Zeldzaam zijn de intacte, nooit eerder gepubliceerde huizen van de architect Léon Stynen. Nog zeldzamer is het als de originele opdrachtgever er nog in woont. Professor emeritus en baron Herman Van der Wee, de vader van Horta-specialiste Barbara Van der Wee, bouwde in 1963 het huis van zijn dromen met Stynen. Hij is er nog altijd verliefd op.
Sommige huizen hebben alles. Een architect op zijn hoogtepunt. Een bekende, oorspronkelijke bewoner. Een originele staat om u tegen te zeggen. En een actuele kapstok: het Léon Stynenjaar, waarvan de hoofdtentoonstelling het voorbije weekend in deSingel in Antwerpen opende. Het begeleidende boek is knap gestoffeerd met archiefmateriaal, dat Stynens kantoor in 1988 aan de stad Antwerpen schonk, en nieuwe foto's van Filip Dujardin.
Een van de verborgen parels in het boek is deze woning voor baron Herman Van der Wee (90) en wijlen zijn vrouw Monique Verbreyt. Het is een onbekende realisatie van Stynen uit de jaren zestig, zijn naoorlogse topperiode, toen hij ook de Sint-Ritakerk in Harelbeke (1961), deSingel (1963), C&A Meir (1962) en de BP-Building (1960) in Antwerpen realiseerde.
Princeton en Harvard
De naam Van der Wee doet in de economische wereld misschien wel meer belletjes rinkelen dan die van Stynen. De internationaal gerenommeerde professor economische geschiedenis aan de KU Leuven schreef referentiewerken over de wereldeconomie en de geschiedenis van de Generale Bank en de Nationale Bank van België. Voor zijn uitmuntende carrière kreeg hij niet alleen talloze wetenschappelijke titels, maar ook de barontitel. Hij was de leermeester en doctoraatspromotor van Herman Daems, nu voorzitter van BNP Paribas Fortis. Ex-minister Frank Vandenbroucke (sp.a) was twee jaar zijn assistent. Vraag Paul Bulcke, de gewezen CEO van Nestlé, welk vak hem het meest is bijgebleven en hij antwoordt: economische geschiedenis van professor Van der Wee.
Hoorcolleges geeft hij niet meer, maar het vuur is nog niet gedoofd. Met veel passie vertelt de emeritus ons over zijn wetenschappelijke topcarrière, onder meer in Princeton, Harvard en Washington. Maar ook over zijn woning, in 1963 gerealiseerd door de grote Léon Stynen (1899-1990) en zijn associé Paul De Meyer (1922-2011).
Luister', zei Stynen, 'ik maak twee maquettes. Een van jullie droomhuis en een van een huis dat architecturaal en esthetisch interessant is.
Architecturaal is het huis een intact schoolvoorbeeld van Stynens naoorlogs internationaal modernisme. In kleine interieurdetails lees je ook een ander, persoonlijker verhaal. In de hal hangt een vroege tekening van Sam Dillemans, de zoon van oud-KU Leuven-rector Roger Dillemans, met wie Van der Wee goed bevriend is. Op de piano in de gang speelde zijn dochter, Barbara Van der Wee. Zij is dé kenner en restauratiespecialist van Victor Horta en verbouwt onder meer mee het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Stynen is overigens de enige architect die ze ontmoette vóór ze architectuur begon te studeren.
Bomen als cadeau
Weinig mensen weten dat Van der Wee zijn carrière in het bedrijfsleven begon: hij leidde mee het textielbedrijf van zijn schoonvader. In 1963, toen zijn doctoraat in boekvorm uitkwam, besloot hij om het zakenleven vaarwel te zeggen. 'In datzelfde jaar wilden we bouwen, maar ons budget was nogal beperkt. Via via kwamen Monique en ik te weten dat er een perceel te koop kwam in Sint-Pauwels, tussen Sint-Niklaas en Kemzeke.'
'Een lap van 2,8 hectare landbouwgrond was het, met een zandwegel en hoge bomen. 38 Belgische frank, nog geen euro, betaalden we per vierkante meter. De bomen kregen we cadeau. Die waren toen ook 6.000 frank (150 euro) per stuk waard', herinnert Van der Wee zich. 'Omdat ik toen al veel publiceerde, wilde ik een plek waar ik rustig aan mijn wetenschappelijk onderzoek kon werken. Begin jaren zestig reden hier nauwelijks auto's. Paard en kar was het vervoersmiddel bij uitstek, naast de fiets natuurlijk. Boeren zaaiden nog met de zak. Dat konden we allemaal zien vanaf dit stuk grond, midden in de velden. In de jaren zeventig zijn de percelen hierrond verkaveld.'
