‘In 1949 - ik was dertien - zag ik voor het eerst een Ferrari’, vertelt Alexis Callier. ‘Of beter: twee. Tijdens de grote prijs van Brussel formule 2. Dat moment herinner ik me glashelder. Toen is het allemaal begonnen. De Italiaanse coureur Luigi Villoresi won. Hem heb ik meer dan veertig jaar later teruggezien én gesproken.’
In de bibliotheek boven zijn garage heeft Callier honderden boeken staan, over Ferrari en andere merken. En dat is niet alles. Hij opent een zeven meter lange kastenrij - ‘op maat gemaakt, zodat de laatste millimeter wordt benut’ - met 190 archiefalbums, goed voor 18.000 foto’s.
Ze zijn geordend van 1947, toen de autocoureur Enzo Ferrari onder eigen naam auto’s begon te produceren, tot 1974. In zijn mooie handschrift noteert Callier bij elk beeld waar en wanneer het werd genomen, welke auto’s erop staan, de chassisnummers, van wie ze waren, wie ermee koerste, met welk resultaat, enzovoort.
In potlood, welteverstaan, zodat vergissingen gemakkelijk kunnen worden rechtgezet. ‘In 1982 ben ik eraan begonnen en sinds ik twintig jaar geleden stopte met werken, ben ik er zo’n duizend uur per jaar mee bezig. De hobby van een oudere mens met tijd’, lacht hij.
Alexis Callier (82)
Voormalig zaakvoerder Metagra
Daily: BMW 320i Coupé (1996) en Audi Q2 1.4 TFSI (2018).
Eerste: Porsche 356 Super 90 (1961).
Beste: ‘Ik klasseer ze niet.’
Met spijt verkocht: Porsche 356 Super 90 (1961).
Ook in die kasten: duizenden automagazines en zowat 25.000 historische zwart-witnegatieven, diapositieven en prints. Eigenaars van racewagens die miljoenen waard zijn, maar ook veilinghuizen en historici doen een beroep op Calliers levenswerk.
‘Om de racehistoriek aan te vullen correspondeer ik met Ferrari-zotten over de hele wereld, tot in Hawaï. Je vindt er pochers en bedriegers, miljardairs met grote collecties en mensen die geen Ferrari bezitten maar wel enorm veel weten, zoals Tony Adriaensens, een kraanman uit Antwerpen die wereldbekend is in die microkosmos. Ondanks alles geldt er binnen de Ferrari-beweging een zekere gelijkheid. Het is bijna een godsdienst.’
Hij nam ook zelf duizenden foto’s. Hij toont beelden van legendarische coureurs zoals Jim Clark, Phil Hill en John Surtees én zijn meest gekoesterde fotokader. ‘Deze foto van autocoureur Enzo Ferrari nam mijn vader in 1934 op het circuit van Spa-Francorchamps. Enzo racete toen nog met een Alfa Romeo.
Maar kijk, er staat al een schild met een steigerend paard op de wagen - hetzelfde logo dat later hét handelsmerk zou worden van de Ferrari’s die hijzelf zou bouwen. Het andere beeld nam ikzelf, vijftig jaar later, tijdens de grote prijs F1 in Zolder: winnaar Michele Alboreto in zijn Ferrari. De foto’s zond ik destijds in tweevoud naar Enzo Ferrari. Twee voor hem, twee voor mij.
Mijn exemplaar stuurde hij ondertekend terug, vergezeld van zijn groeten. Nu bewaar ik het kader wel in het donker: de handtekening vervaagt steeds meer.’
‘Zowel de liefde voor wagens als die voor fotografie erfde ik van mijn vader’, vertelt Callier. ‘Kijk, hier zit ik in zijn Jaguar XK 120 Convertible. Hij kocht ook een MG TD en een Porsche 911 E. Mijn eerste eigen auto was een witte Porsche 356 Super 90 (1961). Toen we kinderen kregen, verkocht ik hem. Dat was in 1968. Nog minstens een keer per maand verschijnt die auto in mijn dromen.’
Op 14 augustus van dit jaar was het dertig jaar geleden dat Enzo ‘Il Commendatore’ Ferrari overleed. In dat jaar kocht Callier de Ferrari 308 GTB Quattrovalvole (1984) die hij nog altijd bezit. ‘Die avond ging ik met de kinderen eten bij mijn moeder, die toen 81 jaar was. ‘Je raadt nooit wat ik vandaag gedaan heb’, zei ik. ‘Je hebt een Ferrari gekocht!’, klonk het.
Ik had haar nooit over dat plan verteld. Maar ze was er blij mee, ja. De auto kwam van een begrafenisondernemer en had 51.000 kilometer op de teller. Nu zijn dat er 143.000. Ik heb er veel zorg voor gedragen.’
‘In 1994 gingen we ermee op huwelijksreis. Ruim twee weken reden we door Engeland en Schotland. Probleemloos, jawel. De reputatie van Ferrari vind ik onterecht. De motor en versnellingsbak zijn bulletproof. Wel zijn er soms kleine problemen, zoals met het motortje van de antenne. En ja, het onderhoud is duur.’
‘Toen de 308 op leeftijd kwam, kocht ik een nieuwe Modena (2000), een jongere telg van dezelfde familie. De 308 heeft een enorme draaicirkel en geen servo. De Modena is comfortabeler, rijdt makkelijker. Ze vullen elkaar goed aan. Met de twee samen rij ik nu een kleine 5.000 kilometer per jaar. Dat is niet veel.
Maar áls ik rij, is het feest. Telkens weer. Kwalitatief en technisch verbetert Ferrari continu. Qua esthetiek evolueert het merk wel naar een flashy, bijna Chinese smaak, vind ik. Neen, ik droom niet meer van een nieuwe. Mijn zoon is nu vooral bezig met zijn werk en kinderen, maar hoopt wel dat hij de Ferrari’s later kan overnemen. En ik, welja, ik hoop dat ook.’