 werd gerestaureerd en vervolgens gewoon rijdend werd gehouden. Ik vermoed dat het hout in het dashboard origineel is. De schatter vond dat het aan vervanging toe is, ik niet. De auto werd getaxeerd op 15.000 euro: opmerkelijk voor zo’n zeldzaamheid. En ik betaalde slechts de helft. Toen ik er vorig jaar mee op een chique rondrit verscheen, waaraan onder meer een Citroën DS Décapotable en enkele Ferrari’s deelnamen, was hij een magneet.’

Dat Erik De Coninck Morris-oldtimers verzamelt, is te danken aan zijn ouders: zij reden met het Britse merk.
Dat Erik De Coninck Morris-oldtimers verzamelt, is te danken aan zijn ouders: zij reden met het Britse merk.

‘De Golf I Cabriolet (1991) heet Dolf’, lacht hij. ‘Na een lange zoektocht naar een goed, origineel exemplaar kocht ik hem voor en op de vijftigste verjaardag van mijn vriendin. Na enkele cosmetische ingrepen werd ook deze dubbel zo hoog getaxeerd als wat ik betaalde. Bijzondere klassiekers hoeven geen fortuin te kosten. Ja, er is altijd iets te doen, maar met duizend euro per jaar per auto kom ik er. En dan doe ik zeker niet alles zelf.’

Advertentie