Toen ze de grond kochten, woonden Herman Van der Wee en zijn vrouw Monique nog in Antwerpen. Tijdens de weekends kwamen ze speciaal naar Brasschaat om naar mooie huizen te kijken en de bijbehorende architecten te traceren. 'Op een dag kwamen we voorbij een prachtige mansion. Vragen staat vrij, dacht ik. Toen we aanbelden, deed de dienstmeid open. Het bleek de villa van de familie Vander Elst, die als sigarettenproducent Tabacofina- Vander Elst onder meer Belga maakte. De architect bleek Léon Stynen. De modernistische villa dateerde van 1948, maar Stynen had in de jaren twintig voor diezelfde familie al enkele tabakswinkels ontworpen.'
'Wij belden de architect voor een afspraak. Op zijn drukke kantoor, dat hij vanaf 1946 deelde met Paul De Meyer, werden we stijlvol ontvangen. Ik kende het werk van Stynen eigenlijk al. Hij had onder meer het Casino in Knokke ontworpen tussen 1928 en 1930. Mijn moeder hield enorm van opgedirkte mensen. Wanneer we in augustus op vakantie waren in Duinbergen, gingen we altijd kijken naar de elegant geklede vrouwen die gracieus het casino binnenliepen', vertelt Van der Wee. 'Omdat wij maar een klein huis wilden met een beperkt budget en zijn bureau al zoveel grote opdrachten had, waren we bang dat hij onze vraag zou weigeren. Maar hij hapte vrijwel meteen toe. Stynen zei: "Ik heb hier veel stagiairs rondlopen, onder meer uit Zuid-Amerika. Zij moeten niet alleen grote realisaties kunnen tekenen, ook kleinere."'
Driemaal te duur
Stynen was een charmante, charismatische man, maar absoluut niet gemakkelijk. 'Mijn vrouw wilde graag een huis met een zolder omdat ze goeie herinneringen had aan haar ouderlijk huis. Toen ze dat aan Stynen voorstelde, keek hij haar doordringend aan. "Luister eens, meneer en mevrouw," zei hij, "ik zal twee maquettes maken. Een van het huis van jullie dromen en een van het huis dat architecturaal en esthetisch wél interessant is. Kijk, die bomen op jullie terrein worden 35 meter hoog. Als je daar een klein huis met een zadeldak naast zet, zal dat banaal zijn. Ik kan die verticale bomen perfect in harmonie brengen met een horizontaal huis."'
Alles is Stynen, en alles is nog intact, tot en met de hondenkennel.
Stynen en De Meyer tekenden een corbusiaans ontwerp voor een U-vormige paalwoning met een hellend vlak als toegang. 'Stynen zei ons: "Als je dat bouwt, dan kom je in alle magazines." Wij waren verkocht natuurlijk. Toen kwam de aanbesteding: zijn project op palen kostte drie keer meer dan ons budget voorzag. Ik was toen al docent, maar nog niet vastbenoemd. Mijn vrouw kwam uit een textielfamilie, als macro-econoom wist ik al dat daar geen toekomst meer in zat. Dus vroegen we hem het ontwerp aan te passen.'
'Uiteindelijk bouwde hij een horizontale L-woning, met de mogelijkheid om er later een vleugel aan te bouwen, zodat het een U zou worden. Door de gang wat te versmallen, de toegang in te perken en de kinderkamers te verkleinen, ging zijn project maar een klein beetje over budget.'
Die kinderkamers kwamen trouwens niet alleen van pas voor hun kroost. Wanneer buitenlandse collega-professoren in België waren, sliepen ze liever in het Stynen-huis dan in een hotel. 'Omdat we maar drie kleine kinderslaapkamers hadden, stonden wij onze master bedroom af aan de gasten. Als iedereen lag te slapen, slopen wij het huis uit en overnachtten bij onze schoonouders. De volgende ochtend kwamen we in alle vroegte terug voor het ontbijt. Niemand die iets doorhad.'
