De residenten deelden er auto’s, een wasserette, zwembad, theater én rooftopterras.
De residenten deelden er auto’s, een wasserette, zwembad, theater én rooftopterras.
© Saskia Vanderstichele

Cohousing avant la lettre: honderd jaar Résidence Palace

Honderd jaar geleden was Résidence Palace een luxueus cohousingproject in Brussel. Het wooncomplex in de Wetstraat was zo ‘avant la lettre’ dat het opengesteld wordt tijdens het hedendaagse-architectuurfestival archiweek. back to the future.

Denk twee keer na voor je de Cité Radieuse van Le Corbusier nog eens revolutionair noemt. Oké, dat wooncomplex in Marseille, opgeleverd in 1952, was bedoeld als ‘een stad in de stad’. En ja, het appartementsgebouw was een soort all-informule: er was een inpandige crèche, ziekenboeg, bibliotheek, turnzaal, postkantoor, bakker en kapper. De 1500 mensen die er woonden, moesten eigenlijk het gebouw niet uit. 

Een kwarteeuw eerder al rees in Brussel een even kolossaal complex op dat minstens even baanbrekend was: Résidence Palace in de Brusselse Schumanwijk. Een coöperatief cohousingproject waar de residenten het kamerpersoneel, een kapper, restaurant, zwembad, theater, wasserette, bank, postkantoor, receptiezaal en bar deelden. En in de garage stonden 200 deelauto’s, die je kon afhuren met of zonder chauffeur. Cambio avant la lettre dus. 

Advertentie
Advertentie
Advertentie
Conceptueel was de Résidence Palace zo fris dat het gebouw architecten van vandaag nog altijd inspireert.
Conceptueel was de Résidence Palace zo fris dat het gebouw architecten van vandaag nog altijd inspireert.
© Collection Thierry Henrard, architecte

Toegegeven, architecturaal was Résidence Palace lang niet zo modern als Corbu’s ‘verticale stad’ in Marseille. Door zijn mix van 20ste-eeuwse art deco en 19de-eeuwse classicistische beaux-arts-invloeden zag Michel Polaks ontwerp er zelfs redelijk klassiek uit. Maar conceptueel was het zo fris dat het architecten van vandaag nog altijd inspireert.

‘Het is een voorbeeld van collectief wonen, maar dan voor de rijke klasse. Een ministad met veel gedeelde functies, op het niveau van de veeleisende huurders en bewoners. Waarom zouden vermogende mensen alleen in vrijstaande villa’s op het platteland kunnen wonen? Résidence Palace bewees dat het ook midden in de stad kon: cohousen zonder aan luxe in te boeten’, zegt Dieter Leyssen, architect bij 51N4E. Als cocurator selecteerde hij Résidence Palace als enige historische pand voor ‘archiweek’: een nieuw initiatief van het Brussels Gewest om hedendaagse architectuur in de kijker te zetten.

© Laurence Vander Elstraeten

Ontleren

‘We kunnen niet langer wonen of bouwen zoals in de voorbije decennia. De klimaatverandering, het dense stedelijke wonen en de demografische groei laten dat niet meer toe. Die oude manieren, waarin velen nog vastzitten, moeten we ‘ontleren’. Met de archiweek tonen we 20 hedendaagse projecten in Brussel, die dankzij goed design mensen kunnen inspireren om hun oude woongewoonten te veranderen.’

‘Toen Résidence Palace in 1927 werd opgeleverd, was dit de plek waar de bemiddelde klasse uit Brussel kon geboren worden, kon leven en sterven zonder dat ze geconfronteerd werd met het plebs uit de stad.’
Thierry Henrard
Architect

Résidence Palace is het enige 20ste-eeuwse gebouw dat je geleid kunt bezoeken tijdens de archiweek. Wat kan het als historisch voorbeeld betekenen voor de wereld van vandaag en morgen? ‘Collectief wonen associëren we nu met projecten voor mensen met minder middelen. Maar het is een manier van wonen waar alle lagen van de maatschappij naartoe moeten evolueren’, zegt cocurator Roxane Le Grelle.

Advertentie
Advertentie

‘Résidence Palace bewijst dat cohousing succesvol was bij bemiddelde mensen, zelfs een eeuw geleden al. Er was vraag naar luxewoningen in dit deel van Brussel, want tussen 1927 en 1940 woonden hier meer dan duizend mensen heel dicht opeengepakt in vijf woonblokken.’

