Sommigen verzamelen ze, anderen bewaren ze of restaureren ze. Eén ding hebben ze gemeen: de liefde voor oldtimers uit de jaren '60.
Morris Minor uit 1964
Erik De Conincks oldtimers zijn deel van de familie. ‘Mijn oldtimers krijgen namen, ja’, zoals Albert, Dolf en de zeer zeldzame Maurice.
‘Ik wilde altijd al een klassieke auto, maar mijn voormalige echtgenote was daar niet zo’n fan van. Dus begon ik maar met miniaturen verzamelen van de Morris Minor: de eerste auto van mijn ouders. Kijk, toen ik elf was, gaf vader me een handboek van Kluwer over die auto. En in 2018 kocht ik dit exemplaar uit 1964 van een vriend. Het is zowat de Engelse Kever. De motor werd ook in de Mini en de MG Midget gebruikt. Hij is best betrouwbaar. Dit exemplaar werd tien jaar geleden gerestaureerd. En neen, dit is geen lichtblauw, het heet Smoke Grey.'
Op het dashboard prijkt een foto van zijn ouders. ‘Kort voordat mijn moeder twee jaar geleden stierf, ben ik haar nog eens gaan halen met de Morris. De “Maurice”, zei zij. Ik heb de mijne ook zo gedoopt.
VW T1 Samba uit 1966 & Ferrari GT uit 1964
Eddy Van Sassenbrouck bezit ruim vijftig verschillende nummerplaten, waaronder ook een Morris Minor (1952).
Zijn favoriet blijft echter de Volkswagen T1 Samba. 'Dit busje diende voor het televisieprogramma ‘Het huis’.’ Hij toont een T1 Samba uit 1966 met de originele ‘aero papyrus’-bekleding. ‘Heerlijk in de zomer, met het dakje open’, zegt hij. ‘Er wordt meer dan 100.000 euro voor gevraagd, hoewel er eigenlijk niets speciaals aan is. Maar als ik er slechts één mag houden, dan wordt het toch deze.’
Via een Alfa Romeo Spider (1990) komen we bij een Ferrari 330 GT 2+2 (1964). ‘Zo had Claude François er ook een. Je hoort me niet zeggen dat ik er ruim tien jaar geleden een appel en een ei voor betaalde, maar wel veel minder dan de zowat 300.000 euro die hij nu waard is. Voor mij speelt dat geen rol: het zijn geen investeringen. Met deze auto ben ik vorig jaar alleen naar de keuring gereden.
Trabant uit 1962
Hij heeft een helikopter in de garage staan, maar echt zweven doet Patrick Vansweevelt met zijn oldtimers uit het voormalige Oostblok.
‘Mijn fascinatie voor Oost-Europese auto’s kwam er toen vrienden uit de Sovjet-Unie me in 1995 tussen kerst en Nieuwjaar uitnodigden. Ik vind de modellen prachtig en hou van de nostalgie errond. En vooral: de techniek is supereenvoudig. Zo’n tweetaktmotor bestaat uit slechts vijf bewegende delen. Er kunnen er dus niet meer stukgaan. Ja, ze zijn vervuilend. Maar het is ook erfgoed.’
Van de Trabant heeft hij alle series. ‘Dat ze niet roesten, klopt niet. Alleen de buitenpanelen zijn van het zogenaamde duroplast. De rest is wel degelijk van metaal.' Hij toont een Trabant 600 Kombi (1962) waarop een hippie zijn creativiteit botvierde. En een 1.1 Kombi uit het laatste productiejaar 1990, met de originele 1.1-motor uit de Volkswagen Polo die toen pas de tweetaktmotor had vervangen.