Tot 10 maart 2024 staat de legendarische Belgische architect-designer Christophe Gevers centraal in het Brussels Design Museum. Wij gingen op zoek naar zijn vergeten genie.
Veertig jaar geleden opende aan de Louizapoort in Brussel het mooiste Quick-restaurant van België. De ontwerper van dienst: Christophe Gevers (1928-2007). Toen een grote naam in de Belgische designwereld, nu – helaas – ietwat vergeten. ‘Wist je dat Gevers ook Quick-filialen heeft getekend in Milaan, Parijs en Bordeaux?’, zegt designautoriteit Thierry Belenger. ‘Daar is niks van over. Na vier jaar werd ook zijn Quick in Brussel afgebroken. Niet omdat het interieur gedateerd was. Het was gewoon té comfortabel. De klanten bleven te lang zitten.’
Gered archief
Hoe die Quick er precies uitzag – die boomstronken in het interieur! – ontdek je vanaf 11 oktober op de expo ‘Christophe Gevers – L’architecture du détail’ in het Brussels Design Museum. ‘Ik zal misschien veel mensen teleurstellen, maar het is géén retrospectieve expo met alleen maar designstukken. Bij Gevers gaat een object altijd in dialoog met de ruimte en de natuur rondom’, zegt curator Giovanna Massoni. ‘We tonen Gevers’ unieke werkwijze aan de hand van originele plannen, archiefstukken, meubilair en – vooral – veel handgemaakte maquettes.’
Dat die maquettes überhaupt bewaard zijn, hebben we vooral aan Belenger te danken, een van de drie bruikleengevers van de expo. ‘Ik ontmoette Christophe voor het eerst bij hem thuis in Ohain in 2002. Op dat moment werkte ik aan een tentoonstelling over zes naoorlogse Belgische ontwerpers. Ik besefte toen: er is amper tien procent van zijn oeuvre gekend bij het grote publiek. En dan nog vooral zijn meubels en zijn restaurantinterieurs in het Brusselse. In 2005 besloten we terug te keren naar Gevers’ huis. Het doel was een monografie te maken, maar het leidde in 2008 tot de tentoonstelling ‘Inventaris van een uitvinder’. Na zijn dood in 2007 merkte de familie dat ik geïnteresseerd was in de archieven. Ze besefte dat het belangrijk was om ze te conserveren en aan het grote publiek te tonen. Daarom schonk ze die aan mij.’
Quick win
Sindsdien heeft Belengers vzw Archives Design Projects de belangrijkste privécollectie archiefdocumenten, plannen, prototypes, objecten en meubilair van Gevers. Grotendeels geschonken door de familie, deels aangekocht door de vzw. ‘De archieven zijn in depot gegeven aan het Brussels Design Museum. Ze zijn geïnventariseerd en staan ter beschikking voor vorsers’, zegt Belenger. ‘Gevers’ kwaliteit is ongeëvenaard. Neem nu het hoofdkwartier van de Generale Bank in Brussel, waarvoor hij het interieur tekende. Naar rato van tweeduizend couverts per middag, veertig jaar aan een stuk, moeten er in dat bedrijfsrestaurant zo’n zestien miljoen mensen zijn gepasseerd. Ik kan je verzekeren: na al die tijd waren de tafels en stoelen nog altijd niet versleten. Gevers is het toppunt van duurzaamheid.’
Van het interieur van de Quick heeft Belenger geen meubilair in zijn collectie. Wel de maquette én het draaiende logo, dat op de expo te zien zal zijn. Een origineel Quick-vuilnisbakje is bij de bevriende designantiquair Alexis Vanhove beland. De beste adoptievader voor het kleinood, want Vanhove kocht in het voorjaar van 2020 Gevers’ atelierwoning in het Waals-Brabantse Ohain. Onder de naam ‘Habitation 62’ houdt hij er een Instagrampagina over bij. Ook al is de woning uit 1962 geen beschermd monument, toch behielden hij en zijn vrouw Morgane de originele interieurarchitectuur volledig. De weinige aanpassingen die ze deden, waren allemaal in de geest van Gevers.
