Een autostalling met service, een members’ club, een plek waar je auto’s van wereldklasse koopt en meer. Bij DriveCity in Nijvel komt alles samen op ruim 7.000 m².
Er mag wat show bij op de openingsavond, waar honderden verzamelaars en andere bekende figuren uit de Belgische autowereld zijn bijeengekomen. Onze vaderlandse F1-legende Jacky Ickx lacht breed wanneer Christophe d’Ansembourg (60) met een daverend gebrul komt binnengereden in zijn Porsche 917 die in 1971 de 12 uur van Sebring in Florida won.
De namen achter DriveCity in Nijvel spreken tot de verbeelding. De AB InBev-telg, ondernemer en bestuurder in private-equitybedrijven Christophe d’Ansembourg is een van de vijf vennoten – zijn classicscollectie doet velen wegdromen en er is al veel over gespeculeerd. Ook zijn zoon Antoine (30) doet mee, net zoals Pierre-Marc Morissens (60), Nicolas Nelson (31) en Sébastien Wouters (30). Die laatste twee leerden elkaar twaalf jaar geleden kennen tijdens hun studentenjaren, toen Wouters hulp zocht bij de restauratie van zijn Volkswagen Kever. ‘Telkens we elkaar zagen, ging het over auto’s’, vertelt Nelson. ‘Nog tijdens onze studies begonnen we er te verkopen. Onder meer de BMW 1602 van Antoine.’ Hij wijst naar het piekfijne, witte exemplaar uit 1972. ‘Nadat Antoine de auto deels zelf had gerestaureerd, heeft hij hem aan een garage toevertrouwd, maar wij bouwden destijds wel de motor.’
‘Ik heb het geprobeerd, maar ik ben geen sleutelaar’, lacht Antoine d’Ansembourg. ‘Ik hou vooral van de schoonheid van auto’s, van hun design en lijnenspel.’ Hij volgde een grafische opleiding, werkte eerst in evenementenbureaus en werd vervolgens freelancegraficus.
De wegen van Morissens – die al 25 jaar klassiekers verzamelt – en Nelson hadden zich in 2015 al een eerste keer professioneel gekruist: in het restauratie- en verkoopbedrijf Automeetic. Later sprong ook Wouters mee aan boord. Het was daar dat drie jaar geleden het idee voor DriveCity ontstond. ‘Ik wilde allang een geheel aan activiteiten rond de passie voor klassieke auto’s onder één dak samenbrengen’, vertelt Nelson. ‘Niet alleen verkoop en restauratie, maar ook een club en evenementen. Antoine kwam graag langs bij Automeetic. Later zagen we ook Christophe geregeld. Zo kreeg het idee gestalte.’
Begin dit jaar vonden ze dit gebouw. De bureaus werden gesloopt, maar de sfeer van staal, glas en beton bleef intact.
Trillende garage
De passie voor auto’s kreeg Antoine d’Ansembourg van thuis mee. ‘Al toen ik klein was, was het iets wat mijn vader en ik echt samen beleefden’, vertelt hij. ‘Een vroege herinnering die me sterk is bijgebleven, is het starten van de rode Bizzarrini 5300 GT. Het geraas deed de hele garage trillen. Als we met die auto een rit maakten in Brussel, had ik bijna schrik’, gaat hij door. ‘Tezelfdertijd hield ik erg van het authentiek-brutale ervan.’
Christophe d’Ansembourg is al decennialang een notoir deelnemer aan historic races. ‘Ook ik vond het heerlijk om tijdens de weekends op circuits rond te hangen’, aldus zijn zoon Antoine. ‘Vanaf mijn zestiende ging ik af en toe karten in Mariembourg en Genk. Daarna volgde een deelname aan de Fun Cup met speciaal geprepareerde Kevers. Zo reed ik met mijn vader en mijn broer Werner de 25 uur van Francorchamps. Het fijne daaraan is dat iedereen nagenoeg met dezelfde auto rijdt, waardoor het echt op stuurmanskunst wordt gespeeld. De Fun Cup is een amateurkampioenschap, maar best stevig: de 140 deelnemers drijven hun Kevers tot het uiterste.’
Inmiddels neemt Antoine ook deel aan historic races. Dat doet hij vooral met prototypes die vroeger bijvoorbeeld de 24 uur van Le Mans reden, maar hij reed ook al enkele wedstrijden voor vintage formule 1-wagens – de discipline waarop vooral zijn vader en broer focussen. ‘Met zo’n oude F1-machine leren rijden vergt geen specifieke training’, vertelt hij. ‘Eigenlijk is het verbazend makkelijk. Je hebt natuurlijk een zeker gevoel voor mechaniek nodig en het is allemaal zeer snel en zeer luid, maar anders dan in een moderne F1-wagen is de achterliggende techniek van die aard dat je de snelheid en de performantie geleidelijk kunt opbouwen. Je kunt er ook mee cruisen, de auto is vergevingsgezind. Vooruitkomen en schakelen zijn makkelijk, er snel mee rijden is wél moeilijk. En de limieten liggen zeer ver. Dáárop train je. En de sensaties zijn wel degelijk krankzinnig. Je schiet door de bochten en vliegt met 270 kilometer per uur twee centimeter boven het asfalt, met die enorme wielen voor je. Dan voel je dat je leeft, zoveel is zeker.’
