Gebouwen klaar om af te breken transformeert hij tot galerie of buitenverblijf. Het ‘lelijke’ werd zijn handelsmerk. Voor de Biënnale Interieur maakte hij taboeretten die zowel tafel als stoel zijn. ‘Natuurlijk kan je dat thuis helemaal zelf maken. Het gaat om het idee dat erachter zit.’
Wie is Arno Brandlhuber?
Binnen de hedendaagse architectuur staat de 54-jarige Duitse architect geboekstaafd als een rebel die van het ‘lelijke’ zijn handelsmerk heeft gemaakt. Voor zijn eigen kantoren in de Berlijnse Brunnenstrasse transformeerde hij een amalgaam aan lelijke panden. Iemand anders zou die wellicht platgooien, Brandlhuber niet, hij haalt net inspiratie uit de restricties.
Hij werkt vooral in Berlijn, waar hij focust op het ontwerpen en bedenken van concepten die hij met anderen uitwerkt. Het verklaart de ‘plus’ in de naam van zijn studio Brandlhuber+. Zo verbouwde hij met Markus Emde en Thomas Burlon in 2015 de Sint-Agneskerk van een raamloos brutalistisch blok tot de nieuwe galerie van Johann König. Ook het getrapte Terrassenhaus, een polyvalente atelier- en galerieruimte, is van hem.
Wat maakte hem talk of the town?
Geen betere naam voor dit huis dan de ‘Antivilla’: voor de een spuuglelijk, voor de ander bijna kunst. Brandlhuber zal het worst wezen wanneer hij in de weekends, met uitzicht op het meer, onder de buitendouche op zijn dak staat.
Met de hulp van enkele vrienden brak de architect de ramen uit de gevel tijdens een weekend. ‘We maakten er een feestje van met bier, goulash en sloophamers.’ De gapende gaten bleven. Van buiten lijkt het huis - dat ook een galerie en een residentie voor kunstenaars is - dan ook eerder op een onafgewerkte ruwbouw, een hedendaagse ruïne midden in het groen.
Tussen de historische panden in Potsdam die de wereldoorlogen overleefden, is een grijs blok gewapend beton een sinister restant van de DDR dat de meesten liever zien verdwijnen. Niet zo Arno Brandlhuber. Die zag in deze voormalige ondergoedfabriek, met uitzicht over het Krampnitzmeer en op een kwartiertje ten zuidwesten van Berlijn, de ideale locatie en het ideale gebouw voor een buitenverblijf.
In tegenstelling met de buitenkant werd in het interieur alles tot in de details afgewerkt. Het contrast met het exterieur kon amper groter. Binnen combineerde Brandlhuber zijn geliefde beton - dat elke muur, elk plafond en alle vloeren bedekt - met in-situkunstwerken, gerecupereerde plafondlampen uit een brutalistische kerk, grote dierenvellen en een lang gordijn. ‘s Winters kan je met het gordijn de woonruimte van 250 vierkante meter verkleinen naar 70 vierkante meter. Gezellig kan dus ook.
Wat creëerde hij voor de Biënnale Interieur?
Wanneer de Biënnale Interieur aan Amaryllis Jacobs van de Brusselse meubelstudio Maniera vraagt om bankjes te maken, weet ze onmiddellijk wie gebeld. Maniera maakt gelimiteerde meubelreeksen van architecten, en tijdens een bezoek aan de kantoren van Brandlhuber blijft zijn eerste meubel haar bij als prachtig en rudimentair: een hoop verhard cement met de vlakke zijde omhoog en betonstaven als poten. Een ander zou het bezwaarlijk een meubel noemen; voor Brandlhuber zit de schoonheid in het proces: ‘Op werven wordt het overtollige beton gewoon naast het gebouw gestort, op plastic zeilen als het netjes moet. Met die overschotten ging ik aan de slag voor de tafels.’
Voor de biënnale had hij niet genoeg betonoverschot voor tafels, dus extrapoleerde hij het idee: met plastic zakken, cement en tape maakten Brandlhuber en Maniera zo’n 100 taboeretten die zowel tafeltje als stoel zijn. ‘Natuurlijk kan je dat thuis helemaal zelf maken. Het gaat om het idee dat erachter zit.’
De taboeretten zijn te zien in Hal 4 tijdens de Biënnale Interieur.
De Biënnale Interieur in Kortrijk: van 18 tot en met 22 oktober, meer info op https://www.interieur.be/biennale/2018