25.000 werkuren

Advertentie

Niemand kent Résidence Palace beter dan de Brusselse architect Thierry Henrard. ‘Elf jaar ben ik bezig geweest met dat gebouw. Goed voor dik 25.000 uren werk. Dat is lang genoeg om er verliefd op te worden’, lacht hij. Henrard werkte samen met Philippe Samyn and Partners aan de renovatie, restauratie en uitbreiding van blok A. Sinds 2019 zet hij samen met Eve Deprez zijn schouders onder een masterplan voor de restauratie van de gelijkvloerse verdieping van blok C, waar nu het internationaal perscentrum zit. Dat masterplan is intussen goedgekeurd: het patrimonium is geklasseerd en er is een studie begonnen voor de werken, die vijf jaar zullen duren.

Tegelijk deed Henrard intensief archiefonderzoek en verzamelt hij allerlei artefacten van zijn lievelingsgebouw. ‘Résidence Palace had een eigen postkantoor. Daar verkochten ze in de jaren 1920 en 1930 een reeks van
34 postkaarten. Het heeft me tien jaar gekost om ze allemaal te vinden. Ik ken niemand anders ter wereld die de complete serie heeft’, zegt hij. ‘Toen de verbouwingswerken begonnen, heb ik nog originele aandelencoupons gered uit de container. Résidence Palace was een naamloze vennootschap – met indertijd een kapitaal van 64 miljoen frank – waarvan je als eigenaar aandeelhouder kon worden. Een soort coöperatie dus.’

Hotelservice

Geplet tussen het veel modernere Berlaymont, het Europagebouw en de Karel de Grote-building is de Résidence Palace al lang niet meer de mastodont van weleer. Integendeel, vandaag voelt het complex zelfs als een anachronisme waar het drukke verkeer in de Wetstraat achteloos aan voorbij raast.

‘Wie in de Résidence Palace gebruikmaakte van de ‘hotelservices’, kreeg een maandelijkse afrekening van het restaurant, de bar of de stomerij.’
Thierry Henrard
Architect

Maar toen het in 1927 werd opgeleverd, was Résidence Palace een van de grootste appartementencomplexen van Europa. Het visionaire cohousingconcept van architect Polak (1885-1948) hebben we te danken aan ontwikkelaar Lucien Kaisin (1874-1934). ‘Na de Eerste Wereldoorlog zag die een gat in de markt. Veel rijke Brusselaars woonden in kastelen in de groene rand. Maar door de oorlog waren die verarmd en velen konden hun huispersoneel – meid, hovenier, kok – niet langer betalen. Die groep rijke Brusselaars was vragende partij voor een nieuw soort bewoning: luxeappartementen met hotelservice in een woonblok midden in de stad’, zegt Henrard. ‘Kaisin en Polak realiseerden een luxueus complex met vijf woontorens waarin je geboren kon worden, kon leven en sterven, zonder dat je geconfronteerd werd met het plebs uit de stad.’

Op de -2 is er een authentiek theater in art-decostijl met 500 plaatsen.
Op de -2 is er een authentiek theater in art-decostijl met 500 plaatsen.
© Saskia Vanderstichele

Ondergronds zwembad

Résidence Palace groeide snel uit tot een luxe-enclave in het hart van Brussel, een ‘gated community’ waar buitenstaanders niet zo gemakkelijk binnen raakten. ‘Appartementen kon je er huren of kopen vanaf 30 tot 600 vierkante meter. Gemeubeld of niet. Wie gebruikmaakte van de ‘hotelservices’, kreeg een maandelijkse afrekening van zijn maaltijden in het restaurant, de rondjes in de bar of de hemden in de stomerij’, zegt Henrard. ‘In de jaren 1920 en 1930 was Résidence Palace de place to be waar de high society van Brussel gezien wou worden. Er zijn hallucinante party’s gehouden in de feestzaal beneden, waar sinds 2001 een persconferentiezaal zit. In de boekhouding hebben we brieven teruggevonden van bewoners die klaagden over geluidsoverlast van lallende gasten om 5 uur ’s morgens. Veel bedrijven hielden hier hun jaarlijkse diner. Het was ongetwijfeld ook een plek waar politici en lobbyisten kwamen netwerken.’

De entree van blok C met de originele art-decofontein, links de voormalige receptiezaal (nu perszaal) en rechts het restaurant.
De entree van blok C met de originele art-decofontein, links de voormalige receptiezaal (nu perszaal) en rechts het restaurant.

