In ‘Parasite’, winnaar van de Oscar voor beste film dit jaar, speelt architectuur een hoofdrol. Een première is dat niet. Ook komiek Jacques Tati had een intense relatie met architectuur. Niet alleen stak hij graag de draak met het modernisme: hij tekende de hypermoderne villa's ook helemaal zelf, zo blijkt uit een nieuw boek van Taschen.
Hoewel hij onsterfelijk blijft als acteur, in de rol van de stuntelende Monsieur Hulot, had Jacques Tati (1907-1982) ieder aspect van de productie van zijn films stevig in handen, tot en met het ontwerp van de villa's en meubelen in zijn decors.
De lof die Tati van recensenten kreeg toegezwaaid, is mee te danken aan de vernieuwende manier waarop hij met de visuele ruimte omging. De fictieve gebouwen in komedies als ‘Mon Oncle’ (1958) of ‘Playtime’ (1967) waren Tati’s manier om op een speelse manier met residentiële architectuur om te gaan. Noem het een reactie op de modernistische visie die toen ontlook in het naoorlogse Frankrijk.
'Jacques Tati snapte als geen ander hoe gebouwen het leven beïnvloeden van wie erin woont.'Alison Castle
Volgens ‘The Definitive Jacques Tati’, een nieuw boek van de Amerikaanse fotograaf en auteur Alison Castle, hanteerde de Franse acteur een progressieve versie van dat modernisme. Dat blijkt in ieder geval uit de manier waarop Tati en zijn team zich inspanden om geloofwaardige woningen voor hun films te creëren. Het boek serveert een grote hoeveelheid materiaal dat nooit eerder uit de archieven was geraakt: niet alleen scripts, maar ook ontwerpen en foto’s achter de schermen van de opnames.
Oscarwinnaar Jacques Tati
Volgens Castle bekeek Jacques Tati de huizen in zijn films niet alleen met een kritische blik, maar ook met een goedkeurende. ‘Tati stak wel de draak met de hedendaagse architectuur in ‘Mon Oncle’ en ‘Playtime’, waarin hij oud en nieuw met elkaar liet contrasteren en een duidelijk vooroordeel liet blijken tegen alles wat nieuw was’, schrijft Castle. ‘Maar hij deed dat niet op een uitgesproken, zwart-witmanier.’
In ‘Mon Oncle’, dat destijds een Oscar won, wordt de snelle herontwikkeling van oudere stadsdelen in Parijs, zoals die zich in de jaren 50 ontvouwde, bijzonder onheilspellend weergegeven. De wereld van het hoofdpersonage Monsieur Hulot lijkt af te brokkelen, met krakkemikkige, oude gebouwen, maar er zijn ook veel mensen die voor een warm gevoel zorgen. Zo creëerde Tati een gigantische gevel op het dorpsplein van de Parijse buitenwijk Joinville-le-Pont, waar een standbeeld van Monsieur Hulot nu nog aan de acteur herinnert.
Villa Arpel is daar de antithese van: een faux-modernistisch huis waarin het gezin van Hulots broer woont. Tati liet het helemaal optrekken in een filmstudio in Nice. In zijn script omschrijft de acteur het huis als volgt: ‘Een pretentieuze, modernistische villa, zo geometrisch gevormd dat ze alle menselijk karakter en bewoonbaarheid ontbeert.’
Met Villa Arpel bouwde Tati voort op zijn eigen melancholische herinneringen: als opgroeiend kind had hij zijn Saint-Germain-en-Laye snel zien ontwikkelen en veranderen. ‘Tati interesseerde zich voor architectuur, vooral omdat hij die kon gebruiken om personages neer te zetten en grappige situaties op het scherm tot leven te wekken’, zegt Castle. ‘Maar hij snapte ook hoe echte gebouwen het leven konden beïnvloeden van de mensen die erin woonden.’
Architecturale filmsets
Ook de rekwisieten, die Jacques Tati samen met productiedesigner Eugène Roman (voor 'Playtime') en Henri Schmitt (voor 'Mon Oncle') bedacht, waren vernieuwend. ‘Tati besteedde veel zorg aan het ontwerp van zijn sets. Hij wilde dat ze mooi waren, ondanks de lachwekkende gebreken die hij nodig had voor de komische scènes.’
Het absurd kronkelende pad in de voortuin van Villa Arpel verplichtte de mensen hilarisch lang te stappen om bij de voordeur te raken. Terwijl de belachelijke stoelen in het restaurant in ‘Playtime’, met hun potsierlijke kroonvorm, alle restaurantgangers voor de rest van de avond met een kroonafdruk op hun rug opzadelden.
De kritische noot in de manier waarop het modernisme in beeld wordt gebracht, belet niet dat Tati’s huizen ook een blik op de toekomst bieden. Dat is mee dankzij zijn medewerker Jacques Lagrange, een scenarioschrijver met een achtergrond in architectuur en connecties met toparchitect Le Corbusier. In de visie van Tati en Lagrange kregen woningen strakke lijnen en lege ruimtes, maar dat betekende niet dat Tati zich tegen het modernisme kantte, integendeel.
‘Het huis in ‘Mon Oncle’ is een burgerlijke villa in een buitenwijk: met de vinger gewezen wegens het Amerikaanse consumentisme, dat ietwat belachelijke design en de typische waarden van de middenklasse. Maar het blijft tegelijk een huis dat gastvrij en best aantrekkelijk is’, zegt Iain Borden, professor architectuur en stedelijke cultuur aan het Londense University College.
Visionair design
Villa Arpel werd als designoefening al meermaals herhaald. In 2007 maakte het Franse designhuis Domeau & Pérès via de New Yorkse galerie Les Ateliers Courbet meubels zoals die in de film te zien waren. In 2014 stonden ze in het huis dat opnieuw tot leven werd gewekt in het Franse paviljoen van de Architectuurbiënnale van Venetië. En vorig jaar bouwde Les Ateliers Courbet een Tati-stand op Design Miami, met meubels van Domeau & Pérès.
Tati’s visie op de toekomst is een van de weinige uit zijn tijd die vandaag overleven. In de tijd van de Franse filmmaker was het huis dan ook een concept dat constant evolueerde, zoals zijn films duidelijk maken. ‘In ‘Mon Oncle’ is er die constante, duidelijke ondertoon van een wereld die nog maar net aan het ontstaan is’, vindt Borden.
‘Tati wilde niet alleen de spot drijven met die wereld, hij wilde ook tonen hoe design meer sociaal genoegen kon creëren. Hij was veel minder begaan met de toekomst van design dan met hoe de mens in de toekomst zou leven of zou kunnen leven, in die nieuwe omgeving die door dat design werd gecreëerd.’
‘The Definitive Jacques Tati’ is uit bij Taschen (5 volumes), 785 euro.