De National Trust bestaat 125 jaar, maar covid nekte het verjaardagsfeestje in Buckingham Palace. Wij gingen dan maar op bezoek bij enkele van de meest markante huizen in haar collectie.
‘Zou je stilletjes aan het huis willen verlaten? We sluiten om 16 uur. Maar wandel gerust nog wat rond in de tuin. En als je de uitgang niet vindt, bel maar aan: ik woon hierboven’, maant de breiende opzichtster van Monk’s House, het National Trust-huis waar schrijfster Virginia Woolf tot haar dood woonde, ons aan.
De woning maakt deel uit van het indrukkende patrimonium van de Britse erfgoedorganisatie National Trust, die 125 jaar bestaat. Ze beheert meer dan 500 woningen, 56 historische dorpen, 180 parktuinen en 1250 kilometer kustlijn.
Wat dacht je van een nachtje in The Pottter's Cottage in Castle Ward, waar ‘Game of Thrones’ deels is opgenomen?
Het eerste wat je moet doen als je een architectuur- en tuinroadtrip maakt door Engeland? Wennen aan links rijden natuurlijk. En vervolgens: lid worden van de National Trust. De meer dan 5,6 miljoen leden van het Britse fonds voor erfgoed en natuur krijgen niet alleen korting op hun ‘thee met scones’ in de 350 National Trust-tearooms. Zij mogen ook gratis binnen in de 500 landhuizen en kastelen van de National Trust.
In sommige van hun panden kun je zelfs overnachten. Of wat dacht je van een nachtje in een watertoren uit 1860 in Cornwall? In Agatha Christie’s vakantiehuis in Devon? Of in The Potter’s Cottage in Castle Ward, waar ‘Game of Thrones’ deels is opgenomen?
Speciaal voor de 125ste verjaardag stunt de Trust in Hartwell House, het luxueuze landhuis in Buckinghamshire waar de Franse koning Lodewijk XVIII in ballingschap leefde, met een overnachting, diner en ontbijt inbegrepen voor ‘anniversary’-prijzen.
Jubileum in 2020
Corona verknalde de verjaardag helaas. In mei was er nochtans een feest gepland in Buckingham Palace, waar zelfs een handvol uitgelote leden bij mocht zijn. Maar een oud besje van 125 is natuurlijk een risicopatiënt. Dus werden de festiviteiten afgezegd.
Los van het jubileum is er in 2020 weinig reden tot feesten voor de National Trust. De organisatie schat zo’n 220 miljoen euro mis te lopen door corona. De lidmaatschappen blijven gelukkig stabiel. Maar entreegeld komt nauwelijks binnen. De monumenten gaan sinds augustus maar mondjesmaat weer open.
Die sluiting is best lang. Het is niet dat een duizend vierkante meter groot landhuis of een tuin van 240 hectare onveilige plekken zijn. Het probleem is ook niet de alomtegenwoordige donatieboxen. Als je die regelmatig ontsmet, kunnen de spontane handgiften blijven binnenstromen. Hét struikelblok bij de National Trust zijn de 65.000 vrijwilligers, die de tuinen onderhouden en de monumenten openstellen.
Heel vaak zijn dat ouderen of gepensioneerden. En die kunnen hun contacten maar beter wat beperken. Hen overal vervangen door audiogidsen, een app of muurteksten zou zonde zijn. Hun aanwezigheid maakt de National Trust net uniek. Bijna in elke kamer van een historisch pand staat zo’n vrijwillige gids die spontaan weetjes begint te tappen als je eens vriendelijk lacht. Maar met een mondmasker op komt dat niet over.
Landhuizen en natuurgebieden
Je kunt het ook positief bekijken. Misschien deed de lockdown de vele tuinen en huizen van de National Trust eens deugd. Hun wandelpaden en eeuwenoude parketvloeren werden maandenlang niet platgelopen door tienduizenden erfgoedtoeristen. Matt Champion hoor je in elk geval niet klagen. De archeoloog profiteerde van de sluiting om in Oxburgh Hall rustig zijn werk voort te zetten.
Mettertijd kreeg de National Trust zo’n naam dat vele eigenaars hun huizen of parktuinen eraan schonken.
Onder een plankenvloer op de zolder van het landhuis ontdekte hij honderden documenten, bedolven onder eeuwen stof. Zijn belangrijkste vondst? Een pagina uit een 15de-eeuws verlucht handschrift, dat misschien van Sir Edmund Bedingfield himself is, de eerste bewoner van het landhuis. Vijfhonderd jaar bleef het pand in zijn familie, tot die het in 1952 schonk aan de National Trust.
