Na de verkoop van zijn cadeaubonnenbedrijf Bongo realiseerde Bruno Spaas een oude droom: hij werd architect. Sabato mocht als eerste binnen in zijn residentieel debuut: zijn penthouse in Antwerpen.
Elk jaar, rond deze tijd, kreeg de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright massa’s post. Allemaal kerst- en nieuwjaarswensen van klanten. ‘Beste meneer Wright, we zijn zo gelukkig in het huis dat u voor ons ontwierp. Het licht valt prachtig binnen, we genieten er elke dag van. Onze beste wensen voor het nieuwe jaar.’
‘Ik heb die kerstkaarten zien hangen toen ik Frank Lloyd Wrights atelierwoning in Taliesin, Wisconsin, bezocht’, vertelt Bruno Spaas. ‘Daar besefte ik: ik wil een architect worden die kerstkaarten krijgt opgestuurd van zijn klanten. En geen dagvaardingen.’
Debuut
Veel klanten heeft Spaas nog niet. Pas in 2017, op zijn vijftigste, richtte hij zijn architectenbureau op, een carrièrewending sinds hij het cadeaubonnenbedrijf Bongo in 2007 verkocht. En vandaag, vijf jaar na de start, heeft hij zijn eerste grote residentiële project klaar: zijn penthouse op het Antwerpse Eilandje. ‘Het is de eerste keer dat ik met een eigen project naar buiten kom’, zegt hij als we samen de lift nemen naar de vijftiende verdieping van de woontoren van het Zwitserse bureau Diener & Diener.
We weten niet goed wat we moeten verwachten. De eerste realisaties van beginnende architecten zijn vaak radicaal, experimenteel, low budget en onstuimig. Een mix van onwetendheid en geldingsdrang ook: bakstenen leergeld voor jonge wolven zonder ervaring en kapitaal. Bij Spaas liggen de kaarten anders. Hij had de luxe om een casco penthouse van driehonderd vierkante meter te kopen en dat te renoveren als portfolioproject. Door zijn zakelijk succesverhaal hoefde hij zich ook niet meer te bewijzen.
‘Debuteren met dit soort project is natuurlijk ongewoon’, geeft hij toe. ‘Welke klant zou me zo’n project gunnen in deze fase van mijn carrière? Ik moet daar niet flauw over doen: dit kon alleen omdat ik Bongo heb verkocht. Uit dit project heb ik ontzettend veel bijgeleerd. Bouwen op 55 meter hoogte was een enorme uitdaging. Eerst was ik van plan om het penthouse na oplevering weer te verkopen. Maar ik beet me zodanig vast in het project dat ik besloot om er zelf met mijn gezin te gaan wonen.’
Onverantwoord
In zo’n penthouse op het Eilandje is het uitzicht per definitie onklopbaar. Terwijl veel architecten dat panorama zouden opsparen voor de leefruimte, pakt Spaas er al vol mee uit in de hall. Zijn entree vol spiegels maakt van de Antwerpse skyline een complex kijkstuk: de Schelde, de torens en de haven reflecteren links, rechts én op het plafond. ‘Het effect van die spiegels is speels en verrassend. Ze halen de stad niet alleen naar binnen, ze creëren ook zeer verwarrende beelden, die de horizontaliteit van het landschap beklemtonen. Een contrast met de verticaliteit van het maatwerk en de toren zelf’, zegt Spaas.
Circulair. Dat is misschien nog het beste woord om Spaas’ penthouse te typeren. Omdat het de volledige bovenste verdieping beslaat, heb je dankzij de ramen rondom een 360 gradenuitzicht op Antwerpen. Ook de indeling is open: het penthouse is een aaneenschakeling van ruimtes die in elkaar overvloeien. ‘De circulatie loopt overal door, je komt nergens op een ‘cul de sac’ uit. Maar met schuifwanden kun je elke ruimte wel afsluiten’, zegt hij.
De materialen zijn al even circulair: op de wanden koos Spaas voor recycleerbare en vochtregulerende leempleister, op de vloer voor natuursteen van een groeve in Gobertange, nabij Tienen. ‘Eerst wilde ik een vloer in ‘rammed earth’, maar dat bleek technisch niet haalbaar. Dus zocht ik naar een lokale, Belgische steen. De vloer geeft het appartement een aards gevoel. Je bevindt je op 55 meter hoogte, maar het voelt toch als begane grond.’
