Voorjaar 2025 sluit hotel The Memlinc in Knokke na 101 jaar. De badstad heeft een traditie van ‘grands hôtels’ die ten onder gingen aan het ‘appartementisme’.
Toen vorig jaar het boek verscheen waarmee de familie Deklerck het eeuwfeest van haar iconische hotel The Memlinc vierde, waren er al forse biedingen binnengekomen. Maar een verkoop was niet aan de orde, zo klonk het. ‘The Memlinc is ons leven’, zei Christophe Deklerck toen. Er was te veel emotie aan verbonden, en met zijn nicht Marie Friberg en zoon Anthony stond de vierde generatie klaar om het hotel uit te baten, zo leek het.
Maar dit voorjaar verkocht de familie Deklerck het hotel dan toch aan G-Label, het vastgoedbedrijf van de Gentse familie Geernaert. De definitieve vergunning werd nog niet verleend, maar Francis Geernaert wil er zeventien appartementen onderbrengen met een oppervlakte van gemiddeld meer dan 200 vierkante meter en een penthouse van liefst 440 vierkante meter. Er komen ook commerciële ruimtes, ruim honderd ondergrondse garages en – op vraag van de gemeente – twee horecazaken. Met prijzen van ruwweg 30.000 euro per vierkante meter katapulteert dat het project richting 150 miljoen euro. In het voorjaar van 2025 sluit het hotel. De gevel, de trappenhal en de historische salon blijven wel behouden, want The Memlinc is een beschermd monument.
Tom Jones
Na Hotel Prins Boudewijn op de Lippenslaan uit 1885 is The Memlinc het oudste nog bestaande hotel in Knokke-Heist. Het werd in 1923 geopend door burgemeesterszoon Emiel Deklerck en vernoemd naar de Vlaamse schilder Hans Memling, een van de vijftiende-eeuwse Vlaamse Primitieven. Uitstekend gelegen in het Zoute was het al snel een van de meest prestigieuze hotels van Knokke, dat veel welgestelde bezoekers, kunstenaars, schrijvers en politici aantrok. De Amerikaanse miljonair John D. Rockefeller sliep er ooit, net als de Franse chansonnier Maurice Chevalier en de Britse supersterren Tom Jones en Cliff Richard. In 1972 werd een nieuwe seminariezaal vernoemd naar en plechtig ingewijd door de Franse oud-president Valéry Giscard d’Estaing, aanwezig op de Bilderberg-conferentie van de meest invloedrijke westerse figuren.
Uit zijn kinderjaren herinnert Christophe Deklerck zich ook nog glashelder de dodelijk spannende finale van het WK voetbal tussen Engeland en West-Duitsland in 1966, die in de balzaal werd getoond. Steeds opnieuw vertelt hij hoe hij als kleine jongen de Engelse bezoekers niet herkende toen ze hun team zagen winnen. Gasten waren toen nog helemaal opgekleed, maar toen gingen ze compleet uit hun dak. In de balzaal en het restaurant waren kinderen trouwens niet toegelaten. Maar uiteraard was er wel een opvang.
‘De geschiedenis van ons hotel is er een van hoogtes en laagtes’, vertelt Deklerck. ‘In de roaring twenties boomde het. Nadat mijn grootouders waren gescheiden, een rariteit in die dagen, betaalde mijn grootmoeder mijn grootvader uit en ging ze alleen verder. De crisis van de jaren 30 luidde financiële problemen in, maar haar broers schoten te hulp. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep het bezette hotel veel schade op. Kort erna overleed mijn grootmoeder. Mijn vader was toen krijgsauditeur in Duitsland en totaal niet voorbereid om het hotel over te nemen. Nadat mijn tante het twee jaar had gerund, deed hij dat alsnog. De jaren 60 waren weer formidabel, in de jaren 70 en 80 was er opnieuw crisis. Ikzelf nam de leiding over in 1988.’
Vakantieoord voor joden
The Memlinc is slechts een van vele glorieuze hotels die de chicste badplaats van onze kust zag komen en gaan. Dat het zover zou komen, was op het einde van de negentiende eeuw niet te bevroeden. ‘Toen was Oostende het centrum van de aristocratie en was het moeilijk denkbaar dat Knokke ooit nog maar toeristen zou verwelkomen – het werd ‘le Blankenberghe des ancien jours’ genoemd’, zegt Danny Lannoy, de voorzitter van de ‘Koninklijke Heemkring Cnocke is hier’. Voor de vijftigste verjaardag van die vereniging schreef hij onlangs het boek ‘Venster op het verleden’, waarin de opkomst en het verdwijnen van hotels een prominente plaats kreeg.