Om zich te ontspannen hoefden de residenten van de Résidence Palace het wooncomplex niet te verlaten. Het dak van blok C was ingericht als tennisclub, op het dakterras van blok A kon je naar het eerste panoramische restaurant van Brussel. Maar ook ondergronds hoefden de bewoners zich niet te mengen met het gewone volk. Op de -2 was een luxueus art-decozwembad, nog steeds een verborgen erfgoedparel in hartje Brussel.

‘Tot 2006 kwamen hier nog enkele Brusselse scholen zwemles volgen. Nu is het betonnen bassin leeg en wacht het zwembad al jaren op een restauratie van de Regie der Gebouwen. Er liggen verschillende pistes op tafel. Ofwel een nieuwe uitbater zoeken die het wil restaureren naar hedendaagse normen. Ofwel ombouwen tot expoplek, zoals La Piscine in het Noord-Franse Roubaix’, zegt Isabelle Hoberg, directrice van Résidence Palace.

Nog op de -2 is er een authentiek theater in art-decostijl met 500 plaatsen. ‘De residenten en hun gasten konden zich hier vermaken tijdens concerten, theatervoorstellingen en variétéavonden zonder dat ze de stinkende bedelaars in de binnenstad moesten passeren’, aldus Henrard. ‘Toen de werken begonnen aan blok A en aan de treintunnel onder Schuman was dat niet compatibel met voorstellingen voor 500 man. Sindsdien is het theater in onbruik. Intussen beschadigde waterinsijpeling de zaal ook ernstig.’ In afwachting van de renovatie repeteert het Nationaal Orkest van België er nu. 

Luftwaffe

Ontwikkelaar Lucien Kaisin woonde zelf nooit in Résidence Palace, de Zwitsers-Belgische architect Michel Polak wel. Hij had sinds 1927 een vijfkamerappartement in blok A, op de hoek van de Wetstraat. Het was zijn uitvalsbasis om onder meer de werf op te volgen van Villa Empain, zijn pronkpaleis uit 1930-1934, waar in januari 2022 een expo opent over Polak. In 1940 beslisten de invallende Duitsers om Résidence Palace vooral te gebruiken als slaapplek voor de officieren van de Luftwaffe. Meteen werden alle bewoners, ook architect Polak, uit hun appartement gezet. Opvallend: de bezetters eisten wel dat de post operationeel bleef. Ook het restaurant – in concessie van de toenmalige eigenaar van Le Chalet de la Forêt – moest openblijven.

Na de aftocht van de Duitsers kocht de Belgische staat Résidence Palace. Vanaf 1946 waren er verscheidene ministeries en administraties in ondergebracht. ‘Eind jaren 1980 zijn twee van de vijf blokken van Résidence Palace afgebroken. De overblijvende blokken worden wel nog gebruikt. Blok E doet dienst als luxeappartementsgebouw. Blok A wordt gebruikt door de Raad van Europa. En blok C is sinds 2001 een internationaal perscentrum, met onder meer bureaus voor journalisten die de Europese instellingen volgen.  

‘Het is zo solide gebouwd dat het iets onomkeerbaars heeft’, vindt Leyssen. ‘Al is het veelzeggend dat slechts één van de vijf blokken nog een woonfunctie heeft’, zegt cocurator Le Grelle. ‘Er is zeker vraag naar luxewoningen in deze wijk, maar Brusselaars die hier niet werken, komen hier zelden. Résidence Palace voelt nog steeds niet als een deel van de stad, nog minder met de komst van de Europese instellingen.’

‘De toekomstles voor architecten is niet: bouw ‘gated’ community’s in de stad. Wel: zoek naar grote, solide gebouwen, zoals Résidence Palace, waar je compact kunt samenwonen met gedeelde diensten’, aldus Leyssen. ‘En geef buitenstaanders ook toegang tot de tuin, het theater of het zwembad. Zodat het gebouw weer een stuk van de stad wordt. In plaats van een enclave.’

Archiweek: nog tot 19 oktober in het Brussels Gewest. Met gratis geleide bezoeken in 20 hedendaagse realisaties én in Résidence Palace (Wetstraat 155), maar ook tentoonstellingen, workshops en opendeurdagen bij architectenbureaus. Het complete programma op archiweek.urban.brussels