Als je je droom koopt, ben je je droom kwijt, hoor je weleens. Maar telkens als Manu Backx in zijn Ferrari 348 GTS (1993) stapt, voelt hij zich weer een kind.
‘Je moet ook naar Scheppers komen! Echt! Wat we daar allemaal leren, man!’ We schrijven 1991 en mijn neef zet al zijn overtuigingskracht in opdat ook ik voor die technische school zou kiezen. Hijzelf is al vijftien en floreert er. Een beeld uit die tijd dat ik nooit vergeet, is hoe hij op de sterfdag van zijn vader diens gereedschap poetst en ordent, in de garage, gezeten op zijn knieën. Noem het een rouwritueel van mecaniciens. Even heb ik het overwogen, ook een ‘Schepper’ worden. Gelukkig heb ik het niet geprobeerd: het risico is reëel dat ik op die school mijn twee linkerhanden zou zijn kwijtgespeeld.
Ruim dertig jaar later is het resultaat dat ik schrijf over auto’s, terwijl Manu Backx een briljant technicus en succesvol ondernemer werd. Drie jaar geleden kocht hij een Ferrari 348 GTS (1993). Zoiets gaat over de tongen in een bescheiden familie. ‘Als kleine jongen leek dat zó ver weg. In ons dorp had iemand een Ferrari Testarossa. Een Porsche 911 was al een exoot, laat staan zo’n lage, brede, brute Ferrari.’
Al voor hij zestien werd, knutselde hij eigenhandig een Camino-brommer met Variomatic in drie trappen ineen. ‘Mijn groot plezier was en is: iets opengooien, kijken hoe het werkt, en nadenken: kan het beter? De Camino haalde 110 kilometer per uur. Levensgevaarlijk, maar hij reed perfect. Toen had ik ook al een Kawasaki 250 cc en een Maico 500 cc om met vrienden in de weiden te crossen. We waren nog zo licht dat we ze amper gestart kregen.’
De ultieme motorfiets lonkte. ‘Ik keek naar de Superbike-competities. Ducati’s waren veel mooier dan de Japanse kleurboeken. Ze produceerden een prachtig gehuil en er hing een mythe rond. Sinds mijn negentiende had ik er zestien. Nu nog acht: een TT1 (1984), 851 LR (1989), 888 SP3 (1991), 888 SP4 (1992), 888 SP4 ex-Superbike (1992), 888 SP5 (1993) en twee exemplaren van de 999 (2003). Samen met een vriend zette ik een raceteam op. Met onderdelen van diverse modellen bouwden we onze eigen Ducati. Begin jaren 2000 werden we vier keer op rij Belgisch kampioen Supertwin. Later reden we in de Bikers Cup. Toen die competitie te duur werd, gingen we met oldtimers racen, tussen ex-kampioenen zoals Guy Martin en John McGuinness. Men verklaarde ons gek omdat we met museumstukken koersten, maar daar dienen ze voor. We bouwden ook zelf motorblokken. Op Isle of Man reed Michael Rutter er het ronderecord mee in de Formula-serie.’
Autobiografie
Manu Backx (47) | Medeoprichter en zaakvoerder van hoogwerker- en heftruckspecialist Correct Services
| Daily | Mercedes-Benz E200 Cabriolet (2020).
| Eerste | Fiat X1/9 (1979). ‘Ik had mijn rijbewijs nog niet. Voor 15.000 frank (375 euro) gekocht en weer verkocht, zo roest als wat.’
| Beste | Mercedes-Benz E200 Cabriolet (2020).
| Slechtste | ‘Elke auto heeft met mijn voeten gespeeld. Ik neem dat erbij. Het is zoals in een huwelijk: in goede en kwade dagen.’
| Met spijt verkocht | Saab 9-3 TiD Cabriolet (2005).
| Droom | Ferrari 512 BBi – ‘bij voorkeur van mijn geboortejaar 1976.’
‘Van de Ferrari 348 GTS had ik nog nooit gehoord. Ik kende alleen de 348 TB en TS. Die werden gelanceerd in 1989, een moeilijke periode voor Ferrari. De lijn is fantastisch, maar mechanisch kreeg de auto een slechte reputatie, waardoor de verkoop stilviel. Daarop ontwikkelde de toenmalige Belgische invoerder en renstal Ecurie Francorchamps de 348 GT Competizione, die Ferrari in 1993 weer op de kaart zette in de racerij. Op basis daarvan bouwde het de verbeterde 348 GTB op 252 exemplaren en deze open GTS op 137 exemplaren, voor het de F355 als opvolger lanceerde.’
‘De verkoper had centen nodig, maar had niet bespaard op onderhoud. Na twee inspecties bleek de auto in topstaat. ‘De slechtste Ferrari ooit’, hoor je soms. Maar mechanisch is het misschien wel de beste. Het is wel een van de minst onderhoudsvriendelijke. Zo moet de motor er elke vijf jaar uit. Duur, ja. Onlangs hoorde ik iemand klagen over zijn 348. Hij bleek alles zelf te doen. Ik doe niks zelf aan deze auto. Ik ga bij Wim De Smet, die jarenlang bij Ferrari heeft gewerkt.’
‘Het is een raceauto voor op de weg: zeer analoog, complexe ophanging, harde koppeling, servo noch rembekrachtiging. Rijden is werken. De eerste tien kilometer schakelt hij moeilijk van eerste naar tweede versnelling: je moet van één naar drie, of vertrekken in twee. Velen noemen dat miserie. Dan antwoord ik altijd: luister naar de mechaniek. Ik heb er al vijfduizend probleemloze kilometers mee gereden. ‘s Winters laat ik hem maandelijks warmdraaien – en voldoende lang: watertemperatuur is niet hetzelfde als olietemperatuur.’
‘Als je je droom koopt, ben je je droom kwijt, hoor je weleens. Maar telkens als ik in mijn Ferrari stap, voel ik mij weer een kind. Eén brok passie. Als het regent, heeft mijn vrouw wel een handdoek nodig: het dakje lekt. En onze tienerdochter vindt het gênant als jongens foto’s nemen. Maar ook zij heeft al eens het roadbook gelezen tijdens een rally.’ (lacht)
Onder de carport staat een Porsche 944 S (1988) zonder binnenbekleding, maar mét vijfpuntsgordels en rolkooi. ‘Die kocht ik om de tiendaagse rally Knights of the Island te rijden: 4.500 kilometer van Brussel tot Edinburgh, zonder gps, zonder snelweg, en met een roadbook dat we pas bij de start ontvingen. Eén nacht sliepen we bij vuil, miezerig weer in de tent: ons hotel vonden we niet. Dat was: honger, kou, vermoeidheid. Terug thuis was ik twee kilogram vermagerd, maar het was de mooiste reis van mijn leven. Toen ik de volgende ochtend de auto moest verplaatsen, gaf de koppelingspomp de geest. Ik moest duwen.’ (lacht)
Recent duwde hij een Maserati Biturbo Spider (1986) uit een schuur. ‘De vorige eigenaar vertelde me dat hij twee cabriootjes had, maar niet tegen de zon kon. De Kever sprak me niet aan. De Maserati met Zagato-design was wat anders. Ik betaalde 15.000 euro. Het is een vroeg exemplaar uit de eerste van drie series, alleen in deze kleurstelling geleverd op 221 stuks. Nu laat ik hem motorisch in orde brengen. Ook de lak heeft wat liefde nodig, en het dakje is aan vernieuwing toe. Het typische, afneembare Maserati-klokje is niet gestolen, neen. Het is bij de juwelier.’