Wij trokken – in pak en met das – naar het ‘clublokaal’ van de Automobile Club de France in Parijs, de oudste en meest besloten autoclub ter wereld.
We bellen aan op de Place de la Concorde nummer 6 in Parijs, waar een conciërge ons binnenlaat in het majestueuze herenhuis. We werden vooraf gewaarschuwd: zonder kostuum en das kom je de Automobile Club de France niet in. Zonder uitnodiging evenmin. Die laatste danken we aan de Royal Automobile Club of Flanders, in 1899 opgericht als Koninklijke Automobielclub der Vlaanderen. Dat we bovendien de toestemming krijgen om een reportage te maken, is hoogst uitzonderlijk.
Voorzitter graaf Yann de Pontbriand begroet gravin Anne-Caroline d’Ursel met een galante handkus. D’Ursel werd vorig jaar voorzitter van de Vlaamse club. Hier in Parijs zou het niet waar zijn: vrouwen kunnen niet eens lid worden.
De Automobile Club de France is een instituut, en niet zomaar een. Het is de oudste en wellicht de meest besloten autoclub ter wereld. Mee opgericht door een Belg nog wel, als uitloper van de allereerste autorace op snelheid: Parijs-Bordeaux-Parijs, gehouden van 11 tot en met 13 juni 1895 over 1.190 kilometer. Émile Levassor finishte met zijn Panhard & Levassor als eerste in 48 uur en 47 minuten, maar de Peugeot van Paul Koechlin werd als winnaar aangeduid: Levassor reed in een tweezitter, terwijl het reglement een vierzitter voorschreef. De Belgische baron Étienne van Zuylen van Nyevelt realiseerde geen resultaat van betekenis, maar zou wel een sleutelrol gaan spelen in de prille autocultuur.
‘Op 2 november van dat jaar zijn ze met zijn vieren opnieuw samengekomen voor een lunch’, vertelt Yann de Pontbriand. ‘Behalve baron van Zuylen waren dat graaf Albert de Dion, sportjournalist Paul Meyan en Edmond Récopé. Tien dagen later was onze club een feit.’
Hoogste kringen
Dat een Belg voorzitter werd, had niet alleen te maken met zijn gedrevenheid voor innovatie, in een tijd waarin automobielen zich tussen stoomtreinen en paardenkoetsen wurmden en de passie voor het nieuwe vervoermiddel hoog oplaaide. Dat de charismatische baron getrouwd was met Hélène de Rothschild hielp ook. Als lid van de invloedrijke Franse tak van de bankiersfamilie gaf ze hem toegang tot de hoogste kringen van de mondiale elite, wat cruciaal was voor de financiering van de nieuwe club, maar ook om er meteen een internationaal elan aan te geven.
‘Wat mij altijd heeft geïntrigeerd, is dat er op dat moment zeer verschillende technologieën werden afgetast’, schetst De Pontbriand de tijdgeest. ‘Aan die eerste race namen auto’s deel met een stoommotor, met een elektrische aandrijving en met een motor op benzine. De ontploffingsmotor won met voorsprong. Plots was daar die nieuwe, baanbrekende technologie. De gebruiksvriendelijke motor met een grote autonomie gaf mensen een ongekende vrijheid. Maar dat dit het begin zou zijn van een wereldwijde industrie zoals we die vandaag kennen? Daar had niemand van durven te dromen.’
Dat de eerste autoclub in Frankrijk ontstond, was geen toeval. Ja, de Duitsers hadden de eerste auto’s gebouwd, en meerdere exemplaren in die eerste snelheidswedstrijd hadden een motor van Daimler. Maar Panhard & Levassor en Peugeot waren in 1891 wel de eerste die auto’s in serie bouwden. Rond de eeuwwisseling was Frankrijk hét autoland, tot Ford in de VS de massaproductie introduceerde.
24 uur van Le Mans
De oorspronkelijke locatie op de Place de l’Opera bleek al snel te klein. Na een intermezzo in een villa in het Bois de Boulogne kocht de club het historische Hôtel Plessis-Bellière, een van de mooiste herenhuizen van Parijs, maar binnenin nagenoeg een ruïne. Na de nodige renovaties nam de club er in 1899 zijn intrek. In 1903 werd het naburige Hôtel de Moreau erbij gekocht. Tot op vandaag bezit de Automobile Club de France beide, samen goed voor ruim tienduizend vierkante meter. Dat de club nummer 8 verhuurt aan de internationale autosportfederatie FIA gaat ook terug tot die pioniersjaren. ‘In 1904 stelde Automobile Club de France aan andere Europese autoclubs voor om de Association Internationale des Automobiles Clubs Reconnus (AIACR) op te richten, de voorganger van de FIA, waar later ook de VS bij aansloot en die hier nog altijd zijn hoofdkantoor heeft’, aldus De Pontbriand.
Automobile Club de France speelde een sleutelrol in de ontwikkeling van de autosport. In 1906 gaf de club het departement Sarthe toestemming om een race te organiseren, wat later leidde tot de oprichting van de legendarische 24 uur van Le Mans. In heel Frankrijk reguleerde de club wedstrijden, ook de jaarlijkse nationale grand prix.
