Willem Hiele opent zijn restaurant in het meesterwerk van Jacques Moeschal. Die is bekend als beeldhouwer, maar eigenlijk was hij opgeleid als architect. Van baksteenbunker in Oudenburg tot kuurhotel in Israël of Mercedes-garage in Waregem: wat liet hij ons - op papier - na?
‘De Keignaert is het beste wat Jacques Moeschal ooit heeft gebouwd. Niks uit zijn architecturale oeuvre heeft dat nog geëvenaard. Het is een Juliaan Lampens, maar dan in baksteen’, weet Angelique Campens. Zij was de curator van de grote ‘Jacques Moeschal’-tentoonstelling die in 2021 in Bozar in Brussel plaatsvond. ‘Moeschal (1913-2004) is eerst opgeleid als architect, later als beeldhouwer. Zijn hart lag bij zijn sculpturen, architect was hij vooral voor vrienden en kennissen, zoals topviolist Arthur Grumiaux.’ In de beeldhouwkunst kon hij zich vrijer uitdrukken, in de architectuur was er altijd die vervelende dialoog met de bouwheren, aldus Iwan Strauven in de bijbehorende expocatalogus.
‘Ik weet niet of we het onderscheid tussen sculptuur, architectuur en landschap moeten maken bij Moeschal’, nuanceert Francis Carpentier, collectiedirecteur bij het Civa in Brussel. ‘Hij doorbrak gewoon al die tussenschotten.’
‘Anderhalf jaar geleden leerde ik deze plek kennen, en begon ik toekomstplannen te smeden. Ik sliep tijdens de verbouwing in elke kamer van dit gebouw, om het te voelen en de lichtinval te zien. Hier kan ik weer voluit dromen en mijn idealen met de wereld delen.’Willem Hiele
Soberheid en distinctie
Of de Keignaert nu architectuur of sculptuur is: dat de Oostendse familie Vanmoerkerke in 1975 met Moeschal bouwde, is de verdienste van Louis Bogaerts: een bevriende kunstimpresario die hen met elkaar in contact bracht. Bogaerts woonde trouwens zelf in een huis van Moeschal, waar Lucio Fontana en Jef Verheyen nog samen een kunstperformance deden. ‘Zijn huis op de Zeedijk in Knokke is een beheerst volume in geschilderde baksteen’, weet Carpentier. ‘Een verademing tussen al die patserige villa-appartementsgebouwen.’
Zo’n hoogbouw of pronkwoning was absoluut geen optie voor Moeschal en de Vanmoerkerkes. Rudolf en Christiane wilden een huis dat ‘soberheid en distinctie, ernst en levensblijheid, kracht zonder arrogantie, rationaliteit en gevoel’ uitstraalde. De Keignaert, de bakstenen bunker die uit de stugge polderklei verrees, vinkte al die wensen netjes af. Aan de buitenkant toch. Want binnenin was de woning allesbehalve sober ingericht. Er stond modern designmeubilair en er waren kunstwerken van onder meer Calder, Permeke, Brusselmans, Vasarely, Morellet en Moeschal zelf.
Kamperen in de polder
Het was niet Moeschal, maar Christiane Vanmoerkerke die de perfecte bouwgrond vond: een ongerept perceeltje in de Grote Keignaert, een natuurgebied bij Oudenburg waar je nu onmogelijk nog zou mogen bouwen. Om zeker te zijn dat de locatie optimaal was, gingen Christiane en Rudolf zelfs meermaals op het terrein kamperen. Volgens hen was dat ‘de beste manier om de lucht, het licht, de geluiden en de stilte te peilen’, aldus kunsthistoricus Emile Langui, die in 1975 een boek schreef over de woning. ‘Zelden heb ik te doen gehad met natuurliefhebbers die zo verknocht zijn aan de aarde’, getuigt Moeschal in die publicatie. ‘Ze waren tijdens hun werfbezoeken meer geboeid door het weer, het landschap, de vogels en de boeren dan door het metselwerk.’
Moeschal – spreek uit: ‘Moeskal’ – studeerde acht jaar architectuur in avondonderwijs aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel, waar hij les kreeg van de invloedrijke architect Henry Lacoste. Daarna volgde hij er nog een opleiding beeldhouwkunst tot 1941. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij gearresteerd door de Duitsers, maar hij kon ontsnappen en – dankzij de kunstenaarsfamilie Strebelle – onderduiken in Kasteel Groenhove in Torhout. Zowel met Lacoste als met de Strebelles (onthoud die naam) zou hij goed bevriend blijven.
Door zijn dubbele opleiding en zijn talent kon Moeschal meteen aan de slag in het kantoor van Lacoste. Hij was er tekenaar, maquettebouwer, meubelontwerper en beeldhouwer. Zo sculpteerde hij de houten dierenbeelden voor de leeszaal van de KU Leuven, ontworpen door Lacoste. Die zijn tot op vandaag te bezichtigen. In de jaren 1950 schakelde Lacoste Moeschal ook in voor drie grote projecten in Congo: Résidence Royale in de havenstad Banane, een futuristische kerk in het stadje Moerbeke en een koloniale villa. De drie ontwerpen zijn van internationale klasse, met referenties aan het toenmalige Braziliaanse en Franse modernisme van Oscar Niemeyer en Jean Prouvé. Helaas bleven ze ongerealiseerd.
