De modeontwerpers Pieter Mulier en Matthieu Blazy wonen boven op een iconische woontoren in Antwerpen. Architect Glenn Sestig renoveerde die zo secuur dat zijn signatuur onzichtbaar werd.
We kennen een paar mensen die een arm veil zouden hebben voor Pieter Muliers penthouse op Linkeroever. Terwijl de Belgische modeontwerper er eigenlijk heel toevallig op stootte dankzij zijn geheime hobby: uitzonderlijk vastgoed gaan bekijken zonder dat je het wilt kopen. Serendipiteit heet dat: onbedoeld iets waardevols vinden, terwijl je het eigenlijk niet zocht.
Mulier was perfect gelukkig in zijn eightiesduplex aan de Mechelsesteenweg in Antwerpen, vlak naast Zonnewijzer, een appartementsgebouw van Léon Stynen. Echt verhuizen wilde hij niet. Maar toen in Oostende een prachtige triplex van architect Paul Felix te koop kwam, ging hij uit nieuwsgierigheid toch kijken. De makelaar vertelde hem spontaan over een fantastisch penthouse op Linkeroever in Antwerpen dat binnenkort in zijn portefeuille zou komen.
‘Het is toch niet dat appartement boven op de Riverside Tower van Léon Stynen? Met die bomen op het dak?’
‘Jawel, hoe weet je dat?’
‘Ik koop het. En zet de vastgoedadvertentie alstublieft niet online. Ik wil niet wonen in iets wat iedereen al gezien heeft.’
‘Als ik volgende week de deal met de bewoners teken, bel ik jou als eerste op.’
Mooiste penthouse van Antwerpen
Kristof Welleman, de makelaar van Architectenwoning, hield woord. Hij belde Mulier en gaf hem de eerste kans. De modeontwerper was toen in Milaan voor een defilé, maar vloog inderhaast terug om in primeur het penthouse te bezoeken.
‘‘s Avonds hebben we uitzicht op de duizenden lichtjes in de haven van Antwerpen. Het lijkt wel Las Vegas.’Pieter Mulier
‘Ik was er nooit eerder geweest, maar kende het pand dankzij de Antwerpse designdealer Michael Marcy. Als student ging ik hem ’s weekends altijd bezoeken. Hij vertelde me ooit dat hij een loungezetel van Le Corbusier had moeten leveren “in het mooiste penthouse van Antwerpen, op Linkeroever. Met een magnifiek uitzicht op de stad”. Dat verhaal was altijd in mijn hoofd blijven hangen’, zegt Mulier. ‘Dus toen ik de mogelijkheid kreeg om dit te kopen, heb ik niet getwijfeld.’
Paul De Meyer en Léon Stynen
Inmiddels is het penthouse bijzonder knap gerenoveerd door Glenn Sestig. De twee kennen elkaar uit de Antwerpse modewereld, want Sestig studeerde geen architectuur in zijn thuisstad Gent, maar aan de Antwerpse Academie. ‘Weet je dat ik je nog ben komen interviewen voor een schoolopdracht, Glenn? Ik moet 18 jaar geweest zijn’, zegt Mulier. ‘Met de beste wil van de wereld, Pieter: ik kan me dat niet meer herinneren.’
Muliers eerste bezoek aan het appartement in 2015 was wél memorabel. Geneviève woonde er toen nog: de negentigjarige weduwe van architect Paul De Meyer (1922-2011). Die was sinds 1946 de rechterhand van de Antwerpse modernistische architect Léon Stynen. Hij had zelfs de dagelijkse leiding over het kantoor toen Stynen van 1950 tot 1964 directeur was van de kunsthogeschool La Cambre. En toen Stynen in 1977 met pensioen ging, zette hij nog twintig jaar het kantoor voort.
Samen met Stynen ontwierp De Meyer onder meer het casino van Oostende, de Sint-Ritakerk in Harelbeke en het kunstencentrum De Singel in Antwerpen. Maar dus ook de Riverside Tower: een strak geritmeerd appartementsgebouw van twintig verdiepingen aan een Scheldebocht. Tijdens de bouw besliste De Meyer om op de bovenste verdieping een woning met daktuin te realiseren voor zichzelf. Als een belvedère op Linkeroever.