Als we op hun adres aanbellen, zijn we wel vertwijfeld. Is deze oerklassieke Brabantse fermette wel de atelierwoning van Gevers? En moet je effectief aan dat touw trekken om de deurbel te doen klinken? Vanhove lacht, als hij de deur openzwaait. ‘Het huis valt totaal niet op, dat is wat ons meteen aantrok’, zegt hij. ‘De woning is zeer simpel, zeer discreet en totaal niet ostentatief.’
Keuken in plexi
Als we samen de toer doen van de unieke woning valt inderdaad op hoe geraffineerd eenvoud kan zijn. Heel het huis zit vol simpele, maar doordachte details, uitgevoerd in de eenvoudigste materialen. ‘Kijk naar dat handgeschilderde dienluikje. Of naar de trapleuning, die eigenlijk een dik scheepstouw is. De gemetste bibliotheek, waarbij de legplanken steunen op bakstenen die uitspringen. De carport, bestaande uit twee simpele zeilen. De open haard, eigenlijk gewoon een rij metalen buizen met spaties tussen. De keukenkasten, gemaakt van U-profielen, waarin plexiglazen schuifdeurtjes passen’, zegt Vanhove. ‘En heb je zijn systeem gezien om kunst op te hangen? Aan de wanden bevestigde hij dubbele glasplaten, die je uit elkaar kunt schroeven om foto’s of kunstwerken tussen te steken.’ Eenvoudiger kan niet. Maar het resultaat oogt minder bourgeois dan kunst in traditionele kaders.
Gevers was bevriend met kunstenaar Bram Bogart, maar een kunstverzamelaar noemde hij zichzelf niet. ‘Hij verzamelde liever artefacten uit de natuur, tonderzwammen of mooie boomwortels, die hij als sculpturen uitstalde. Hij omringde zich graag met de schoonheid van de natuur’, zegt Vanhove, wijzend naar een plak versteend hout die Gevers er liet hangen.
Gevers bleef in Ohain wonen en werken tot zijn laatste dag. Ook al was hij ziek, toch bleef hij op zijn oude dag nog objecten tekenen. Onder meer meubilair voor André Vossens bedrijf Quattro Benelux. Hij knutselde voor zijn plezier ook speelgoed in elkaar en deed nog enkele kleinere interieurprojecten. ‘Zijn allerlaatste project was mijn kamer in Ukkel’, zegt Belenger trots.
‘Maker’ avant la lettre
Stilistisch is Gevers niet te klasseren. Zijn werk is modernistisch, uitgepuurd, maar niet kil. Minimalistisch kun je het niet noemen, wel aanstekelijk eenvoudig en op menselijke schaal. Het vertrekt altijd vanuit de maakbaarheid en het praktische gebruik, zowel van interieurs als van interieurobjecten.
‘Gevers’ werk is heel erg nu, want tegenwoordig heeft men het veel over ‘makers’. Wel, hij was er een avant la lettre. Gediplomeerd als houtbewerker stond in de kelder van zijn huis machinerie om hout of ijzer mee te bewerken. Als hij een idee had, knutselde hij dat gewoon thuis zelf in elkaar. Dan wist hij ook meteen of zijn prototype überhaupt praktisch of maakbaar was. Die werkwijze is uniek’, zegt Belenger.
‘Nooit greep hij naar super-de-luxe afwerkingen of gecompliceerde materialen. Hij gebruikte uitsluitend materialen die mooier zouden worden met de tijd, zoals ijzer, messing, hout of leder. Gevers sublimeerde efficiëntie en eenvoud tot schoonheid. Zijn klanten kozen hem voor zijn raffinement, zijn intelligente ontwerpen en zijn understated stijl. Eenvoud primeerde altijd, ongeacht voor wie. Zelfs voor zijn rijkste opdrachtgevers maakte hij geen uitzondering.’
