De renovatie van de 'Sidi Harazem'-thermen van Jean-François Zevaco, zeg maar de 'Le Corbusier van Marokko', is in handen van de aan de Columbia University afgestudeerde Marokkaanse architecte Aziza Chaouni. De volgens The New York Times 'perhaps most exciting architect in the world'? De in Ghana geboren David Adjaye. De ontwerper van het Serpentine Pavilion in 2017? De Burkinees Diébédo Francis Kéré. Er is een ambitieuze generatie Afrikaanse architecten opgestaan. Drie visionaire architecten en hun projecten.
Misschien wel de boeiendste architect ter wereld: David Adjaye
Van alle Afrikaanse architecten is Sir David Adjaye (52) volgens ons de grootste kanshebber op een Pritzker Prize, zeg maar de Nobelprijs voor Architectuur. Time Magazine rekent hem tot de meest invloedrijke mensen ter wereld. The New York Times noemt hem 'perhaps the most exciting architect in the world'. En hij is de enige Afrikaan die geridderd is voor zijn bijdrages aan de architectuur.
Zijn narratieve stijl is resoluut empathisch en positief: hij is ervan overtuigd dat architectuur de maatschappij kan verbeteren. Zijn publieke gebouwen nestelen zich in het weefsel van de plek. Zijn woontoren '130 William' in New York is niet van asociaal spiegelglas en staal, maar in traditionele bakstenen, zoals de typische brownstone pakhuizen. De gevel van zijn National Museum of African American History and Culture in Washington is bekleed met fijnmazige bronzen schubben, geïnspireerd op de architectuur van de Yoruba-stam in Nigeria.
Adjaye woont en werkt in New York, Londen en Accra, de hoofdstad van zijn geboorteland Ghana, waar hij onlangs ook een kantoor opende: een belangrijk signaal voor de toekomst van de Afrikaanse architectuur. Even belangrijk als statement is zijn ontwerp voor de National Cathedral in Accra, dat in april werd voorgesteld. De gigantische (5.000 zitjes) concertzaal/ kerk/muziekschool/kunstgalerie/ontmoetingsruimte/bijbelmuseum moet en zal een landmark voor de Afrikaanse architectuurrenaissance worden.
Waarom? Omdat zowat alle publieke gebouwen van dat formaat tot nog toe door Europese of Amerikaanse architecten waren gebouwd. Zoals in al zijn werk inspireert Adjaye zich voor zijn kathedraal op lokale bouwtradities.
Encyclopedie
Zijn stille droom is dat het gebouw andere Afrikaanse architecten inspireert om, naast de broodnodige nieuwe scholen, ziekenhuizen en woningen, ook ambitieuze 'collectieve' gebouwen te ontwerpen. Zoals het National Slavery Museum, waaraan Adjaye op dit ogenblik ook werkt in Cape Coast, niet alleen de voormalige hoofdstad van Ghana maar ook de ex-draaischijf van de West-Afrikaanse slavenhandel. Met een museum, een conferentieruimte en een hotel wil hij die zwarte brok Afrikaanse geschiedenis een waardig podium geven. Idem voor zijn Museum of African American History in Washington, in 2016 door toenmalig president Barack Obama geopend.
Maar zijn belangrijkste bijdrage aan de Afrikaanse architectuur is - tot nog toe - misschien wel een boek. Voor de zevendelige klepper 'African Metropolitan Architecture' bezocht hij 53 steden in Afrika. Hij fotografeerde en documenteerde er de belangrijkste historische en moderne gebouwen van het continent en gaf Afrika zo een architecturale encyclopedie. Niemand deed hem dat voor. Met zijn werk in Ghana en verre omstreken is hij ongetwijfeld zelf hedendaagse Afrikaanse architectuurgeschiedenis aan het schrijven.
Van zelfbouwziekenhuis tot zelfbouwopera: Diébédo Francis Kéré
In internationale architectuurkringen tellen de Biënnale van Venetië én het jaarlijkse Serpentine Pavilion in Londen als springplank. Diébédo Francis Kéré (53) mocht al voor beide paviljoenen ontwerpen in respectievelijk 2016 en 2017. Als eerste Afrikaan belandde hij in het illustere rijtje Serpentine-architecten, naast Zaha Hadid, Peter Zumthor, Frank Gehry, Jean Nouvel, Rem Koolhaas en Herzog & de Meuron. Hij inspireerde zijn paviljoen op de centrale boom waarrond men in zijn geboortedorp Gando, in Burkina Faso, altijd verzamelt.
