Het tuinkantoor kenden we al, en ook het poolhouse, maar het nieuwe tuinpaviljoen begint wel heel veel op een volwaardig huis te lijken.
Het lijkt sterker dan onszelf: wie een paar jaar in een huis woont, voelt de drang om uit te breiden. Rij door eender welke straat, steenweg of polderwegel en je ziet huizen met een aanbouw. Onze kotjesdrift leidt tot tuinhuizen, veranda’s en overdekte terrassen. Er is zelfs een woord voor uitgevonden: koterij.
Gelukkig bestaat er ook een esthetisch antwoord voor die ‘room of one’s own’. Denk: stijlvolle yogapaviljoenen, uitgepuurde tuinkantoren en gecamoufleerde poolhouses waarvoor de bouwers aankloppen bij een architect. Opvallend is dat die bijgebouwen almaar grotere gedaantes aannemen. Kijk maar naar ‘The Refuge’: een groot paviljoen in rood beton van het Gentse architectuurbureau NWLND. ‘De eigenaars wilden meer dan een poolhouse bij hun zwemvijver. Ze wilden hier kunnen thuiswerken en er moest ook een ontwerpstudio zijn. Voorts is er een keuken, een badkamer en een berging’, aldus architect Pieter Vandeputte, die samen met Bert Rogiers NWLND oprichtte. ‘Kortom: een plek om te ontspannen, te werken of te koken en te eten met familie en vrienden. In een architectuur die blendt met de bosrijke tuin eromheen.’
Vakantiehuis
Die grote, luxueuze en multifunctionele paviljoenen zijn een trend. De opvolgers van de container als thuiswerkplek en het poolhouse zijn zo polyvalent dat ze zich kunnen meten met een tiny house. Een soort vakantiehuis in je eigen achtertuin. Maar wel in alle luxe.
Een tendens die Saskia De Mits van ‘t Huis van Oordeghem beaamt. ‘Vroeger bouwden mensen een veranda, intussen is dat bijna een scheldwoord. Het poolhouse kwam in de plaats, maar ook dat is stilaan passé. Ik zie een echte trend van bijhuizen en paviljoenen. Volledig uitgeruste verblijven die zijn ingebed in de omgeving en passen bij de architectuur van het hoofdhuis. En daar hebben de mensen veel budget voor veil. Ze richten die paviljoenen niet in met afdankertjes of overschotjes van thuis, maar met de beste meubels en topkunstwerken. Soms liggen de budgetten zelfs hoger dan voor hun huis.’
Volgens De Mits is zo’n paviljoen een extensie van het huis. ‘Ik heb klanten die tijdens de week in hun huis wonen, en in het weekend in het paviljoen. Dat heeft vaak een andere stijl en een nauwere connectie met de tuin.’
Feesten en etentjes
‘Een speelruimte voor volwassenen.’ Zo noemt ze knipogend het paviljoen, naar analogie van de speelkamer van de kinderen. ‘De trend om thuis feesten en etentjes te geven, zien we al langer. Zo’n paviljoen is daar de ideale plaats voor. Ik zie dat mijn klanten voor hun bijhuis langere tafels en grotere zetels kiezen dan bij hen thuis, om veel volk te kunnen verwelkomen. De keukens hebben om dezelfde reden niet zelden een tweede vaatwasmachine. De tijd dat je een minifrigo had in je poolhouse is voorbij. Onlangs mocht ik een paviljoen inrichten waarin een dj-booth stond in travertin. Als je de meubels aan de kant zet, ontstaat er een grote dansvloer. Vaak is er ook een beamer om in compagnie films of voetbal te kijken. Extra handig: na zo’n feestje kun je de deur dichttrekken en naar huis gaan. Opruimen komt dan later.’
Miniarchitectuur
Een paviljoen op maat laten ontwerpen is één optie. Wie dat niet ziet zitten, kan terecht bij een van de vele aanbieders van ‘kant-en-klare’ paviljoenen. Die zijn doorgaans modulair en tot op zekere hoogte zelf samen te stellen. Qua luxe moeten ze alvast niet onderdoen.
Neem nu het ontwerp dat architect Vincent Van Duysen vorige maand presenteerde op het Salone del Mobile in Milaan – de jaarlijkse designhoogmis. Met een volledig uitgeruste keuken, lichtschakelaars, ingemaakte kasten, zonnewering en een parketvloer. We zeiden het al: aan luxe en huiselijkheid geen gebrek. Kettal, de Spaanse producent van het paviljoen, ontwikkelde zelfs een app waarmee je de lichten bedient, de haard aansteekt en de lamellen van het plafond open en toe kantelt.
‘Ik wilde iets ontwerpen dat meer was dan een plek om je te beschermen tegen de zon. Het is een openluchtkamer waar je het hele jaar van geniet. Een buitenomgeving in huiselijke sfeer. Noem het miniarchitectuur’, pleit Van Duysen. ‘Ik liet me inspireren door de paviljoenen van de Franse architect Jean Prouvé. Die multifunctionele ruimtes met een open plan waren heel flexibel en daardoor gemakkelijk aan te passen aan elke omgeving en levensstijl. Mensen hebben altijd al de behoefte gehad om in de buitenlucht te leven. Dat verlangen is vandaag groter dan ooit, en daar speel ik met het ‘V Pavilion’ op in.’