Vandaag wordt de Franse autosport aangestuurd door de FFSA (Fédération Française du Sport Automobile), die in 1952 vanuit de club werd opgericht. ‘Wij zijn wel nog intensief bezig met mobiliteit en veiligheid’, beklemtoont De Pontbriand. ‘De vrijheid en flexibiliteit die de auto biedt, zijn ons dierbaar, maar we zetten ons ook in voor de bescherming van fietsers, motorfietsers en gebruikers van de step. In oorsprong was onze club nauw betrokken bij de ontwikkeling van de wegcode en reikte hij rijbewijzen uit. Nu vallen er jaarlijks 3.500 doden in het Franse verkeer. Veiligheid blijft een kernthema, en we promoten volwassen gedrag op de weg.’
Masseur
De club rust op drie pijlers: het bevorderen van de automobielcultuur en de bijbehorende industrie; het stimuleren van de ‘cercle social’ en het welzijn van de leden; en ‘l’excellence française’. Dat laatste gaat niet alleen over auto’s, maar ook over pakweg gastronomie en cultuur. Dat de werking de automobiel ver overstijgt, wordt meteen duidelijk wanneer De Pontbriand ons door het paleis leidt.
Onderweg naar de eerste verdieping ruiken we al het zwembad, een naar verluidt oogstrelend beschermd ontwerp van Gustave Eiffel dat, behalve leden, niemand te zien krijgt. ‘Ik kan de regels die ik zelf dicteer niet overschrijden’, grijnst De Pontbriand.
Wel toont hij ons het peristilium, het somptueuze salon ‘Gordon Bennett’ en de modern ogende bar ‘Peugeot’. Waarna we plots in een van de grootste privébibliotheken van Frankrijk staan, mét een bibliothecaris. De 53.000 boeken gaan evenwel niet over auto’s; het is literatuur – vooral Franse, dat spreekt. ‘Cultuur voor de ‘cercle’, voeding voor het brein’, aldus De Pontbriand. Hier worden ook diners voor ruim tweehonderd genodigden gehouden, naast cocktails, conferenties en concerten.
De club beschikt ook over een magistraal archief, dat de geschiedenis van de auto tot 1924 documenteert, met een eigen archivaris. Het auditorium ‘André et Edouard Michelin’ wordt gebruikt voor films, conferenties en prijsuitreikingen. Behalve over véél salons beschikken clubleden over een fitness, een kapsalon en een masseur, en zelfs een eigen reisbureau. Er is een snookerteam en er zijn activiteiten zoals yoga, squash, kleiduifschieten en schermen.
Wijzelf dineren in de Salons Concorde. Na afloop worden we naar het dakterras geleid, vanwaar we een fenomenaal uitzicht hebben over de lichtstad. De leden van de Vlaamse club, die wel een en ander gewend zijn, schieten in een collectieve euforie. Wat een clublokaal!
Ni business, ni politique
Voor dat alles heeft Automobile Club de France maar liefst 150 mensen op de loonlijst, vooral in de administratie, de keuken en de bediening. De middelen haalt de club uit verhuur. Bedrijven kunnen hier tot driehonderd gasten verwelkomen, maar er worden ook privécocktails en huwelijken georganiseerd. En natuurlijk uit de bijdrage van de 2.200 leden. ‘Die is niet goedkoop, maar wel betaalbaar’, lacht De Pontbriand. ‘Het beste bewijs: er is een wachtlijst van tachtig kandidaten – ongeveer het aantal dat we jaarlijks aanvaarden.’
Dat dit de meest gesloten autoclub ter wereld zou zijn? De Pontbriand blijft lachen. ‘We zijn selectief op de kwaliteit van de leden’, klinkt het. ‘En een statutaire procedure bewaakt dat. Wanneer een kandidaat-lid zijn dossier heeft ingediend, is er een eerste gesprek met een rapporteur, waarna de kandidaat voor een twaalfkoppige commissie verschijnt, die over de toelating zal stemmen. Wat we verlangen, is heel eenvoudig: welwillendheid tegenover de cultuur van dit huis. Onze waarden zijn die van een gentleman: je steelt niet, je zegt de waarheid en je bent hoffelijk. Het filter beschermt ‘le cercle’. Afkomst en rijkdom spelen hier geen rol. Wat telt, is: gentilhomme zijn. En ook: ‘ni business, ni politique, ni religion’. Die laat je achter op de stoep. Het zijn bronnen van conflict, en dát willen we absoluut vermijden.’
‘Of wilde je het erover hebben dat we geen vrouwelijke leden aanvaarden?’ Hij snijdt het onderwerp zelf aan en erkent de gevoeligheid ervan, maar zijn verklaring is eenvoudig. ‘Onze infrastructuur leent zich niet voor een gemengde club, onder meer doordat we in de gym en het zwembad geen gescheiden kleedkamers kunnen organiseren. Maar het is niet zwart-wit: de echtgenotes van onze leden hebben een eigen statuut en kunnen van heel wat voordelen genieten. Ze kunnen hier perfect komen eten, ook met vriendinnen. Ook andere vrouwelijke genodigden zijn welkom op veel van onze activiteiten. Dus eigenlijk lost dat het probleem wel op.’
Bij de vraag of vrouwelijk lidmaatschap ooit wél mogelijk zal zijn, komt er iets anders naar boven. ‘Ik sluit dat niet uit, maar vandaag is het niet aan de orde. We kijken naar wat andere clubs doen. Waar vrouwen of stellen werden toegelaten als lid, veranderde de sfeer. Het heeft ook te maken met onze aversie voor conflict, ja.’
| Ons land telt ruim vijfhonderd autoclubs, van bonkige vriendengroepen tot elitaire genootschappen.
| Op sabato.be nemen we je vanaf april twee keer per maand mee naar de meest bijzondere autoclubs van België en omstreken.