‘Gevertiens’
‘Fans van Gevers – ik noem ze ‘Gevertiens’ – zijn nooit tape-à-l’oeil’, gaat Belenger voort. ‘Anders dan bij Jules Wabbes of Ado Chale zijn het discrete mensen die van kwaliteit en verfijning houden. Niet van show-off.’ Vastgoedondernemer Hubert Bonnet, tevens bezieler van de Fondation CAB in Brussel, is een van die ‘Gevertiens’. Hij verzamelt zijn werk al jaren in stilte. En hij woont zelfs in een authentiek appartement, ingericht door de meester himself. ‘Wat ik aan Gevers apprecieer? Zijn pure materialen en de eenvoud in gebruik’, zegt Bonnet. Niet toevallig is Le Canterbury een van Bonnets lievelingsrestaurants. Dat ligt niet alleen dicht bij Flagey, waarvan hij mede-eigenaar is, het is ook een van de weinige publieke plekken waar je nog aan Gevers-meubilair kunt eten.
Gevers in productie
Wie weleens in Gert de Mangeleers L.E.S.S. Eatery in Brugge ging eten, zal misschien onbewust op ‘TBA’-stoelen van Christophe Gevers hebben gezeten. Interieurarchitect Frederic Hooft bestelde voor dat interieur zestig exemplaren bij André Vossen, sinds 2000 de enige producent van Gevers’ meubilair.
‘Christophe was verre familie’, zegt Vossen. ‘We maken tafels, stoelen en bijzettafels die Gevers tekende voor etablissementen als Cap d’Argent, Les Trois Tonneaux of de Taverne van het Paleis voor Schone Kunsten. Toen hij al was gestopt met lesgeven aan La Cambre ontwierp hij ook nog twee meubels speciaal voor ons: een tafel en een salontafel. Mijn zoon is intussen ook in de business gestapt. Hij editeert nu negen lampenmodellen – van staanlampen tot bureaulampen – die getekend zijn door Gevers.’
| Websites | be-classics.be // axis71.com
‘Ik ga er speciaal voor het interieur, niet meteen voor het eten’, zegt de Gentse interieurarchitect Frederic Hooft, die een grote privécollectie van Gevers heeft. Onder meer een pièce unique-kapstok en items uit de verdwenen restaurants Les Trois Tonneaux in Oudergem en Cap d’Argent in Brussel. ‘Hij was visionair in zijn materiaalgebruik. Obsessief bricoleerde hij als selfmade designer in zijn kelder. Voor mij blijft hij ongeëvenaard als ontwerper en maker. Ik ken niemand die te werk ging zoals hij.’
Zelfbouwpakket
Gevers’ carrière kun je zien als een soort zelfbouwpakket. Als autodidact leerde hij de stiel van ensemblier-decorateur eerst bij het decoratiebedrijf Simonis in Brussel. Eind jaren 50 realiseerde hij zijn eerste interieuropdrachten onder zijn eigen naam. Met een van zijn eerste stoelontwerpen, de ‘TBA’-buisstoelen voor de Taverne van het Paleis voor Schone Kunsten, behaalde hij in 1959 meteen een designprijs: Le Signe d’Or. Het was de officiële start van een eigenzinnige carrière als maker, bricoleur en interieurinrichter. Kort daarna bouwde hij zijn huis in Ohain. Met een atelier in de kelder, een bureau beneden voor klanten én zijn ontwerpstudio boven, waar een handvol medewerkers voor hem tekenden.
Al heel snel ook – tussen 1960 en 1993 – zou Gevers als docent aan La Cambre vele generaties productdesigners en interieurontwerpers vormen. Zelf ontwierp hij onder meer de Flandria-kantoren in Antwerpen en het bedrijfsrestaurant van Petrofina. Maar het bekendst werd hij met zijn vele Brusselse restaurant- en café-interieurs. Het allereerste was de Cap d’Argent (1957), het restaurant van zijn tante, dat Gevers en zijn vrouw nog een tijdlang zelf openhielden. Dan volgde de Taverne des Beaux-Arts (1958), het visrestaurant La Marie-Joseph op de Vismarkt (1971), de cafetaria van La Cambre (1973), Au Vieux Saint Martin op de Grote Zavel (1968) en – zoals eerder vermeld – Le Canterbury (1991).