Knokke ontwikkelde zich als badplaats in de belle époque van 1880 tot 1914. Dat begon met piepkleine herbergen, maar leidde algauw tot hotels zoals het Hotel Prins Boudewijn, het Grand Hôtel de la Couronne en het statige, stijfdeftige Grand Hôtel de Knocke langs de zeedijk in aanleg, dat na de Tweede Wereldoorlog een vakantieoord voor joden zou worden. Het werd gebouwd door hotelpionier Louis van Bunnen, die in 1896 ook het Grand Hôtel de la Plage neerzette. Op het huidige Van Bunnenplein ging het hotel Continental er prat op een ‘lift’ te hebben. Vanaf 1907 bezat het zelfs een eigen dynamo om elektriciteit op te wekken en begin jaren 20 voerde het publiciteit met garages voor de automobielen van de gasten.
Rond 1910 kreeg de hotelarchitectuur in de nieuwe badplaats het Zoute Anglo-Normandische kenmerken, zoals in het Grand Hôtel du Zoute op het Leopoldplein, nu het Albertplein. In het interbellum verscheen de art deco in de ontwerpen van onder meer de Prince’s, Britannia en Britannique. Modernistische façades vond je bij het Simoens Hotel, het Ibsen Hotel, het Noordzeehotel, het Argushotel en het hotel Albert-Plage. Op dat moment telde Knokke ruim tweehonderd hotels, na de Grote Depressie waren dat er in 1939 nog 173. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten veel hotels sluiten, of ze werden opgeëist. De echte neergang begon eind jaren 50, toen hotels stilaan plaatsmaakten voor appartementen. Een verblijf in een hotel werd duur, de personeelskosten stegen en de hoge grondwaarde maakte dat veel hoteliers voor het vastgoedgeld kozen.
In 1970 waren er in Knokke nog 99 hotels, nu zijn het er nog zo’n 25 in de hele fusiegemeente Knokke-Heist. ‘Er is eigenlijk een tekort’, zegt Lannoy. Bij de roemrijke, maar verdwenen hotels vinden we ook het Grand Hôtel de l’Europe en het Hotel Central op de Lippenslaan. ‘En er zijn nog drie dijkhotels, vroeger waren dat er ruim twintig’, aldus Lannoy. Daar verdwenen onder meer het majestueuze Palace Hotel en het weelderige Grand Hôtel des Bains. ‘Aan de Kustlaan waren dat onder meer Strandhotel en Balmoral. ‘Verderop vormden The Plaza, Grosvenor en Saint-Georges een mooi ensemble van drie speciale, wat neoclassicistische gebouwen van de Gentse architect Valentin Vaerwyck, maar ook die zijn weg.’
En zoals The Memlinc illustreert, gaat de kaalslag in de Knokse hotellerie door. Recent gingen ook Figaro, Lido en Binnenhof dicht. De familie Vanhollebeke, ooit hotelpioniers in Knokke, sloot in 2022 haar geklasseerde Manoir du Dragon aan de rand van het prestigieuze golfterrein in het Zoute. In dat complex moet de hotelfunctie behouden worden. De vraag of het hotel intussen werd verkocht, wil de familie niet beantwoorden.
Tranen
‘Appartementisme’, zo noemt Lannoy de belangrijkste driver achter de uitverkoop van hotels. En hoewel hij er zelf van profiteert, hekelt ook Christophe Deklerck die beweging. ‘Het gebouw op de hoek van The Memlinc was in oorspronkelijke staat, werd geklasseerd, weer van de lijst geschrapt en nu staat er een wolkenkrabber’, zegt hij met enige zin voor overdrijving. ‘Ongelooflijk, maar in Leopoldville kon alles.’
De opvolging wordt ook moeilijk doordat rendabel werken lastig is geworden. ‘Mijn twee zussen en ik hebben de koppen bij elkaar gestoken en zijn tot het besluit gekomen dat verkopen de enige optie was’, zegt Deklerck. ‘Ik word volgend jaar 65 en werk bijna 45 jaar in het hotel. Om het weer up-to-date te maken, zaten er miljoenen aan investeringen aan te komen, die de volgende generatie niet kan dragen.’