Le Corbusier
De Meyer liet zich duidelijk inspireren door het penthouse dat architect Le Corbusier begin jaren 30 had gebouwd voor Carlos de Beistegui op de Champs-Elysées in Parijs. Maar ook op het dakterras van Corbu’s ‘Unité d’Habitation’ (1947) in Marseille. ‘De Meyer trok hier pas in 1973 in. Dus hij nam drie jaar de tijd om het perfecte appartement te tekenen voor hem, zijn vrouw en hun drie kinderen’, zegt Mulier.
‘Hij ontwierp het in drie niveaus, allemaal geconnecteerd met rolstoelvriendelijke hellingen. Het zotte is: toen ik aan Geneviève mijn partner Matthieu Blazy voorstelde, deed zijn achternaam bij haar een belletje rinkelen. Wat bleek: Matthieus grootvader was hier een vriend aan huis. Ongelooflijk toch?’
‘Je hoort hier niks, je ziet niemand, je kunt hier de hele dag naar de wolken kijken.’Pieter Mulier
Tussen een spar op de daktuin door had De Meyer vanuit zijn leefruimte uitzicht op de Boerentoren: het bankgebouw dat hij samen met Stynen had gerenoveerd na de Tweede Wereldoorlog. Die spar staat er nog. Maar de loungezetel van Le Corbusier is intussen verdwenen. Net als de houten lambrisering, de muntkleurige slaapkamer, het zwarte kamerbreed tapijt dat nooit was vervangen, het plakwerk, de muren die in een bordeauxkleurige hoogglans waren gelakt, de seventiesbar en de designzetels van Joe Colombo.
‘Het interieur was mettertijd nogal decoratief geworden, maar de architectuur van het penthouse was gelukkig onaangeroerd’, zegt architect Sestig.
Signature Glenn Sestig
Op vraag van Mulier bracht Glenn Sestig het appartement zoveel mogelijk terug in zijn bruutste staat: een radicale sculptuur in beton, op 108 meter hoogte. ‘De weduwe van Paul De Meyer had schrik dat wij de architectuur van haar man niet zouden eerbiedigen. Een logische reactie, als je hier meer dan veertig jaar hebt gewoond. Maar ik heb haar beloofd dat we het pand in ere zouden herstellen.’
Mevrouw De Meyer kan inderdaad gerust zijn: constructief heeft Sestig aan het appartement niets gewijzigd. Maar er zijn wel enkele nieuwe doorgangen gemaakt en grotere ramen geplaatst. En enkele functies zijn gewisseld. ‘Vanuit de redenering dat Stynen en De Meyer het nu zo zouden ontwerpen’, aldus de architect.
De grote ronde terrastafel is bijvoorbeeld speciaal voor daar getekend, net als de afgeronde betonnen buitenbank. Waar vroeger De Meyers bar was, bevindt zich nu de keuken: de Signature Kitchen die Sestig voor Obumex ontwierp. ‘Veel mensen denken dat ze van beton is gemaakt, maar alles is in titaniumtravertijn uitgevoerd. Die verwarring is wel interessant’, vindt Sestig.
De vroegere keuken – een donkere, lage kamer met formica kasten – heeft plaatsgemaakt voor Muliers bibliotheek. De houten voorraadkasten zijn er vervangen door betonnen boekenplanken, ontworpen door Sestig. En de betonnen dampkap werd een lichtkoker. ‘Matthieu en ik zitten hier ’s avonds vaak’, zegt Mulier. ‘We hebben uitzicht op die duizenden lichtjes in de haven van Antwerpen. Het lijkt wel Las Vegas.’
Pieter Mulier
Pieter Mulier is nog maar de tweede eigenaar van het appartement. Maar hij en Paul De Meyer hebben zoveel gemeen dat het bijna ‘meant to be’ aanvoelt. Toen De Meyer nog leefde, is over zijn penthouse nooit een reportage verschenen. Hij ketste altijd alles af, zelfs filmopnames, omdat hij zijn huis als zijn privédomein aanzag. Klanten kwamen ook niet naar boven: in zijn arendsnest wou hij met rust gelaten worden.
Ook Mulier stond jarenlang weigerachtig tegenover journalisten die hem thuis wilden interviewen. ‘Dit huis is mijn rustplek. Ik leef hier op een eiland en dat geeft me een soort vakantiegevoel. Je hoort hier niks, je ziet niemand, je kunt hier de hele dag naar de wolken kijken. Nu ik door de coronacrisis veel thuis werk, heb ik gemerkt hoe inspirerend de architectuur is. En hoe graag ik in de tuin werk’, zegt hij.