Alleen die laatste twee bestaan nog. De eigenaars, de familie Niels, schakelden vanaf de jaren 60 Gevers in als artistiek directeur voor hun horeca-avonturen. En die legacy wordt gelukkig geëerbiedigd door de nieuwe generatie Niels aan het roer van het familiebedrijf.
‘Als je ooit in La Marie-Joseph bent geweest, herinner je je vast nog het plafond van dat visrestaurant. Het was gelakt in felgeel, de kleur van die typische windjekkers die vissers dragen’, herinnert Belenger zich. Gevers had iets met plafonds, de vaak vergeten ‘vijfde wand’ in interieurs.
In het buffetrestaurant van de Generale Bank werkte hij met metalen vinnen in verschillende kleuren, zodat je kon zien waar de koude of warme gerechten werden geserveerd. In een bar in Woluwe hing hij paars hoogpolig tapijt aan het plafond, dat hij eigenhandig afknipte tot de gewenste lengte. In Au Vieux Saint Martin lakte hij het plafond vermiljoenrood. ‘Zo’n kleur kan alles verpletteren, maar in dat restaurant is het interieur zo harmonieus dat het plafond zelfs nauwelijks opvalt.’
Geen Wabbesprijzen
Het is hypothetisch, maar was Christophe Gevers – geboren uit een Franstalige Antwerpse familie – een Fransman, dan was hij al lang wereldberoemd. Had een invloedrijke Parijse designantiquair – genre Patrick Seguin, François Laffanour of Philippe Jousse – zich achter hem geschaard, dan waren er nu al talloze monografieën, galerietentoonstellingen, publicaties en recordprijzen op veilingen. Waarom gebeurde met Christophe Gevers niet wat met Jules Wabbes of Ado Chale is gebeurd de voorbije vijftien jaar? Het werk van die twee Belgische naoorlogse ontwerpers is internationaal opgepikt en haalt wél vaak hoge prijzen.
‘Gevers’ werk is zeldzamer en moet niet onderdoen qua kwaliteit. Toch wordt het minder verzameld of gezocht. Er is te weinig van gemaakt om er een echte markt mee te maken, vrees ik. Er valt te weinig geld te verdienen met de vintage stukken’, denkt Vanhove.
‘Als er stukken van Gevers geveild worden, lokt dat maar een handvol geïnteresseerden’, bevestigt ook Belenger. ‘Dat komt omdat te weinig mensen hem nog kennen. Er gaapt een gat tussen zijn venale waarde en de veilingprijzen. Hij heeft niet veel geproduceerd, dus zijn stukken zouden duur moeten zijn. Maar daarvoor moet hij eerst bekender worden. Daarom komt de expo in het Brussels Design Museum op het goeie moment.’
Helaas komt er – net als in 2007 – geen catalogus bij de tentoonstelling. Een gemiste kans, want over de Belgische interieur- en productontwerper zijn er nauwelijks publicaties op niveau. Vanhove: ‘Hij was echt een geval apart in de Belgische designgeschiedenis. Een onklasseerbare, zonderlinge man, nors en stug in de omgang. Misschien heeft hij nog het meest gemeen met een figuur als Carlo Scarpa. Of nee, hij was gewoon zichzelf. Dat is al bijzonder genoeg.’
‘Christophe Gevers – L’architecture du détail’
| Datum | Van 11 oktober tot en met 10 maart 2024
| Plaats | Het Brussels Designmuseum, Belgiëplein 1, 1020 Brussel (vlak bij het Atomium)
| Website | designmuseum.brussels
Het boek ‘Christophe Gevers’
| Auteur | Jean-Pierre Gabriel
| Verschijningsdatum | Eind november
| Uit bij | Be-Classics
| Prijs | 47,50 euro