Kettal had al enkele paviljoenen in het gamma, onder meer een van de modernistische architect Richard Neutra. Het is een remake van het penthouse van zijn eigen woning in Los Angeles. Het paviljoen (dat Kettal uitgeeft als re-editie) heeft rondomrond schuifdeuren. Zet die open en de ruimtes gaan helemaal op in de natuur. Anders dan bij Van Duysen is dit geen modulair concept. Het paviljoen heeft een vast formaat van twaalf op vier meter en blijft trouw aan de originele indeling. Wel is de re-editie uitgerust met hedendaagse snufjes zoals airconditioning.
Stortbui-talks
Er zijn ook Belgische spelers in het paviljoengamma, elk met hun eigen focus. Zoals Unicus, een specialist in houtbouw die ook paviljoenen realiseert. Een andere aanbieder is Umbris, een spin-off van metaalconstructeur Mebo. Het bedrijf begon met terrasoverkappingen als zonnewering (‘umbris’ is Latijn voor ‘schaduw’). Én regenwering. Dankzij het dikke aluminium kun je nog een normaal gesprek voeren tijdens een stortbui.
Met de jaren breidde het gamma uit en vandaag biedt Umbris ook tuinpaviljoenen aan met alles erop en eraan. ‘Wij werken niet met vaste modules. Alles is maatwerk dat aansluit bij de architectuur van het huis’, aldus Inge Bogaert, managing director van Umbris. ‘Die uitgebreide paviljoenen zitten echt in de lift. Alle mooie en comfortabele elementen van een huis worden doorgetrokken naar buiten. Dat gaat van een keuken, een douche en een open haard tot vensters, zonnewering en designmeubels. Maar ook geïntegreerde verlichting en verwarming. Het zijn bijna op zichzelf staande woningen. De trend van buiten leven en genieten was al aan de gang, maar de coronapandemie gaf er een serieuze extra duw aan. Meer dan ooit realiseren we ons hoe rustgevend buiten zijn is. Zeg nu zelf: als je na een lange werkdag ‘s avonds op je terras kunt eten, geeft dat een heel ander gevoel dan binnen aan de keukentafel. Dat zijn we meer gaan beseffen. En we zijn ook bereid om daarin te investeren.’
Buiten-tv
We kunnen niet over tuinpaviljoenen schrijven zonder het c-woord te vermelden. Corona. Tijdens die bevreemdende periode moest ons huis plots een hele rist extra functies vervullen. Behalve woonplek werd het ook kantoor, school, speeltuin, crèche, sportplek, cinema en restaurant. Daar heeft een mens extra vierkante meters voor nodig. Wie die niet binnen zijn vier muren vond, zocht ze in de tuin. Wat een boost opleverde voor de vele paviljoenbouwers.
Een van hen is Renson. Het bedrijf, gespecialiseerd in zonnewering, riep er een nieuwe buitenshowroom voor in het leven: Noa. Op die 25.000 vierkante meter biedt Renson niet alleen zijn eigen terrasoverkappingen en paviljoenen aan, maar ook buitenproducten van dertig andere high-end outdoorspelers. ‘Onze producten kun je uitbreiden met het aanbod van onze partners, zoals buitenkeukens, buiten-tv’s, sauna’s en zwembaden, maar ook akoestische panelen. Volledig op maat. Een aanpak die werkt. We zijn nu anderhalf jaar open en er is veel interesse’, klinkt het bij Noa.
Een waarschuwing: een tuinpaviljoen is allesbehalve een impulsaankoop. Doorgaans heb je een bouwvergunning nodig voor deze ‘vrijstaande bijgebouwen’. Al zijn er ook enkele vrijstellingen. Die kunnen per gemeente verschillen, dus vraag het zeker goed na.
Je kunt natuurlijk ook een huis kopen dat er al eentje heeft. Momenteel staat er in Ronse een woning te koop met in de tuin een groot paviljoen met een volledig uitgeruste Muller Van Severen-keuken, een bureau, een exporuimte, een beamer om films te bekijken en een terras. Het werd ontworpen door het architectenkantoor Vers.A en genomineerd voor de EUMiesAward. En het stond vorig jaar nog in Sabato.
5.000 jaar paviljoenen
Geloof het of niet, maar de oorsprong van de tuinkamer gaat terug tot de oude beschavingen. Zo bouwden de rijken in het oude Egypte paviljoenen als bescherming tegen de brandende zon en als meditatieve rustplek. Romeinse tuinkamers speelden dan weer een sociale rol als plek voor diners.
Tijdens de renaissance waren pergola’s bedoeld om te genieten van het groen en de beeldhouwwerken in de tuin. Terwijl barokke paviljoenen, vol met vergulde decoraties en fresco’s, net dienden om te pochen. Denk maar aan de tuinpaviljoenen in Versailles.
In de achttiende eeuw werden tuinkamers veel natuurlijker, met nepruïnes, neogrotten en andere ‘follies’ die zowat verdwenen in de toen zo populaire Engelse landschapstuinen.
Nog later kwamen de serres – geïnspireerd op The Crystal Palace in Londen – in glas en staal.
Met het twintigste-eeuwse modernisme kwam het tuinpaviljoen zoals wij dat vandaag kennen: met grote glazen wanden, open ruimtes en veel aandacht voor de relatie binnen-buiten.
Met andere woorden: de evolutie van het tuinpaviljoen is als een spiegel van veranderende behoeftes, smaken en architectuurstromingen. Wat zegt het dan over onze tijd dat we anno 2024 tuinkamers in alle luxe willen? Daar zullen we vanuit ons paviljoen even over nadenken.
Het huis in Ronse staat te koop via carloeggermont.be.