Als zoon van het dorpshoofd was hij als enige jongetje van zijn woonplaats geprivilegieerd om naar school te gaan. Maar bij gebrek aan een dorpsschool trok hij op zijn zevende alleen naar de hoofdstad Ouagadougou, waar zijn oom woonde. Na zijn opleiding daar kreeg hij een beurs om in Duitsland te studeren. Eerst volgde hij houtbewerking, daarna architectuur aan de Technische Universiteit in Berlijn.
In 2005 richtte hij zijn eigen kantoor op in Berlijn. Dankbaar voor de kansen die hij in zijn leven al kreeg, bouwde Kéré in 2001 de eerste school voor zijn geboortedorp, waar geen stromend water of elektriciteit was. Omdat hij beton als bouwmateriaal onaangepast vond aan het klimaat, gebruikte hij zongedroogde kleistenen. En hij maakte van de bouw een dorpsgebeuren: iedereen kreeg een taak én gratis advies over hoe je beter kan bouwen, zelfs met eenvoudige lokale materialen. Het leerlingenaantal van de school groeide snel, dus breidde hij de site intussen uit met een bibliotheek (met terracotta potten als lichtpunten), lerarenlogementen én een middelbare school.
Ook elders in Burkina Faso richtte hij 'zelfbouwprojecten' op voor een ziekenhuis, een operagebouw en een lyceum in Koudougou, met een gevel van twijgjes.
Kérés link met België? In het Milanese Palazzo Litta - gecureerd door het Belgische magazine dAMN° - bouwde de architect tijdens het Salone del Mobile in 2016 op het binnenplein een installatie, geïnspireerd op een Afrikaans dorp. De houten Ziba-krukjes die hij daarvoor ontwierp, zijn nog altijd in productie bij het Italiaanse merk Riva1920.
Behoeder van Afrika's modernistische schatten: Aziza Chaouni
Als kind al kwam ze er altijd met haar grootmoeder zwemmen. Vandaag restaureert de Marokkaanse Aziza Chaouni (41) het thermaal wellnessoord Sidi Harazem uit 1960 van de brutalistische cultarchitect Jean-François Zevaco (1916-2003). Een bijzondere opdracht: Sidi Harazem is een van de weinige overgebleven realisaties van Zevaco, die ook wel de 'Le Corbusier van Marokko' wordt genoemd. Hij groef in 1960 in de heuvels rond Fez cirkelvormige baden uit.
Beton is alomtegenwoordig in het thermaal station, dat getuigt van het architecturale lef van Marokko na de onafhankelijkheid in 1956. Het complex stond helaas jarenlang leeg, iets wat Chaouni, die zelf in Fez woont, jammer vond. Op zijn toppunt omvatte het complex niet alleen baden, maar ook 71 bungalows, een hotel, marktpleinen en wandelpaden.
Chaouni studeerde aan de Columbia University in New York en de Harvard School of Design in Cambridge en is zelf professor in Toronto, Canada. Sinds ze haar kantoor oprichtte in 2009, is de ecologische integratie van architectuur en landschap haar stokpaardje. Ze werkte al aan enkele erfgoedprojecten, zoals de al-Quaraouiyine-bibliotheek in Fez. Maar ze is op haar best bij grootschalige urbanistische plannen: ze ontsloot bijvoorbeeld mee de overdekte waterkanalen in Fez en ontwikkelde een duurzaam ecotoerismeproject in de Marokkaanse woestijn.
Maar haar coup de coeur is vanzelfsprekend Sidi Harazem. Gerestaureerd kan het project weleens de 'Vals-Thermen' van Marokko worden: Zevaco's ontwerp is even radicaal en expressief als dat van Peter Zumthor in het Zwitserse Vals. Het zal zonder twijfel architectuurtoeristen naar Fez lokken.
Dat de Amerikaanse Getty Foundation mee de restauratie sponsort, illustreert alvast de internationale kwaliteit van Zevaco's architectuur, die aanleunt bij zowel Frank Lloyd Wright, Oscar Niemeyer als de Arabische bouwtradities. Net daarom heeft Chaouni's project een belangrijke signaalfunctie: er bestaat wel degelijk nog waardevol modernistisch patrimonium in Afrika dat het verdient om bewaard te worden, vóór het te laat is.
Voor Chaouni was het vooral daarom te doen: zij wou de Marokkanen trots maken op hun moderne architectuur. David Adjaye gaf het al aan met zijn boek 'African Metropolitan Architecture': het is niet alleen met nieuwbouw dat je een nieuwe architecturale identiteit voor Afrika creëert.