De vaste elementen, zoals de bank in de hall, de keuken en de badkuip, zijn uitgevoerd in terrazzo van Balegemse steen, nog zo’n lokaal product. ‘Voor mij is het zinloos om je natuursteen uit een ander werelddeel te laten overkomen. Dat is niet te verantwoorden’, zegt hij. Spaas gebruikt zoveel mogelijk ecologische materialen. ‘Beton is schandalig milieuvervuilend en lastig te recycleren. Voor mij is het een evidentie om met een ecologisch alternatief te werken. En als ik mdf gebruik, kies ik liever voor de variant zonder formaldehyde. De klant mag toch verwachten dat hij een gezond en duurzaam gebouw krijgt?’
Nationale ploeg
Architectuur kun je moeilijk een ‘late roeping’ noemen voor Spaas. Het was altíjd al zijn droom. Alleen raakte die ondergesneeuwd door het succes van Bongo. ‘Mijn droom kwam onverwacht weer bovendrijven op reis in Duitsland, in de zomer van 2010, drie jaar na de verkoop van Bongo. Op een nacht was ik zeer onrustig. Ik stond zeer vroeg op om een wandeling te maken. Om 7.00 uur raakte ik aan de praat met een oudere vrouw. Ze vertelde me over haar kleinzoon die topmuzikant was geworden, ook al had dat gezin helemaal niks met muziek. ‘We ontmoedigen onze kinderen vaak om hun dromen na te jagen’, zei ze me toen. ‘Uit bescherming zeggen we: doe maar gewoon.’ Ik moest denken aan mijn zoontje. Hij heeft de dubbele nationaliteit en wilde profvoetballer worden. ‘Zal ik voor de Spaanse of Belgische nationale ploeg spelen, papa?’, vroeg hij me. ‘Zorg maar eerst dat je opgesteld raakt’, antwoordde ik hem. Fout, natuurlijk. Ik had moeten zeggen: ‘Jij moet het beste elftal kiezen en ervoor gaan. Tuurlijk zal je dat lukken.’ Ik moest hem vleugels geven, in plaats van ze af te knippen.’
De 24 uur na die ontmoeting in de zomer van 2010 bleef één vraag door Spaas’ hoofd spoken: wat zou hij vandaag het liefste doen als hij luidop mocht dromen, zonder rekening te houden met praktische bezwaren? In het kaarsenbedrijf van zijn grootvader stappen was geen optie. ‘Opeens was het glashelder: architect worden. Hoe kon het dat ik die oude droom zo lang verdrukt had?’ De week erna ging hij zich inschrijven voor het toelatingsexamen architectuur in Antwerpen, dit keer met succes.
Van Option naar Bongo
Flashback naar zijn ‘eerste’ schoolcarrière. ‘Ik heb mijn middelbare studies nooit afgewerkt. Maar ik wist dat ik de toelatingsproef voor burgerlijk ingenieur kon meedoen zonder dat diploma middelbaar. Dus deed ik dat in 1987, niet omdat ik ingenieur wilde worden, wel omdat ik niet naar het leger wilde.’
Met die toelatingsproef op zak klopte hij toen aan bij de architectuuropleiding van het Henry van de Velde Instituut in Antwerpen. ‘Helaas mocht ik daar niet beginnen. En ook fotografie aan het Narafi in Brussel kon niet. Bij toegepaste economische wetenschappen aan de KU Leuven lukte het wel. In die vijf jaar van mijn studie destijds ben ik geen tien keer naar de lessen geweest. Maar ik leerde er wel mijn latere Bongo-vennoot Marc Verhagen kennen.’
‘Na onze studies ging ik in 1992 in Leuven aan de slag bij Option, het techbedrijf van wijlen Jan Callewaert. Ik had een puik loon, een mooie salariswagen en een goed marketingteam. Maar in 2000, op mijn dertigste, voelde ik me een oud mens. Ik had nood aan iets anders.’
Dus besloten Verhagen en Spaas elk vijf miljoen Belgische frank (zo’n 125.000 euro) te investeren in hun start-up: een nieuwe website om weekendjes online te kunnen boeken. ‘Maar niemand deed dat. We kregen wel veel vraag naar cadeaubonnen voor allerhande weekendjes. Dus probeerden we die in de markt te zetten. Het voordeel was: die bonnen konden we in winkels verkopen. Mensen waren toen nog niet zo vertrouwd met onlinebetalingen’, zegt Spaas.
‘Bongo groeide enorm snel. Omdat het zo’n succes was, bedachten we allerlei thema’s voor cadeaubonnen, van relaxen tot avontuur of een weekendje natuur. Er kwam op korte tijd veel geld binnen. We waren eigenlijk zelfs een soort bank: tegen de tijd dat de mensen hun bon opgebruikten, stond het geld al twaalf tot vijftien maanden op onze rekening.’