Om zulke historische landhuizen is het fonds vandaag het bekendst. Maar eigenlijk ontstond het toen door de industrialisatie in de late 19de eeuw veel waardevolle natuur dreigde te verdwijnen.
Octavia Hill, Robert Hunter en Hardwicke Rawnsley richtten daarom in 1895 in Londen The National Trust for Places of Historic Interest or Natural Beauty op. Aanvankelijk kocht het fonds natuurgebieden, ‘zodat mensen zonder buitenhuis ook van de rust en verkoeling konden genieten’.
Pas rond de Tweede Wereldoorlog groeide het besef dat het fonds beter ook in monumentaal erfgoed kon investeren, zodat ook dat gered kon worden. Mettertijd kreeg de organisatie zo’n naam dat vele eigenaars hun huizen of parktuinen eraan schonken.
Beroemde filmlocaties
De populairste attractie van de National Trust? Dat is al jaren de Giant’s Causeway, een formatie basaltrotsen langs de kliffen in het Noord-Ierse Antrim die jaarlijks 740.000 bezoekers lokt.
Bij panden met beroemde bewoners wordt de deur ook platgelopen. Waddesdon, het kasteeldomein van de Rothschild-bankiersfamilie in Buckinghamshire, scoort hoog met jaarlijks 450.000 nieuwsgierigen. Deels ook, omdat het optrekje bekend is als filmlocatie voor ‘Downton Abbey’, ‘The Crown’, James Bonds ‘Never Say Never Again’ of ‘The Queen’.
Twee andere publiekstrekkers zijn de landhuizen van Rudyard Kipling (Bateman’s in East-Sussex) en Winston Churchill (Chartwell in Kent). Prachtige domeinen, daar niet van. Al krijgen de vrijwillige gidsen er de jongste tijd opvallend meer kritische vragen over de illustere bewoners.
Het landhuis van de Britse staatsman Winston Churchill wordt dezer dagen iets nauwlettender in de gaten gehouden dan anders.
‘Kipling rookte veertig sigaretten per dag. In zijn dagbed in zijn schrijfkamer zitten nog brandgaten’, vertelt de vriendelijke gids ons, een gepensioneerde geschiedenisleraar. Naast het bureau met schrijfmachine liggen nog proppen, allemaal mislukte teksten van Kipling. Hij won in 1907 de Nobelprijs voor Literatuur. Met dat geld liet hij de tuin hier aanleggen.’
Een Nobelprijs die nu bitter proeft. Kipling, geboren in Brits India, ligt al langer onder vuur voor de racistische toon in zijn romans en poëzie. Lees zijn ‘Jungle Book’ (1894) of ‘The White Man’s Burden’ (1899) en je snapt waarom collega-schrijver George Orwell hem ‘een moreel ongevoelige, chauvinistische kolonialist’ noemde. In een vlaag van politieke correctheid werd onlangs in een school in Manchester zijn beroemde gedicht ‘If’ beklad op de muur. Krijgt Kiplings Rolls-Royce in zijn landhuis binnenkort ook een gemene kras?
Black Lives Matter
Na George Floyds dood en de Black Lives Matter-antiracismeprotesten is sinds juni ook een beweging in gang gezet waarbij historische figuren – soms letterlijk – van hun sokkel worden gestoten. Een standbeeld van de 17de-eeuwse slavenhandelaar Edward Colston werd in Bristol in het water geduwd.
En ook Churchills beeld in Londen werd beklad, omdat de Britse oorlogspremier het blanke ras superieur vond. In zijn landhuis in Kent is voorlopig geen vandalisme vastgesteld, laat de National Trust weten. Maar helemaal gerust zijn ze er niet in.
Chartwell en Bateman’s zijn niet alleen. Aangezien zo’n honderd monumenten een potentiële link hebben met kolonialisme, slavernij of racisme, moest de National Trust wel reageren. Het fonds bestelde daarom bij Corinne Fowler van de University of Leicester een studie die de raciale of koloniale context van al die monumenten uitvlooit. Op 21 september wordt haar rapport gepubliceerd.
Het risico is groot dat de National Trust op zijn 125ste toch nog met de witte billen bloot gaat. Is de politieke correctheid te ver doorgeslagen? Hebben we onze eigen beeldenstorm in gang gezet? Of had Kipling het toch bij het rechte eind in zijn vers ‘If’: ‘Keep your head when all bout you are losing theirs’?