Voor de nieuwsgierigen: de prijzen van vintage wedstrijdwagens beginnen bij zowat 50.000 euro en gaan tot vele miljoenen voor bolides met een groot palmares. Dat soort auto’s wordt aangeboden door gespecialiseerde handelaren. ‘De meeste handelaren zijn zelf piloot en kopen de auto’s op de circuits bij de teams’, vertelt Antoine d’Ansembourg. ‘Ook het zeer specifieke onderhoud gebeurt bij specialisten, die zich vooral in Engeland bevinden. We spelen wel met het idee om ook binnen DriveCity zo’n racingafdeling op te zetten.’
Aston Martin DB4
We zijn intussen op de verkoopafdeling van DriveCity beland. Hier springt meteen de groene Aston Martin DB4 (1959) in het oog: een fabrieksprototype en misschien wel het mooiste exemplaar ter wereld. ‘Van een klant van wie we de complete collectie beheren’, klinkt het. De auto wordt off-market aangeboden: hij wordt dus niet geadverteerd. ‘Wij verzorgen ook de contacten tussen kopers en verkopers, en sommigen willen niet dat hun auto openbaar verschijnt’, legt Nelson uit.
En net zoals in de kunstwereld screent DriveCity ook potentiële kopers die hun zinnen hebben gezet op een bijzondere auto. ‘Deze Aston Martin is meerdere miljoenen waard. Al komt er niet altijd geld aan te pas: dergelijke wagens veranderen vaak van eigenaar door ruilovereenkomsten.’ Zoals kinderen het doen met miniaturen, dus.
Bij DriveCity kunnen autoliefhebbers ook hun collecties stallen. Mét bijbehorende service. ‘We zorgen ervoor dat de auto’s minstens driemaandelijks rijden’, aldus Nelson. ‘De ruimte is superbeveiligd en de klant krijgt een badge waarmee hij of zij de auto 24/7 rijklaar en gewassen kan afhalen.’
Volgens Nelson zijn het vooral mensen met een ‘niet te omvangrijke collectie’ die de storage gebruiken. ‘Echt grote verzamelaars hebben thuis voldoende plaats.’ De 65 plaatsen zijn in ieder geval grotendeels ingenomen. We lopen langs een Ferrari 250 GT Pinin Farina en een Mercedes-Benz 300 SL Gullwing (1956). In het atelier verderop – DriveCity Engineering by MekaBox – ligt het motorblok van een Maserati Mistral Spyder op een tafel uit elkaar. In de hoek staat een Lamborghini Espada, de snelste vierzitter die je in 1969 kon kopen. Verderop: een Ferrari F40 waarvan de koppeling wordt vervangen. ‘De voorbije jaren hebben we veel vertrouwen opgebouwd’, zegt Wouters. ‘Indien we pas bestonden, zou deze auto hier niet staan.’
Er is ook een afdeling waar binnenbekledingen en cabriokappen worden vernieuwd. De hoek voor detailing – noem het poetsen voor extremisten – werd toevertrouwd aan David Van Snick van het bedrijf Cuir Repair.
Straks ook in L.A.?
Op de bovenverdieping leidt een grote zaal naar de bar met bibliotheek. Dit is het hart van de club. ‘We organiseren lezingen en activiteiten waarop leden hun auto’s kunnen gebruiken’, legt Nelson uit. ‘Er waren al rally’s die hier vertrokken of arriveerden, zoals de V12 Colombo Rally en de Z-Trophy. En we zullen er ook zelf organiseren.’
Met uitzondering van Christophe d’Ansembourg werken alle initiatiefnemers hier voltijds. Ze hebben vijf mecaniciens en een extra administratieve kracht in dienst. ‘Uiteraard moet DriveCity rendabel zijn’, zegt Morissens. ‘Ook al vloeit het voort uit passie, het is geen speeltje om ons te amuseren.’
Hoewel de handelaars en restauratieateliers de voorbije jaren als paddenstoelen uit de grond schoten, is er volgens hem ruimte op de markt van collectiewagens. ‘In onze sector vond er nog geen echte consolidatie plaats. Er zijn nog veel lokale, kleine bedrijfjes. Zeker hier in België vind je geen echt grote spelers, laat staan multinationals. Door alles onder één dak te brengen, willen we professionaliseren, een zekere omvang bekomen en zo het verschil maken in kwaliteit en service.’
Als DriveCity succesvol is, willen de jongens het project ook uitbreiden naar andere Europese landen. Antoine droomt zelfs van Los Angeles, ‘waar de autocultuur ongezien is’.
Autozoekmachine
Dat ze effectief op de top van de markt mikken, mag blijken uit de uiterst zeldzame auto’s die hier passeren. Zo verkochten ze een linksgestuurde Aston Martin DB MKIII Drophead Coupé (1957): een van de negentien gebouwde exemplaren. ‘Een Duitse verzamelaar zocht er een’, vertelt Nelson. ‘En auto’s sourcen is een deel van ons werk. Wordt er in Japan een verkocht, dan trekt hij naar daar. Kunnen wij er een aanbieden, dan komen mensen van over de hele wereld naar hier.’
Om dergelijke pareltjes wereldwijd op te sporen heeft DriveCity een en ander in huis. ‘We beheren collecties in heel Europa en hebben een goed zicht op wie wat zoekt en heeft, staan op alle grote salons en kennen veel handelaars’, zegt Morissens. ‘Ikzelf heb ook een zoekmachine gecreëerd waarmee ik in enkele seconden honderden websites in heel Europa op een welbepaalde auto kan screenen.’
‘Pierre-Marc is daar nogal een geek in’, lacht Nelson. ‘Dat, plus onze contacten, maakt dat we bijna de hele markt overschouwen. Slechts heel zelden ontsnapt er eens een auto aan onze aandacht.’
DriveCity
| Website | drivecity.be