Signalen in Israël en Mexico
‘Ook zijn kuurhotel dat hij ontwierp aan de Dode Zee in Israël is helaas nooit gebouwd. Er zijn wel prachtige plannen van, die we momenteel in het Civa exposeren’, zegt Carpentier. Hoe hij aan die buitenlandse opdrachten kwam? Moeschal werkte zich internationaal danig in de kijker op Expo 58, met zijn ‘Pijl van de Burgerlijke Bouwkunde’: een betonnen paviljoen van 80 meter met een spectaculaire uitkraging. Samen met het Atomium was dat hét uithangbord van de Brusselse wereldtentoonstelling. Helaas werd het monument in 1970 afgebroken om plaats te maken voor een parking (onthoud dat woord).
Moeschals naam en werk deden ook de ronde dankzij het Internationaal Sculptuur Symposium. Sinds de oprichting in 1959 werd het op verschillende plaatsen ter wereld georganiseerd: van Joegoslavië, Zweden, Brazilië, Egypte, Japan, Israël, Taiwan tot Zuid-Korea. Als ondervoorzitter lanceerde hij er zijn baanbrekende ideeën voor monumentale publieke sculpturen langs de snelweg. En die werden internationaal opgepikt. Hij realiseerde niet alleen ‘Signalen’ in Zellik, Aalbeke of het Henegouwse Hensies, hij bouwde ook betonnen mastodonten in de Israëlische Negev-woestijn en in Mexico langs de Ruta de la Amistad. Vele gelijkaardige aanvragen, bijvoorbeeld van de sjah van Iran, raakten nooit gerealiseerd. ‘Hij wilde de snelweg vermenselijken met kunst’, zegt Campens. ‘Gefascineerd door koning auto maakte hij snelwegkunst, die zo expressief en abstract moest zijn dat ze zelfs al voorbijrijdend nog indruk maakte.’ Meer nog: Moeschal ontwierp zijn sculpturen met de cadrage van een autoruit in zijn achterhoofd.
King Parking
Van autosnelwegsculpturen naar autogarages ontwerpen: zo’n grand écart is het niet. In opdracht van de familie Ghistelinck tekende hij in de jaren 1960 een garage voor hun Mercedes-concessie aan de watertoren in Waregem. ‘Die plannen zijn nooit uitgevoerd, maar ik weet dat er een maquette van bestond. Ik moet daar nog ergens een foto van hebben’, zucht Carlos Ghistelinck. ‘Wij zijn uiteindelijk pas in 1982 verhuisd. En de nieuwbouw was niet van de hand van Moeschal.’ Hoe die Brusselse architect in Waregem terechtkwam? ‘Mijn broer Jan was getrouwd met de dochter van Emiel Veranneman, de kunstenaar en kunsthandelaar uit het nabije Kruisem. Moeschal heeft daar geëxposeerd en werken verkocht.’
Van autosnelwegsculpturen naar autogarages ontwerpen: zo’n grand écart is het niet. In opdracht van de familie Ghistelinck tekende hij in de jaren 1960 een garage voor hun Mercedes-concessie aan de watertoren in Waregem. ‘Die plannen zijn nooit uitgevoerd, maar ik weet dat er een maquette van bestond. Ik moet daar nog ergens een foto van hebben’, zucht Carlos Ghistelinck. ‘Wij zijn uiteindelijk pas in 1982 verhuisd. En de nieuwbouw was niet van de hand van Moeschal.’ Hoe die Brusselse architect in Waregem terechtkwam? ‘Mijn broer Jan was getrouwd met de dochter van Emiel Veranneman, de kunstenaar en kunsthandelaar uit het nabije Kruisem. Moeschal heeft daar geëxposeerd en werken verkocht.’
Van autosnelwegsculpturen naar autogarages ontwerpen: zo’n grand écart is het niet. In opdracht van de familie Ghistelinck tekende hij in de jaren 1960 een garage voor hun Mercedes-concessie aan de watertoren in Waregem. ‘Die plannen zijn nooit uitgevoerd, maar ik weet dat er een maquette van bestond. Ik moet daar nog ergens een foto van hebben’, zucht Carlos Ghistelinck. ‘Wij zijn uiteindelijk pas in 1982 verhuisd. En de nieuwbouw was niet van de hand van Moeschal.’ Hoe die Brusselse architect in Waregem terechtkwam? ‘Mijn broer Jan was getrouwd met de dochter van Emiel Veranneman, de kunstenaar en kunsthandelaar uit het nabije Kruisem. Moeschal heeft daar geëxposeerd en werken verkocht.’
Veranneman was niet de enige high-endconnectie van Jacques Moeschal. Hoewel hij eerder discreet was, bleek hij toch een voortreffelijke netwerker. ‘Moeschal was in contact met de toenmalige jetset. Ook figuren als designer Jules Wabbes, architect André Jacqmain, architect Claude en kunstenaar Olivier Strebelle, ontwerper Ado Chale en kunstenaar Pierre Culot circuleerden daarrond’, zegt Carpentier.
Niet verwonderlijk dus dat hij een reeks sculpturen en bas-reliëfs maakte voor Charly ‘King Parking’ De Pauw, de betonbaron die in Brussel verscheidene parkings liet bouwen. ‘Een grote prater was Moeschal nooit, maar hij schreef wel heel gretig brieven naar vooraanstaanden’, weet Campens. ‘Hij kon zoveel publieke opdrachten binnenrijven omdat hij met de juiste mensen bevriend was. Dat leverde hem grote bestellingen op voor sculpturen of bouwwerken. Hij was vaak de juiste man op de juiste plaats. Dat zou nu niet meer mogelijk zijn.’ Daar durven wij onze hand niet voor in het vuur steken.