Brutalistische architectuur in België | Ontdek de verborgen parels

Brutalisme was populair van 1950 tot 1980 en is dankzij Instagram weer in opkomst. Het boek ‘Brutalism in Belgium’ komt op het juiste moment voor liefhebbers van deze stijl.

‘Art nouveau’ en ‘art deco’. Vraag aan de modale Belg waarin onze architectuur uitblinkt, en je krijgt gegarandeerd deze twee stijlen te horen. Vaak zelfs door elkaar gehaspeld, zoals dat gaat met kunststromingen. Een antwoord dat je minder vaak zult horen, is ‘modernisme’. Deze stijl, die na de Eerste Wereldoorlog opkwam en hand in hand ging met de art deco, markeerde een internationale beweging die ruimte bood aan eenvoud, functionaliteit en innovatie. Kleurrijke glas-in-loodramen en sierlijke krullen? Vergeet het! In het modernisme draait alles om strakke lijnen en ruw beton. Het modernisme reikte tot in de jaren 1980 en doorliep verschillende fases, waarbij rond de jaren 1950 het brutalisme zijn opmars maakte. Denk aan monumentale, geometrische vormen en een sobere esthetiek.

‘Brutalism in Belgium’

Van Pierrick de Stexhe, Jean-Marc Basyn, Marc Dubois, Jacinthe Gigou en Aurélien Jacob
Verschijnt op 14 november
bij Prisme Editions
49 euro
prisme-editions.be

Advertentie
Advertentie
©Pierrick de Stexhe

Spiritueel moment

Het was die esthetiek die Pierrick de Stexhe, een fotograaf-architect uit Luik, inspireerde voor het boek ‘Brutalism in Belgium’. Hij had in 2017 een bezoek gebracht aan het Barbican in Londen, hét Britse symbool van het brutalisme. ‘De krachtige constructie, maar ook het harmonische geheel raakten me’, vertelt hij. Wat hem ook opviel, was dat ze aan de overkant van het Kanaal veel waardering hebben voor hun brutalistische erfgoed. ‘Terwijl de Belgische publieke opinie toch eerder afwijzend staat tegenover het brutalisme.’ De Stexhe was vastbesloten om dat grijze erfgoed opnieuw in de schijnwerpers te zetten. Gewapend met zijn analoge camera doorkruiste hij jarenlang stad en platteland, op zoek naar de mooiste brutalistische gebouwen van België.

De betonnen reuzen lijken wel onsterfelijke superhelden. Maar achter die schijnbare onoverwinnelijkheid schuilt een kwetsbaarheid die met de tijd zichtbaarder wordt.

Wat hem bijgebleven is van die trips? ‘Mijn bezoek aan het Monastère de L’Alliance in Rixensart, ontworpen door Roger Bastin tussen 1964 en 1969, zal ik nooit vergeten. Elke week moest ik naar een bouwwerf in de buurt, zonder dat ik Bastins parel kende. Toch werd ik op een dag gelokt door die grijze massa in de verte. Ik kwam aan bij het klooster, waar ik werd verwelkomd door een zuster. Ze liet me een tijdje in de kapel wachten. De spiritualiteit van die plek heeft me toen écht geraakt. Een bijzonder moment’, herinnert hij zich.

Advertentie
Binnenkijken in de enigmatische betonwoning van architect Marc Corbiau
Advertentie
Advertentie
De sculpturen van Jacques Moeschal – hijzelf noemde ze ‘Signalen’ – sieren niet alleen onze snelwegen, maar ook de luchthaven van Zaventem.
De sculpturen van Jacques Moeschal – hijzelf noemde ze ‘Signalen’ – sieren niet alleen onze snelwegen, maar ook de luchthaven van Zaventem.
©Pierrick de Stexhe

Willem Hiele

Bij brutalistische architectuur zie je misschien onbewerkt beton, maar ook naakte baksteen speelt een cruciale rol. Neem nu de Keignaert in Oudenburg, gebouwd in 1973 door Jacques Moeschal (1913-2004) en vandaag de culinaire thuisbasis van chef Willem Hiele. Hier laat het brutalisme de ruwe materialen zonder enige opsmuk voor zich spreken. De afdrukken van bekistingshout op het beton geven de gevels een woeste, bijna sensuele uitstraling. Elk spoor in het beton vertelt een verhaal van de voorbijgaande tijd – een tastbare herinnering aan de architectuur van weleer.

Beton is een fascinerend materiaal: het roept zowel bewondering als afkeer op.
Kantoorgebouw in Watermaal-Bosvoorde voor cementfabriek CBR.
Kantoorgebouw in Watermaal-Bosvoorde voor cementfabriek CBR.
©Pierrick de Stexhe

Schuilplaats voor gelovigen

In België vond het brutalisme vooral zijn weg naar overheidsgebouwen, want de stijl straalde autoriteit en kracht uit. Ook voor sociale huisvesting en kerken, vooral na het Tweede Vaticaans Concilie in 1965, was de sobere, minimalistische esthetiek bijzonder geschikt – de nadruk lag vanaf toen immers op een ‘nederige, open kerk’.