‘Maar ik vind het ook beter dat ieder zijn eigen ding doet. Ikzelf zal op het heraangelegde Albertplein in de glazen koepel de nieuwe brasserie Sphere uitbaten, die we voor vijftien jaar in concessie kregen. Mijn nicht Marie, die The Memlinc mee bestierde, baat nu al de Royal Zoute Golf Club uit. Mijn zoon had tot recent een wijnbar. Hij weet nog niet of hij in de horeca blijft.’
‘Nu overheersen de emoties nog niet, maar eind maart zullen er traantjes rollen’, zegt Deklerck. De centen die de familie ontving – tientallen miljoenen, wordt gefluisterd – kunnen de pijn wellicht verzachten. De keuze is begrijpelijk. Hotels aan de Belgische kust zijn geen goudmijnen: ‘s winters is het er vrij doods. Bovendien gaapt er een enorme kloof tussen de gigantische vastgoedprijzen en de omzet die een hotel of winkel kan draaien. De vraag stellen of dat voor Knokke een goede zaak is, is een open deur intrappen. Wie een modaal inkomen heeft, kan er geen vastgoed meer kopen. Daardoor vinden middenstanders, maar ook scholen amper personeel, waardoor de gemeente in snel tempo veroudert en dreigt leeg te lopen.
‘Het is niet alleen verdwijnen, in Knokke hebben we ook het nieuwe Enso District Hotel gebouwd’, werpt Francis Geernaert tegen. En hoewel de hotelfunctie van The Memlinc verdwijnt, betwist de projectontwikkelaar dat Knoks erfgoed verloren gaat. ‘De belangrijkste negotiatie gebeurde met Monumentenzorg. Doorheen de jaren heeft de familie Deklerck verbouwingen gedaan die niet conform de oorspronkelijke architectuur waren. Nu zijn wij verplicht om die architectuur te bewaren en te herstellen indien mogelijk. Daarvoor hebben we massa’s documentatie uitgewisseld met Monumentenzorg – met de volle medewerking van de familie, overigens. The Memlinc wordt dus veel meer zoals het honderd jaar geleden was.’
La Réserve
Welke grands hôtels er vandaag nog overblijven in de fusiegemeente Knokke-Heist? ‘Ibis in Westkapelle?’, lacht Lannoy. ‘Stefan Vanhollebeke bezit nog steeds de hotels Lugano en Britannia’, zegt hij. ‘Ook het Pavillon du Zoute en La Reserve hebben nog klasse.’
Hotel La Réserve aan de Elizabetlaan is een speciaal geval. Op de plek van het eerdere Pavillon du Lac werd het oorspronkelijke hotel in 1949 gebouwd. Het werd de uitvalsbasis van talloze wereldsterren die optraden in het casino – van Jacques Brel en Charles Aznavour over Marlene Dietrich en Edith Piaf tot Frank Sinatra en Nat King Cole, maar ook Keith Haring en Paris Hilton vonden er onderdak. Na de sloop in 2008 bouwde toenmalig eigenaar Eddy Walraevens in tandem met de Compagnie du Zoute van de familie Lippens een nieuw, modern luxehotel dat in 2011 openging.
Met Marc Coucke en Bart Versluys als nieuwe eigenaars tekende de Gentse architect Glenn Sestig vorig jaar een intensieve renovatie in ‘balneaire’ stijl met een kosmopolitisch cachet. Er zijn 79 kamers, 29 junior suites, een executive en een presidential suite en een royaal penthouse van zowat 270 vierkante meter. Voorts ook een dijk van een bar, een boetiek, het restaurant La Rigue van Peter Goossens, een ponton met uitgebreide spa, wellness en rooftopzwembad. En on top: het dakterras dat uitkijkt op het Zegemeer en de Wuivende Krabben van Panamarenko. ‘Maar ook daarin vind ik de grandeur van de hotels uit het interbellum niet terug’, zegt Danny Lannoy, mogelijk lichtjes overmand door nostalgie nadat hij zichzelf voor zijn boek maandenlang in het verleden ingroef. ‘Echte grands hôtels, die hebben we niet meer. De term wordt eigenlijk niet meer gebruikt. En terecht.’