Domme beslissing
Van der Wee en zijn vrouw hadden enkele keren contact met Stynen, maar voor de opvolging van de werf kregen zij vooral De Meyer te zien. Die nam tussen 1950 en 1964 de dagelijkse leiding van het kantoor over, omdat Stynen ook directeur aan La Cambre in Brussel was. 'Stynen was de charismatische patron, De Meyer de man met visie en stijl. Hij had niet alleen tekentalent, hij was ook bijzonder vriendelijk en goed georganiseerd', zegt Van der Wee.
'In 1972 beslisten we om, samen met Stynen, een kleine aanbouw te doen. Monique had een schrijfplek nodig. Oorspronkelijk was voorzien om van de L-vorm een U te maken, maar daar zagen de architecten van af. Dat zou het uitzicht belemmeren. Overal werd optimaal contact met de natuur behouden. We zijn in alles het advies van Stynen en De Meyer gevolgd, zelfs in de keuze van het designmeubilair. De klassiekers van Eames, Scarpa en Kjaerholm staan er nog altijd. In één element ben ik hen niet gevolgd, de glazen deur naar mijn schrijfplek. Ik wilde daar een gesloten deur om me te kunnen concentreren wanneer ik wilde schrijven. Een domme beslissing, want zo is de zichtas afgebroken.'
Voorts is de woning onaangeroerd en dat is absoluut uniek. De badkamer heeft nog de originele travertijntegels, de keuken is nog volledig anno 1963. Zelfs de kleine hondenkennel is getekend door de architect. In de privébibliotheek van de professor voel je zelfs de invloed die Le Corbusier op Stynen had. De twee kenden elkaar al goed sinds het interbellum. De donkergroene boekenplanken zijn typisch Corbu. Stynens bezoek aan Chandigarh in 1963, de Indiase stad van Le Corbusier, liet hier ook zijn sporen na. Hij bracht uit India textiel mee, meer bepaald wilde zijde, die hij in deze woning als groene en goudkleurige gordijnen gebruikte.
'Het zijn zulke details die het ontwerp af maken. Na 55 jaar woon ik nog altijd enorm graag in dit huis. Het zit intuïtief zeer goed in elkaar. Je kan hier perfect wonen en werken zonder dat je elkaar stoort. Een van de mooiste elementen vind ik deze losstaande wand tussen de woonkamer en de zithoek', zegt Van der Wee. 'Je kan hem perfect losmaken. Het huis kon dus meegroeien met het gezin. Maar de grootste troef van de woning is natuurlijk de enorme openheid naar het landschap.'
In dat landschap valt ons, net voor ons afscheid, plots een zwart tuinhuis op, dat duidelijk niet de stempel van Stynen draagt. 'Dat is het enige waar Stynen en De Meyer geen zeg in hadden. Het was de speelkamer van de kinderen vroeger, later werd het mijn schrijfruimte. Toen ik professor emeritus werd, verhuisde mijn volledige boekencollectie naar de blokhut. Er staan best wat zeldzame titels tussen. Studenten die opzoekingswerk moeten doen, zijn er welkom. Al hang ik er zelf ook nog graag rond, met mijn neus in de boeken.'
Niet alleen architect, ook meubelmaker
Architect Léon Stynen (1899-1990) was ook actief als meubelontwerper. Om het 'Léon Stynen'-jaar te vieren, zet Bulo de 'SL58'-stoel in de schijnwerpers. De stoel is destijds ontworpen voor Straatman, Loral & Cie. Dat Antwerpse bedrijf presenteerde de stoel op Expo 58 in Brussel.
Stynens kantoor ontwierp tal van meubelen, vaak voor specifieke interieurs. Maar daarvan is zeer weinig op de markt. Zelfs de originele SL58-stoelen zijn zeldzaam. Bulo's herinterpretatie van de SL58-stoel is prominent aanwezig op de expo 'Léon Stynen, architect' in deSingel.
Op de Biënnale Interieur 2018 krijgt de stapelbare stoel speciale aandacht op de Bulo-stand én op de stand van Delen Private Bank.
'Léon Stynen, architect', tot 20 januari 2019 in deSingel. Bijbehorend oeuvreboek 'Léon Stynen. A Life of Architecture (1899-1990)', 44,50 euro. Kleine thema-expo's focussen in deSingel op zijn kunstsmaak én op de fotoreeks die hij in Chandigarh maakte. www.stynen2018.be
Biënnale Interieur in Kortrijk: van 18 tot en met 22 oktober 2018, meer info op: www.interieur.be/biennale/2018