De twee rolden Bongo ook internationaal uit. ‘Maar na een tijdje ebde de passie weg bij Marc en mij. We raakten het beu en droomden luidop van nieuwe plannen: The Invisible Village, een keten van vakantiewoningen, verspreid in het landschap. Tot er in 2007 een overnamebod kwam van het Franse durfkapitaalfonds Naxicap. Bongo was verkocht.’
Galeriehouder in spe
Vanaf januari 2008 hadden Bruno Spaas en Marc Verhagen alle tijd en budget om The Invisible Village uit te rollen. Ze huurden met twee een kantoorruimte en stelden een businessplan op. Maar veel verder raakten ze niet. ‘Door gesprekken met potentiële investeerders wisten we dat zo’n alternatieve vakantieparken financieel geen evident verhaal zouden worden. Onze ondernemerszin sputterde. Fortuin maken doet iets raars met een mens. Het hoefde plots niet meer’, zegt Spaas.
In zijn zoektocht naar een nieuw doel in zijn leven kreeg hij meer en meer interesse in hedendaagse kunst. Hij bouwde in korte tijd een interessante verzameling uit, zelfs met monumentale werken. ‘Op een bepaald moment speelde ik zelfs met de idee om een galerie te openen in Antwerpen. Architect Wim Goes had al een plan getekend’, zegt hij. Maar dan kwam die reis naar Duitsland, toen die onbekende vrouw Spaas’ ingeslapen architectuurdroom wakker kuste.
Tijdens zijn tweede studie ontpopte Spaas zich als een voorbeeldige architectuurstudent aan de Universiteit Antwerpen. Tijdens zijn opleiding, tussen 2010 en 2015, miste hij geen enkele les. ‘Ik ging mee op schooluitstappen en deed groepswerken met studenten die twintig jaar jonger waren dan ik. In het begin voelde ik me onwennig als ‘meneer Bongo’. Ik was ook heel lang gewoon geweest om mijn eigen agenda te bepalen. Nu moest ik luisteren naar docenten. Mijn ondernemersachtergrond kwam me nauwelijks van pas op de schoolbanken. Voor mij was de opleiding een volledige reset.’
Strever
Studeren was nochtans niet altijd evident. Zeker omdat Spaas jonge kinderen had. ‘Na de eerste les kwam mijn wiskundedocent naar me toe: ‘Ik snap dat architectuur je droom is, Bruno, maar de kans dat je hier door raakt, is nagenoeg nihil.’ Het motiveerde me om er nog harder voor te gaan. Telkens als ik mijn ontwerpen moest voorleggen aan de jury, had ik meer stress dan ik ooit bij Bongo heb gehad. De strever in mij kwam naar boven, omdat de studie me zo boeide. Het móést en zou lukken. En het lukte nog ook. Na vijf jaar studeren en twee jaar stage bij Jonckx Architecten kan ik alleen maar zeggen: ik zou het iedereen aanraden.’
Het eerste wat hij moest doen toen hij zijn diploma had: Wim Goes melden dat hun galerieproject niet doorging. Gelukkig juichte Goes Spaas’ carrièrewissel toe. Of ze in de toekomst geen concurrenten zullen worden? ‘Ik redeneer zo niet. Ik heb nu een klein team met één vaste medewerkster, die ik engageerde omdat ze meer ervaring heeft dan ik. Over tien jaar wil ik met vijf of zes mensen zijn, meer niet. Natuurlijk wil ik graag mooie projecten realiseren, zowel residentiële als commerciële, zolang het maar met dezelfde duurzame visie kan. Ik zal niets bouwen waar ik niet achter sta. Ik hoef geen oninteressante opdrachten aan te nemen, puur om het bureau te laten draaien. Die luxe kan ik me permitteren. Waarom zou ik iets om den brode doen, als ik dat brood niet echt nodig heb?
Valsspelen
Rijk zal Spaas nooit worden van architectuur. Toch niet in vergelijking met zijn Bongo-jaren. Waarom haalt hij zich dan nog al die ‘bouwshit’ op de hals, voor een relatief hongerloon dan nog? ‘Ik heb vanuit mezelf de enorme drang om iets te realiseren. Ik wil met mijn kantoor mijn bijdrage leveren aan de architectuur. Dag in, dag uit ben ik passioneel met mijn beroep bezig. Maar ik blijf een ondernemer: zakelijk moet het allemaal wel steek houden, anders speel ik vals. Als mijn bureau alleen maar verlies zou maken, heeft het geen reden van bestaan. Ik wil meer dan break-even draaien. Een hobbyarchitect wil ik absoluut niet zijn.’
Website: brunospaasarchitectuur.be