Dat treft: ook De Meyer was een groot tuinliefhebber. Hij ontwierp zijn tuin in verschillende niveaus, met terrassen, grasperkjes, bomen en beschutte zitplekjes. ‘Maar toen ik het pand kocht, was de buitenruimte in zeer slechte staat,’ zegt Mulier. ‘Ik schakelde Martin Wirtz in om een nieuw ontwerp te tekenen, met windbestendige planten en bomen. Maar uit respect hebben we twee oude bomen laten staan.’
Uit de schaduw van Raf Simons
Ook professioneel hebben De Meyer en Mulier een gelijkaardig profiel. De architect speelde perfect zijn rol in de schaduw van de visionaire Léon Stynen. Ook al runde hij de facto de studio. Als modeontwerper werkte Mulier ook jarenlang in de schaduw van Raf Simons, de artistiek directeur voor onder meer Dior en Calvin Klein.
Maar nu beiden besloten om hun eigen weg te gaan, is Pieter Mulier klaar voor een rol buiten die schaduw. ‘Ja, ik mis de samenwerking met Raf. Maar het was tijd om mijn eigen vleugels uit te slaan’, aldus Mulier. Waarheen hij dan wil vliegen?
‘Momenteel ben ik aan het onderhandelen over een grote modejob. Ik geloof meer in de kracht van een merk dan van een ontwerper. Karl Lagerfeld is dood, maar kijk, Chanel schittert meer dan ooit. Momenteel doe ik consultingopdrachten voor enkele grote modelabels. Eén keer per week ga ik naar Parijs. Voor de rest gebeurt alles via Zoom. Ik stuur de klanten mijn ideeën en ontwerpen, en zij doen ermee wat ze willen. Dat werkt een pak gemakkelijker dan een team van 600 mensen aansturen, zoals bij Calvin Klein. Dat wil ik niet meer.’
Originele architectuur
Het penthouse is een van de veertig topprojecten die Glenn Sestig selecteerde voor zijn nieuwe monografie, die in november uitkomt bij de Hongkongse uitgever Oscar Riera Ojeda Publishers. ‘Het gekke is: ik heb ook al 25 jaar een band met dit appartement’, onthult de architect. ‘Toen ik 18 was, bezocht ik het als architectuurstudent. Dat bezoek is me altijd bijgebleven, door de sterke architectuur, het magnifieke uitzicht op de Schelde en die tuin op de 21ste etage.’
'Het klinkt tegenstrijdig, maar hoe minimaler je wilt bouwen, hoe complexer het wordt.'Glenn Sestig
Als we nu samen met Pieter Mulier en architect Glenn Sestig door het penthouse wandelen, weet je nooit goed wat origineel was of wat toegevoegd is. Sestigs ingreep is zo discreet gebeurd dat je het verschil niet merkt.
‘Nee, ik was niet geïntimideerd door de architectuur van Paul De Meyer of Léon Stynen. Maar waarom zou ik mijn stempel drukken op iets wat al magnifiek is? Pieter vroeg ons om het dakappartement helemaal uit te puren. Zo extreem mogelijk, tot we aan de pure betonnen schil uitkwamen. We wilden de originele architectuur weer blootleggen, want die zat verstopt achter de decoratie. Alle plakwerk is afgekapt, alle beton is gezandstraald en – indien nodig – bijgewerkt.’
Mulier: ‘Die retouches zijn bewust zichtbaar gehouden. Het zijn littekens van de tijd. Na de oorlog in ex-Joegoslavië ben ik ooit puin gaan ruimen in Sarajevo. De inslagen van bommen en granaten werden daar in huizen opgevuld met rood cement. Prachtig, zo’n eerlijke architectuur. Daarom wou ik hier absoluut geen gyproc in mijn appartement. Alles moest zo minimaal mogelijk blijven.’
Sestig: ‘Het klinkt tegenstrijdig, maar hoe minimaler je wilt bouwen, hoe complexer het wordt. En zeker op deze plek. Beton honderd meter hoog oppompen is niet evident. Die dag waren ze met veertig man op de werf. Dat vergt wel wat ervaring. Aan een jonge architect moet je zoiets niet vragen.’