Advertentie

Een van de meest iconische voorbeelden van deze benadering is de Onze-Lieve-Vrouw van Kerselarekapel in Oudenaarde, een blok ruw beton uit 1966, ontworpen door Juliaan Lampens (1926-2019), als was het een schuilplaats voor gelovigen. Ook de Sint-Ritakerk in Harelbeke (1966) van Léon Stynen (1899-1990) en Paul De Meyer (1922-2011) mag tot de hoogtepunten van de sixties­architectuur in België worden geteld.

Binnenkijken in 4 luxueuze tuinpaviljoenen
De Onze-Lieve-Vrouw van Kerselarekapel in Oudenaarde, een blok ruw beton uit 1966, is ontworpen door Juliaan Lampens.
De Onze-Lieve-Vrouw van Kerselarekapel in Oudenaarde, een blok ruw beton uit 1966, is ontworpen door Juliaan Lampens.
©Pierrick de Stexhe

Eén naam: Lampens

Op de privémarkt kon het brutalisme veel minder zijn stempel drukken. Toch is er één naam die hier steevast opduikt: Juliaan Lampens. De Gentenaar ontwierp onder meer de Woning Van Wassenhove in Sint-Martens-Latem (1974), een villa die tot 2012 werd bewoond en daarna jarenlang als B&B diende. Vandaag is een nachtje slapen daar jammer genoeg niet meer mogelijk. Wie het pand met eigen ogen wil zien, moet afzakken naar een van de evenementen van het Museum Dhondt-Dhaenens, dat de woning vandaag beheert.

Ook in de openbare ruimte vind je nog wel wat sporen van het brutalisme. De sculpturen van Jacques Moeschal – hijzelf noemde ze ‘Signalen’ – sieren niet alleen onze snelwegen, maar ook de luchthaven van Zaventem. Moeschals gigantische betonnen beelden zijn intussen zo verweven met ons dagelijkse leven dat ze bijna onzichtbaar zijn.

Uit de bedrijfswereld is er het voormalige gebouw van het Gemeentekrediet in de Pachecolaan in Brussel, ontworpen door Marcel Lambrichs (1917-1986) en met een binnentuin van landschapsarchitect René Pechère. In Wallonië springt de thermische centrale van Sart Til­man in Luik in het oog. Het gebouw van Claude Strebelle (1917-2010) doet wat denken aan een Azteekse piramide. En dan is er nog de vroegere Bibliotheek van Wetenschappen, nu Musée L, gebouwd tussen 1970 en 1975 door André Jacqmain (1921-2014), maar – al even belangrijk – met ook de duidelijke handtekening van designer Jules Wabbes.

100.000 euro voor een staande lamp | Meet de M57 van Jules Wabbes
De Keignaert in Oudenburg, gebouwd in 1973 door Jacques Moeschal, is vandaag de culinaire thuisbasis van chef Willem Hiele. De ruwe materialen spreken voor zich, zonder enige opsmuk.
De Keignaert in Oudenburg, gebouwd in 1973 door Jacques Moeschal, is vandaag de culinaire thuisbasis van chef Willem Hiele. De ruwe materialen spreken voor zich, zonder enige opsmuk.
©Pierrick de Stexhe

Sloopdrift

De naoorlogse Belgische architectuur, vooral uit de tweede helft van de 20ste eeuw, is ondergewaardeerd en kwetsbaar. Eerder dit jaar ging het gemeentelijk zwembad van Oostende, tussen 1967 en 1976 gebouwd door Paul Felix en Jan Tanghe, tegen de vlakte. In Namen dreigt het C&A-pand van Léon Stynen uit 1967 datzelfde lot te ondergaan, terwijl in Etterbeek de toekomst van het voormalige ING-kantoor ongewis is na de geplande herontwikkeling.

In België koesteren we vooral erfgoed van vóór WO II. Maar gebouwen uit de jaren 1960 of later lijken niet dezelfde waardering te krijgen. Beton is nochtans een fascinerend materiaal – zowel ruw als kwetsbaar. Het roept afkeer én bewondering op. Onder de Belgische luchten vormen de betonnen reuzen een intrigerend contrast: ze belichamen personages, bijna onsterfelijke, asgrauwe superhelden. Maar achter die schijnbare onoverwinnelijkheid schuilt een kwetsbaarheid die met de tijd zichtbaarder wordt – misschien wel als een spiegel van onze menselijkheid.

Advertentie