Buiten aan zijn kantoor staan wrakken van Lancia's - een Thema, Delta's, resten van Fulvia's... Binnen vinden we de betere exemplaren.
'In mijn jeugdjaren hadden de ouders van een vriend Lancia's', vertelt Jef Koolen. 'Zijn vader reed onder meer Luik-Rome-Luik. Dáár leerde ik sleutelen.
Ze hadden ook een Ferrari 250, een auto die nu een fortuin waard is. Die stond stil, en we trokken aan de vader zijn mouw. 'Ja maar, de motor moet gereviseerd worden', zei hij. 'Wij zullen dat wel doen', antwoordden we. Hij kende een Ferrari-mecanicien die onderdelen aanbracht, en wij haalden die V12 uit elkaar. Ik was vijftien en een spons. Om hem te lakken trokken we later naar een atelier in Maranello, Italië. De Ferrari-fabriek liepen we toen gewoon in en uit.'
Jef Koolen (60)
Architect
Daily: Lancia Delta Diesel (2012).
Eerste: 'Een Ovaalkever om mee te crossen, toen ik 14 was.'
Beste: 'De Lancia Fulvia Coupé (1971) die ik verkocht toen ik in Gent studeerde.'
Slechtste: 'Ook een Lancia Fulvia, maar een berline.'
Droom: 'De Flaminia Touring Cabriolet afwerken.'
'Oude Lancia's zijn razend knap, technisch én esthetisch. Er is veel gelijkenis met architectuur. Het bedrijf was een speeltuin voor ontwerpers en ingenieurs. De motor van een Alfa Romeo bleef decennialang bijna hetzelfde. Lancia bouwde telkens compleet nieuwe blokken: een V4, een V6, boxermotoren... Waanzin. Dat merk moest wel failliet gaan.'
'Toen ik op het atheneum in Kapellen zat, had ik een Flandria-brommertje, dat een meisje uit mijn klas wilde kopen. Op een bepaald moment zag ik op de parking van de supermarkt een Lancia Flaminia Coupé (1966) met uitgestalde gevarendriehoek. Ik wilde een briefje tussen de ruitenwisser achterlaten, maar er zat al eentje. Van mijn oudere broer!
De eigenaar wilde 5.000 frank. We gingen samen aanbellen. En wie deed open? Dat meisje! Ze bleek zijn dochter. We ruilden de Lancia voor mijn Flandria. Die auto heb ik nog steeds. Hij zit ergens weg in een hoek. Ook de Flaminia Coupé (1970) waarin mijn broer in 1976 trouwde, staat hier nog. Sindsdien heeft hij niet meer gereden, denk ik. Het huwelijk hield wel stand.'
'Ook voor mijn achttiende kocht ik al een Fulvia Coupé (1971). Een jaar lang heb ik er hier in het magazijn van mijn vader aan gewerkt. Toen hij klaar was, reed ik ermee naar mijn kot in Gent. Daar stond hij dan telkens een week buiten. Ik zag hem zo wegroesten. Dus verkocht ik hem weer, en kocht een 2pk. Die roestte ook, maar dat deed minder pijn.
Ook de Flavia Cabriolet Vignale (1966) kocht ik als student, van een antiquair. Toen al wist ik dat ik auto's zou verzamelen en bewaren, zoals strips van Guust Flater. Hij is nog steeds ingeschreven, maar moet gerestaureerd worden. Met deze auto trok ik in 2006 naar het Lancia-eeuwfeest in Turijn. De teloorgang van het merk was toen allang bezig.
Wijlen Sergio Marchionne, de CEO van Fiat, waarvan Lancia deel uitmaakte, kwam uitleggen dat ze er nog nieuw leven zouden inblazen. Maar hij leek weinig te begrijpen van het merk en had er geen emotionele band mee. Naast Fiat en Alfa Romeo was er voor Lancia niet echt plaats in de groep. Toen ze na de fusie ook Chryslers met een Lancia-logo verkochten, heeft Vincenzo Lancia zich drie keer in zijn graf omgedraaid, denk ik. Dat klopte totáál niet.'
Zijn Fulvia Coupé 1.3 S (1975) werd zopas in de kleur 'Giallo Maya' gelakt. 'Die kocht ik twintig jaar geleden in de Noord-Italiaanse stad Imola. Met de verkoper sprak ik af dat ik de auto met zijn nummerplaat erop naar huis kon rijden, maar iemand praatte hem dat uit het hoofd. Waarna de man hem zelf helemaal naar België reed - hij had niet door hoe ver het was.
Van de Fulvia Sport 1600 (1972) met Zagato-koetswerk werden er maar 800 stuks geproduceerd. De elektriciteit is uitgezuiverd, maar heeft nog carrosseriewerk en een motorrevisie nodig. Onderdelen zijn schaars en duur.'
'Om invoerrechten te ontwijken bouwde Lancia in de jaren 30 een fabriek nabij Parijs, waar het de Augusta bouwde onder de naam Belna. Bij een koppel in een dorpje daar in de buurt vond ik tien jaar geleden mijn exemplaar uit 1934. Zij hadden hem gekocht van een failliet museum. De vrouw des huizes reed er gewoon als daily mee rond. Dit was de allereerste auto met zelfdragend koetswerk.' De Delta HF Turbo (1990) is een recenter icoon. 'Minder gewild dan de Integrale, maar met zijn 140 pk ook al snel. Hij heeft 317.000 kilometer op de teller, maar rijdt nog zeer goed.'
Van onder een zeil verschijnt nog een Flaminia Touring Cabriolet (1968): de meest waardevolle in de collectie. 'Dat project wil ik graag rondkrijgen. Het complete aluminium koetswerk vergt wat werk, maar dat kan ik niet zelf doen. Ik werk nu wel aan de motor. Destijds waren ze veel te duur en bleven ze staan, tot ze voor dumpingprijzen werden verkocht.
Drie jaar geleden betaalde je voor een gerestaureerd exemplaar 200.000 euro, voor een projectauto 70.000 euro en soms meer. Dat heb ik er nooit voor over. Intussen is dat prijsniveau weer met 40 procent gedaald. Gelukkig maar. De manie is wat gaan liggen. Mij niet gelaten. Deze verkoop ik wellicht nooit.'